Verzameling der dichtwerken over de Belgen
(1810)–Pieter Joost de Borchgrave, A.E. van den Poel, David de Simpel– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Aan het taal, dicht- en tooneel-kundig genootschap gekent onder de spreuk: aMor VInCIt binnen de stad Aelst, ter gelegenheid van zyn zevenste eeuw-gety, Dry-voudigen redestryd en plegtige uitreiking van deszelfs onderscheide eer-lauwrieren.
Triomf! dien grooten dag is eindelyk geboren,
Waar op uw Broeder-Schaar, waar op uw' maatschappy,
Die door geen' staats orkaan haar' glans ooit heeft verloren,
Viert, in de grootste praal, haar zevens te eeuwgety.
Triomf! uw schedel torst die schoone jubelblaaren,
Waar voor de Diadeém haar glinsters duiken moet!
Wat overheerlyk groen van zeven-honderd jaaren
Omschaduwt in dit uur uw dierb'ren broederstoet!
Juicht, Belgen! juicht om 't meest, deelt in den roem en praale
Die 't Jubel-vierend-Aelst van dag word toegewyd!
Ciert met uw letterloof zyn glorieryke zaale,
En stuit de grimmigheid der laster-zieke nyd.
Hef, schrand'ren heer Caudron! het adelyk gebeente,Ga naar voetnoot(*)
In dit zoo heuglyk uur, al juichende uit het graf:
Werp, werp een starrend' oog op Aelstersch eergesteente,
Waar aan wel eer uw geest zoo grooten luister gaf.
| |
[pagina 2]
| |
Voeg uwe praalfestoens by hunne jubeltelgen;
Geef eer aan uwe Stad, aan uwe maatschappy;
Ja, plaatst u in den rang van onz' gekroonde Belgen
Op 't glorieryk gestoelt' van Kunst en Poëzy.
Wat roem en heerlykheid voor u, ô Aelsterlingen!
Te zien in uwe zaal, een kamp, een' rede-stryd,
Waar Belgen, op uw vraag, hun' Vaders grootheid zingen,
En stellen voor elks oog van uit den vroegsten tyd.
Te regt viert gy uw feest, te regt zyn de edle kranssen
Van uwe jubelnymf omstraald van godlyk licht,
Van goud, van hemelgloed en duizend flikkerglanssen,
Die in geen westerkim ontzinken aan 't gezigt.
Gaat voort, o Broeder tal! in vlyt en kundigheden;
Zyt trotsch op 't Jubelgroen van zeven-honderd jaar:
Wie volgde u op het spoor, wie stapte in uwe schreden
Die geenen hinderpaal, geen stronkels wierd gewaar?
Gy hebt uw guldenspreukGa naar voetnoot(*) de grootste kragt gegeven;
Zy blonk, in al uw doen, als in een gouden plaat:
Zy was en bleef de ziel, de dryfvéer en het leven,
Waar door uw Maatschappy tot heden is in staat.
Gaat voort, reikt haar de hand, schuilt onder haare vlerken,
Doet huide aan liefde en kunst, als broeders van een bloed;
Zoo zal de laatste Belg uw praal, uw grootheid merken,
En roemen op den bloei van zulk een Dichterstoet.
Myd altyd Nyd.
|
|