geplaatst. Zulke venijnigheidjes waren voor de gastvrouw niet volstrekt nieuw, en ze was verstandig genoeg om te lachen en er over heen te praten. Ook Leo lachte terwijl ze het zei, en vertoonde dan in de smalle, beweeglijke mond haar draperie van puntig ijs.
Toen zij afscheid nam ging Aurora mee om Baaltje even uit te laten. Baaltje had een mandje in Van Marles werkkamer. Deze twee - de man en de hond - voelden voor elkaar een grote onuitgesproken genegenheid. Een wisselstroom ging er tussen schrijfbureau en hondemand, en meer nog tussen twee ruggen die contact hadden in de bureaustoel. Aurora riep even om de hoek van de deur. Van Marle viste het recalcitrante beestje achter zich vanuit de diepte van zijn stoel op, maar buiten, aan de lijn, lichtte het dadelijk zijn pootje tegen een lantarenpaal voor de huisdeur, zeer voegzaam en zo hoog dat het van zindelijkheid haast omtuimelde. Het wou liefst weer dadelijk naar de stoel terug, maar bedacht zich, want even snuffelen bleek toch ook zijn eigenaardige bekoring te bezitten. Leo toefde nog een ogenblik.
- Is dat nu jullie hond? vroeg ze zonder belangstelling.
Want ze had Baaltje nog niet gezien.
- Ja. Hij heet Baaltje. Een vondst van Edwin. Vind je de naam niet leuk?
- Gaat nogal. Een beetje gezocht. Ras?
- Ja, een smoushondje.
- Lijkt me van niet. Heeft hij een stamboom?
- Neen, maar de man bij wie we hem kochten heeft... Zeg, even groeten, daar komt meneer Nathans, onderbrak Aurora zichzelf. Max Nathans, die op ongeregelde tijdstippen een kleine wandeling placht te maken, kwam op hen toe, een keurig heertje. Hij nam stijfjes, maar hoffelijk de hoed af. De dames groetten terug.
- Het is een smousje, heus, vervolgde Aurora met klem.
Ze wilde de illusie van het gezin een rashond te hebben behou-