Leblanc: ‘Lijkt het anders’ is misschien beter.
Dauwput: Je kunt wel gelijk hebben. Ik kan het Russische volk niet peilen.
Van der Gronden: Ik voor mij geloof dat je aan het opruimen van wat gammel is nooit zult kunnen ontkomen. Ook in een conglomeratie van huizen geldt the survival of the fittest.
Uitermolen: Jaja, we lossen het nu wel heel aardig op, hier onder elkaar. Maar een mens kan je niet ad infinitum blijven oplappen, en een gebouw wel. Iedere oude afbraak hier gaat me aan mijn hart.
Van der Gronden: Mij ook, maar we redeneren nu als egoïsten. Been: Daar zit iets in. Behoudzucht is egoïsme. Persoonlijk of onpersoonlijk, het blijft egoïsme.
Reemtsma: Weet je wat voor een indruk de oude stad hier soms op me maakt? Je moet eens op een brug gaan staan, dan lijken die rijen smalle huizen allemaal rijen boeken, netjes op de boekenplanken, deftige folianten met donkere ruggen, en af en toe een ordinair pocket-book er tussen.
Leblanc: Dat is meer iets voor onze archivaris.
Dauwput: Mag ik dan op dat beeld doorgaan? Dan zijn die nauwe zijstraten openingen in de rijen boeken. En natuurlijk denkt Reemtsma vanaf zijn standpunt: daar kunnen nog best een paar boeken tussen. Maar dan vergist hij zich. Want als hij goed kijkt, dan ziet hij dat het er op die plaatsen wemelt van boekenschorpioenen die allemaal onderweg zijn naar een andere band om zich daar weer in te gaan graven.
Uitermolen: Boeken of geen boeken, het zit me een beetje dwars dat Van Marle hier een nationaal park wil stichten, juist hij.
Van Marle: Alleen omdat je toch niet alles behouden kunt.
Leblanc: Och, misschien winden we ons op voor niets. Wie weet wat er ons boven ons hoofd hangt.
Uitermolen: Dat is een ander chapiter. Daar mag je niet van uit-