Brusselschen Blom-hof van Cupido
(1641)–Willem van der Borcht– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
V hert' blijft even koel, en mijnen tayen bandt
Blijft staegh aen my gheleemt: sult ghy 't niet eens betoonen,
Verwisselt van den nijdt, en my uw' gunsten thoonen
Verselt met eenen kus, die van den marb'ren kant
Van uwe lipkens komt, en met kleyn t'samen-smaecken
(O ! lieffelijcke vreughdt,) ons beyde adems facken ?
Dat soo ziel-treckende ons gheesten zijn ghepaert,
En ick met recht bescheedt het soet der weder-minnen
En blijdelijcker stem noch eens magh gaen beghinnen:
Oft soo niet; hoort mijn tongh' hier nieuwe klachten baert.
|
|