gehouden, het enkele feit dat er hier een kerk in hoofdzaak zou worden bekostigd door één persoon - wat publiek was gemaakt om anderen te prikkelen tot aanvulling van de ontbrekende gelden -, dit feit bracht de bouw nog meer op de voorgrond.
Ook wist Van Marle dat deze vergadering rechtstreeks Termunten zelf aanging omdat diens keus op hem was gevallen. Zeker had Termunten een voorname stem, maar de kerkeraad kon toch geen gedrocht aanvaarden, en voor een afwijzend oordeel zou de gever moeten wijken. Dit alles zag Van Marle, volstrekt geen fantast, zeer wel in, en hij zag het vooral duidelijk in tegen de achtergrond van deze groene tafel. Welk een figuur zou bij weigering ook Termunten slaan, en te meer omdat Van Marle wel vermoeden kon dat hij, Termunten, nog nooit een zo grote som had weggeschonken. Omtrent het verleden van zijn opdrachtgever wist hij niets, maar was het niet roekeloos, deze keus van een onbekende alleen op grond van een aardige villa? En dan, welk een moeilijk vak was de architectuur. Je werkt met het weerbarstigste materiaal, je weet nooit hoe je schepping zal uitvallen, gezien in haar eigen kleuren, vormen, verhoudingen, - gezien in dat alles, maar bovendien geplaatst in haar omgeving, in haar belichting, onder haar uitspansel, in haar klimaat, in heden en toekomst.
Voor Termunten waren de tekeningen die nu opengelegd werden niet nieuw, behalve de laatste drie. Maar hij was toch geen technicus, en een principaal moet op zijn architect vertrouwen. Alles wat Van Marle hem had vertoond had hij goedgekeurd, maar wat hielp dat als de kerkelijke heren het een onmogelijk ontwerp vonden? Hij moest op het ergste voorbereid blijven, zelfs op de afkeuring door Termunten van wat deze eerst had goedgekeurd. Hij had geen vertrouwen meer in die aanvankelijke goedkeuring; dat liep veel te mooi; hij vond er iets sinisters in.