Marle heeft me uitgelegd dat hij daarin de gedachte heeft willen leggen van biddende handen, zoals je dat ziet bij de Primitieven, met een flauwe buiging van de vingers, en de toppen even tegen elkaar.
- Een mooie gedachte, zei de predikant.
- En ik geloof uitstekend uitgewerkt, vervolgde Termunten. Van Marle bleef bescheiden.
- Ik hoop het, zei hij. Ik moet er wel even op wijzen dat zo'n steil dak veel wind vangt. Met die druk heb ik gerekend door een zwaardere constructie van de kap. En dan moet het dak met zijn ene zijkant op het Westen liggen, waar altijd de meeste wind vandaan komt. Een lager dak met minder glooiing komt heel wat goedkoper uit.
- Dat speelt geen rol, zei Termunten op afdoende toon. Dat heb ik u al gezegd.
De predikant vroeg:
- Zal zo'n hoog dak de toren niet drukken?
Als antwoord ontrolde Van Marle zijn eerste perspectieftekening, een aquarel. Hij was een bekwaam aquarellist op zijn eigen terrein. Daarbuiten bewoog hij zich niet, en hij had zelfs geen behoefte het eens te proberen. Hij kende zijn grenzen.
Het gebouw stond met het front onder een kleine hoek naar de kijker toe. Het vertoonde nog verkort een zijgevel, een van de uitbouwen en iets van het koor. Een lichtblauwe vochtige Hollandse hemel lag erboven. Deze aquarel was een kunstwerkje waarvan hij de uitstekende indruk bij de anderen, ook bij Termunten, aanvoelde. De predikant kwam op zijn vraag terug.
- Daarnet leek de toren me een beetje gedrukt door het dak, maar zo niet, neen, allerminst.
Toen kwam de tweede aquarel aan de beurt: het interieur, gezien naar de avondmaalstafel en het koor. Men vond dit haast nog mooier. De zachte kleuren waren lichter, blanker. Met één uit-