Brusselschen Blom-hof van Cupido(1641)–Willem van der Borcht– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Klinck-dicht. Hy neemt ander-mael voor ghestadigh te beminnen. TVVee ponden fijn venijns met honich over-smert, Heeft onse Voedtster-vrouw' u (Nymph') in 't hert' ghegoten, En dat wegh-loopende beseghelt en besloten Met sulcken kristallijn, dat het my heel verteert, VVel stijf belonckende (daer 'k niet en ben verweert) En als was smilten doet, want hoe soud' 't soet der minnen (Dat in u is behuyst) soo veel smerts konnen vinnen In sijnen goeden aert ? 't en waer het over-veert Een doodelijck verghif, noch ben ick soo verhanghen Aen dees soet-ghiftigheydt, dat ick door het verstanghen Noch selver om de doodt, u Lief, verlaten sal: VVant all' uw' lodd'righeydt', uw' wel-ghevrochte leden, V lockende ghesicht, en schoone frayigheden, My trecken meer tot u als 'k word' verleet door gal. Vorige Volgende