- Mijn man vertelt toch geen leugens? Hij heeft het je zelf horen zeggen.
- Maar mijn God, mevrouw Nathans, dat heb ik niet gezegd. Stel je voor! Uw man vergist zich. Ik zou zoiets niet kùnnen zeggen. Ik gebruik dat woord nooit. Dat is een scheldwoord en schelden doe ik niet.
Esther zag dat Aurora nog te verbaasd was voor boosheid. Dit gaf haar de moed om haar man te verdedigen en, zij het in haar hart tegen beter weten in, uit te vallen:
- Jawel, jawel, dat heb je wel degelijk gezegd. Niet tegen hem, maar over hem, en zo dat hij het horen moest, dus toch tegen hem.
Nu werd dan Aurora eindelijk werkelijk kwaad.
- Dan eis ik dat u me zegt waar en wanneer...
- Eisen? Eisen?... Maar goed, ik zal het je precies zeggen. Je stond met die vriendin van je op straat te praten, vier of vijf dagen geleden, en toen kwam mijn man aan, en toen hij de stoep opliep, toen hoorde hij je duidelijk tegen die vriendin... Leo, geloof ik... maar toen hoorde hij je duidelijk zeggen: ‘Dat is een smousje’.
Reeds wilde Aurora op haar beurt uitvallen, toen haar eensklaps een licht opging. Dit was de krankzinnigheid gekroond!
- Maar we hadden het over ons hondje, mevrouw Nathans, over Baaltje, ons hondje dat ik uitbet. Dàt is een smousje.
Ze zag het verblufte gezicht van Esther. Ze kon zich niet meer goedhouden, en toch evenmin de stumper in haar gezicht uitlachen. De enige uitweg was aan dit gesprek onmiddellijk een einde te maken. Gelukkig stond ze nog vlakbij de kamerdeur. Pijlsnel verdween ze. Het was ook nog een edelmoedige daad, want ze bespaarde daarmee de ander het vertoon van hopeloze schaamte.
Ze rende de trap op en viel als een bom binnen bij Van Marle