De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
(1897)–Hans Bontemantel– Auteursrecht onbekend
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage VII. Opbrengst van den grooten accijns in de jaren 1636-1662.In het tijdvak 1636-1662 verstaat men onder grooten accijns: den accijns van de bieren en azijnen, die binnen de fortificatie der stad geconsumeerd werden, en van het graan, dat in de stad werd gebracht. Hij werd niet verpacht, maar door accijnsmeesteren ontvangenGa naar voetnoot1). Oudtijds verstond men onder grooten accijns den accijns op wijn en bier, die reeds in het midden der 14de eeuw geheven werd en die, toen in de 15de eeuw nieuwe accijnsen werden ingesteld, den naam ‘groote excijs’ kreeg, omdat hij het meest opbracht. Ook de koren-accijns wordt er later toe gerekendGa naar voetnoot2). Nog in het laatst der 16de eeuw behoort de wijnaccijns tot den grooten accijns en wordt door accijnsmeesteren geindGa naar voetnoot3); in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
midden der 17de eeuw komt hij voor onder de kleine accijnsen en wordt verpachtGa naar voetnoot1). De accijns op bieren en granen, vooral de eerste, is altijd een voorname bron van inkomsten voor Amsterdam geweestGa naar voetnoot2). Ook in het midden der zeventiende eeuw is dit het geval. In 1653 bv. bracht de groote accijns meer op dan alle kleine accijnsen tezamenGa naar voetnoot3). In Bontemantels Resol. Raad II, 1, p. 47 sqq. vond ik een statistiek van den ‘ontfang door de heeren axcijsmeesters over stats bieren, asijn ende graenen’, in de jaren 1636-1662. Toen ik echter de getallen van Bontemantel vergeleek met de getallen, die men in de stadsrekeningen vindt onder het hoofd ‘opbrengst van den grooten accijns’, bleek er een aanmerkelijk verschil te zijn. Ik laat die getallen daarom hier volgen, zooals de lijst van Bontemantel en zooals de stadsrekeningen ze hebbenGa naar voetnoot4); de eerste vermeldt afzonderlijk de opbrengst van bier- en azijnaccijns en korenaccijns en, te beginnen met 1653, ook de opbrengst van het armengeld der bieren, waarover straks; de stadsrekeningen geven alleen het totaalbedrag van den grooten accijns.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijkt men de eindgetallen van Bontemantels lijst met die van de stadsrekeningen, dan bespeurt men een aanmerkelijk verschil. Bijna altijd zijn de eerste veel hooger, alleen in de jaren 1647, 1657 en 1658 lager; het verschil is bovendien zeer afwisselend in verschillende jaren. Het ligt voor de hand, dat ik het eerst getracht heb de verklaring van dit verschil te vinden door de boeken van accijnsmeesteren uit het tijdvak 1636-1662 te raadplegen. Hiervan is echter geen enkel meer overGa naar voetnoot1). Nu deze weg dus niet open staat, kan ik slechts laten zien op welke wijze ik beproefd heb tot een oplossing van de moeielijkheid te geraken. Van ouds werden uit de opbrengst van den grooten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
accijns de ‘rentiers’ van de stad betaald, d. w. z. zij, die rentebrieven ten laste van de stad haddenGa naar voetnoot1). Ook in de rekening van 1594 komt als eerste post der uitgaven voor: ‘de renthe, door afschrijving van Tresorieren betaelt bij exchijsmeesteren van den grooten exchijs’Ga naar voetnoot2). Duidelijker nog wordt de toedracht der zaak, als men de stadsrekening van 1607 opslaat. Als eerste grossa van ontvangst wordt daar genoemd de opbrengst van den grooten accijns. Na de laatste grossa van ontvangst en vóór de eerste grossa der uitgaven wordt dan vermeld het bedrag, dat door accijnsmeesteren aan houders van rentebrieven is uitbetaald; dit bedrag, vermeerderd met de wedde van accijnsmeesteren en de overige onkosten van het accijnshuis, wordt dan afgetrokken van de opbrengst van den grooten accijns, en de resteerende som opgeteekend als: ‘ergo meer ontfangen als uytgegeven’, welk bedrag door Tresorieren van het volgende jaar als ontvangpost wordt geboekt. Na het jaar 1607 is de toedracht der zaak waarschijnlijk dezelfde gebleven, maar zij blijkt niet meer zoo duidelijk uit de rekening. Immers, in de rekening van 1608 wordt niet meer, zooals in die van het vorige jaar, eerst de bruto opbrengst van den grooten accijns genoemd en later daarvan afgetrokken het bedrag van de uitbetaalde rente, vermeerderd met de wedde van de accijnsmeesteren en de onkosten van het accijnshuis, maar men vindt daar, als 13de grossa van ontvangst, den ‘ontfang van den grooten excijse’, bestaande uit: een restant van de opbrengst van 1607 + wat in 1608 ‘meer (is) ontfangen dan uytgegeven’. Hoewel in deze rekening de uitbetaalde rente, wedde en onkosten niet uitdrukkelijk genoemd wordenGa naar voetnoot3), meen ik toch te moeten aannemen, krachtens de uitdrukking ‘meer ontfangen als uytgegeven’, dat zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook hier van de opbrengst van den grooten accijns zijn afgetrokken. Komen wij thans tot de jaren, waarmede de boven afgedrukte statistiek van den grooten accijns aanvangt. In de stadsrekeningen van 1636, 1637 en 1638 vindt men nog de woorden: ‘van den excijsmeesteren van den grooten excijs ontfangen over zooveel bij henluyden meer is ontfangen als uytgegeven’. Te beginnen met 1639 verandert dit echter in ‘van den excijsmeesteren van den grooten excijs ontfangen over collecte van denzelven excijs’, en deze uitdrukking vindt men verder steeds in de rekeningen van de jaren 1639-1662. De mogelijkheid bestaat nu, dat, al zijn de woorden in de stadsrekening anders geworden, de toedracht der zaak dezelfde is gebleven, en dat nog altijd van de opbrengst van den accijns afgetrokken worden de bekende uitgaven. Neemt men deze veronderstelling aan, dan heeft men de verklaring van het verschil tusschen Bontemantels lijst en de lijst volgens de stadsrekeningen: de eerste vermeldt dan de bruto opbrengst van den accijns, de laatste heeft dit bedrag verminderd met de aan houders van rentebrieven uitbetaalde rente, met de jaarwedde van accijnsmeesterenGa naar voetnoot1) en overige onkosten van het accijnshuis. Tegen deze verklaring moet ik zelf echter eenige bedenkingen inbrengen. In de eerste plaats blijft thans nog onverklaard, waardoor in het verschil tusschen de beide lijsten een zoo groote schommeling valt waar te nemen. De wedden van accijnsmeesteren en de onkosten van het accijnshuis zullen een vrij constant bedrag geweest zijn; de aan rente uitbetaalde som behoeft niet constant geweest te zijn, maar kan grooter of kleiner worden naarmate meer rentebrieven worden uitgegeven of afgelost. Toch zou ik aarzelen aan te nemen, dat de aan rente uitbetaalde sommen telken jare zoozeer verschilden, dat daaruit alle schommelingen in het verschil van beide lijsten worden verklaard. Maar al ware dit ook aan te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nemen, er blijft één hoofdbezwaar over, en tot de oplossing daarvan zie ik geen kans. Het is dit. Er zijn drie jaren, nl. 1647, 1657 en 1658, waarin de opbrengst der accijnsen volgens de stadsrekeningen meer heeft bedragen dan volgens Bontemantels lijst, en wel resp. omstreeks ƒ4500, ƒ19000 en ƒ10000 meer. Hierdoor wordt mijne verklaring onmogelijk gemaakt; ik heb haar dan ook alleen voorgedragen om te laten zien, dat ik mij moeite heb gegeven om het vraagstuk op te lossen, en omdat zij misschien voor iemand anders aanleiding kan zijn tot een beter verklaring. Toch komt het mij voor dat wij, al is het verschil tusschen Bontemantels statistiek en die, welke ontleend is aan de stadrekeningen, onverklaard gebleven, niet er toe behoeven te komen om aan de eerste alle waarde te ontzeggen. Voor de juistheid van de eerste pleit de omstandigheid, dat zij niet slechts de totaal-opbrengst van den grooten accijns vermeldt, zooals de stadsrekeningen uit de jaren 1638-1662, maar specificeert hoeveel de opbrengst was van den accijns op bieren en azijnen, van dien op het graan, en, sinds 1653, van het armengeld op de bieren. Verder was Bontemantel in staat zich juiste gegevens te verschaffen, daar hij zes maal het ambt van president van accijnsmeesteren heeft bekleed, nl. in de jaren 1658 en 1660-1664, en dus toegang gehad heeft tot de boeken van het collegeGa naar voetnoot1). Eindelijk zou - voor het geval dat de stadsrekeningen niet de eigenlijke opbrengst van den accijns vermelden, maar dit bedrag, verminderd met verschillende onkosten - Bontemantels lijst ook daarom de voorkeur verdienen, omdat zij de bruto opbrengst van den accijns vermeldt; voor de conclusies omtrent toeneming van bevolking of vermeerdering van welvaart, die men bv. uit een statistiek van den accijns op bier zou willen trekken - waarover straks - heeft een statistiek van de bruto opbrengst de meeste waarde. Nemen wij dus voorloopig - tot het tegendeel gebleken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is - de juistheid van Bontemantels lijst aan, en onderzoeken wij verder of er in het tijdvak 1636-1662 ook veranderingen zijn gebracht in het bedrag van den accijns op bier, azijn en graan. Men zou zich vergissen, wanneer men meende voor dit onderzoek te kunnen volstaan met het raadplegen van de gedrukte keuren en ordonnantiën, b.v. van Noordkerk's Handvesten. Daarin worden op verre na niet alle veranderingen in den accijns vermeld, o.a. niet de straks te noemen wijziging van 18 Januari 1653. Voor alle zekerheid zou men dus de vroedschapsresolutiën van het bedoelde tijdvak moeten nagaan, omdat alleen de vroedschap tot wijziging van den accijns mocht besluiten. Ik heb echter gemeend dit te mogen nalaten, omdat ik, op het Amsterdamsche archief, onder de manuscripten van Jacobus NoordkerkGa naar voetnoot1) een ‘memorie van de stadsaccijnsen, die gecollecteert werden’ vond, door hem opgemaakt voor Thesaurieren-ordinaris van het jaar 1746. In deze memorie handelt hij ook over den bier- en graanaccijns, van de oudste tijden af. Zoo dikwijls ik de resultaten van Noordkerks onderzoek over andere onderwerpen heb gecontroleerd, is mij altijd de juistheid er van gebleken, en ook in dit geval durf ik er op vertrouwen; de vroedschapsresoluties, die hij aanhaalt, heb ik steeds gecontroleerd en accoord bevonden. Volgens Noordkerk dan is er in het tijdvak 1636-1662 slechts eenmaal verandering gebracht in den accijns op bieren en azijnen, en eenmaal in dien op de granen. Na 22 April 1604 is de bieraccijns niet verhoogd vóór 18 Januari 1653. Toen werd besloten dat alle bieren, in Holland gebrouwen en binnen Amsterdam geconsumeerd, voortaan, ten behoeve van de armen, in den stadsaccijns bezwaard zouden worden, de dunne met een stuiver, de zware met twee stuivers per ton; ook werd de accijns op de ‘vreemde’ bieren een weinig verhoogd, daarentegen de accijns, geheven van de slijters van ‘kleine’ bieren, een weinig verlaagd. De geheele meerdere opbrengst, welke er ten gevolge van deze resolutie zou komen, zou door burgemeesteren worden gegeven ‘aen soodanige arme comptoiren, als hare E. zullen oordeelen behoeftigst te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn’. Zoo zien wij dan ook sinds 1653 in Bontemantels statistiek melding gemaakt van een ‘armengelt van de bieren’Ga naar voetnoot1). In den accijns op de granenGa naar voetnoot2) kwam in het tijdvak 1636-1662 slechts deze verandering, dat op 3 Maart 1656 besloten werd voortaan ook accijns te heffen van boekweit, die tot dien datum vrij wasGa naar voetnoot3).
De eenige reden, waarom ik het onderzoek, waarvan tot dusverre verslag werd gedaan, heb ingesteld, is deze: gewoonlijk wordt aangenomen dat de statistiek van de opbrengst van een accijns op een artikel van algemeen gebruik in zekere mate tevens dienst kan doen als bevolkingsstatistiekGa naar voetnoot4). Over de bevolking van Amsterdam in de 17de eeuw | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben wij slechts enkele vertronwbare gegevensGa naar voetnoot1). Een statistiek als de boven afgedrukte, die over een tijdvak van bijna dertig jaren loopt, moest, zoo meende ik, eenige waarde hebben voor de bevolkingsstatistiek van Amsterdam. De accijns op granen kan echter niet worden gebruikt om er conclusies uit te trekken aangaande de vermeerdering der bevolking. Immers, deze accijns werd geheven bij den invoer van graanGa naar voetnoot2); en in jaren waarin het graan goedkoop was, werd natuurlijk meer ingeslagen dan voor de consumptie noodig was. De accijns op het gemaal was een accijns op de consumptieGa naar voetnoot3); stond ons daarvan een statistiek ten dienste voor de jaren 1636-1662, dan zou deze een bijdrage vormen voor de statistiek van de toeneming der bevolking. Nu dit het geval niet is, blijft ons alleen de accijns op de bieren over. Deze accijns werd geheven van de consumptieGa naar voetnoot4), en bier werd in het midden der 17de eeuw algemeen gedronken. Aan Bontemantels lijst wil ik daarom ontleenen de opbrengst van den bieraccijns in de jaren 1636-1662, en deze nog eens afzonderlijk laten afdrukken; om het overzicht gemakkelijker te maken, neem ik telkens ronde getallen. Na 1653 neem ik alleen de opbrengst van den accijns, zonder er de in dat jaar ingestelde verhooging of armengeld bij te tellen; voor de gevolgtrekkingen omtrent de toeneming van de bevolking is het immers noodzakelijk de opbrengst te kennen van den accijns over een aantal jaren, waarin die accijns niet veranderde, en Bontemantels gespecificeerde lijst stelt ons in staat ook na 1653 te weten, hoeveel de opbrengst van den accijns zonder de verhooging zou hebben bedragenGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook al neemt men aan, dat een statistiek van den bieraccijns in hoofdzaak dezelfde rijzingen en dalingen moet vertoonen als een statistiek van de bevolking, dan behoeft men nog niet te veronderstellen, dat elke geringe vermeerdering of vermindering van den accijns het recht geeft tot een gelijke vermeerdering of vermindering van de bevolking te concludeeren. Wanneer bv. de consumptie van sommige bieren, waarop een hooge accijns stond, afnam en daarentegen de consumptie van bieren, waarvan slechts een geringe accijns werd geheven, vermeerderde, dan kan, ook bij een langzaam toenemen van de bevolking, de opbrengst van den accijns iets minder worden. Men zal dus voorzichtig handelen door alleen uit aanzienlijke vermeerdering of vermindering van den accijns tot een toenemen of afnemen van de bevolking te besluiten. De statistiek van den accijns vertoont een gestadige toeneming in de jaren 1636-1643, daarna een langzame daling van 1644-1653, zóó, dat in 1653 de opbrengst minder is dan in 1636. In de beide volgende jaren is de opbrengst van den accijns weer iets hooger, in 1656 en 1657 daalt zij, en, na een kleine rijzing in 1658, daalt zij in 1659, neemt in 1660 weer sterk toe en daalt in 1661 en 1662 zoozeer, dat de opbrengst van het jaar 1662 ongeveer ⅕ minder is dan die van het jaar 1636. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer men nu een zeer nauw verband tusschen de statistiek van den accijns en die van de bevolking aannam, dan zou men - om slechts een enkel voorbeeld te noemen - moeten concludeeren, dat in 1655 de bevolking van Amsterdam even groot was als in 1654. Wij weten echter dat in 1655 het sterftecijfer bizonder groot was: van den zomer van 1655 tot den daaropvolgenden zomer heerschte de pest, en in de zes eerste maanden alleen stierven 13508 menschenGa naar voetnoot1). Ook al nemen wij een minder nauw verband aan, dan toch komen wij tot gevolgtrekkingen, die in strijd zijn met andere gegevens. Gaan wij bv. alleen uit van de volgende redeneering: van 1636 tot 1643 zien wij de opbrengst van den accijns toenemen en van 1644 tot 1662 verminderen, derhalve moet in de genoemde tijdvakken ook de bevolking van Amsterdam zijn toe- en afgenomen - ook dan is er bezwaar tegen het aanvaarden van deze conclusie. In 1657 werd tot de vierde uitlegging van de stad besloten, ‘want den aanwas der inwoonders en toeloop der vreemden’, zegt DomselaerGa naar voetnoot2), wiens Beschrijving van Amsterdam in 1665 verscheen, ‘was zodanigh vermeerdert, dat 't begrijp der stad te kleyn wiert om die te konnen besluyten’. In 1658 begon men met den aanleg van den nieuwen stadsmuur, en in 1662 - het laatste jaar van onze statistiek - was men druk bezig met het afperken van de nieuwe straten, het graven van grachten en bouwen van bruggenGa naar voetnoot3). In 1632 bedroeg het aantal huizen in de stad 14.440 en in de voorsteden 1122Ga naar voetnoot4); in 1666 stonden er 22.000 huizen in het register der verpondingGa naar voetnoot5). Uit deze gegevens heeft men dus het volste recht te besluiten, dat in de jaren 1644-1662 de bevolking van de stad niet zal zijn verminderd, maar eerder sterk toegenomen. Ik kan één getuige aanhalen, die deze conclusie tegenspreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de vergadering van 30 Januari 1662 keurde de vroedschap het plan voor de uitlegging van de stad goed, volgens de kaart, haar door een commissie uit den raad voorgelegd. ‘Bontemantel alleen was van advys, dat, aengesien 't voorleeden jaer merckelijck veel huysen, soo van merite als gemeene, waeren 't geheele jaer leech blijven staen, wel can gesien warden datter meer huysen in de stadt dan familie(n) sijn, ende oversulx de uytlegginge der stadt niet anders can veroorsaecken dan een slapte in de huysen ende erven; dat (hij) oversulx commissarissen was bedanckende, ende de caert voor eenige jaeren best sal sijn aen een cant te leggenGa naar voetnoot1)’. Wij mogen Bontemantel niet strikt aan zijne woorden houden: hij bedoelt natuurlijk niet, dat het aantal huizen in Amsterdam grooter was dan het aantal huisgezinnen, maar dat er meer huizen zijn dan voor de bevolking noodig is, zoodat er verscheidene leeg staan. Daarom is hij tegen de uitlegging. Ik zou echter niet gaarne alleen op grond van deze uitspraak het resultaat van de statistiek, nl. een vermindering van de bevolking in het tijdvak 1644-1662, aanvaarden. Bij elke uitlegging zullen er wel benauwde zielen geweest zijn, die het een gewaagde onderneming vonden. Misschien ook was Bontemantel eigenaar van verschillende perceelen in de oude stad, en vreesde hij daarom voor een ‘slapte in de huysen ende erven’, die natuurlijk in waarde zouden dalen. Ook Gillis Valckenier zei later, dat ‘het vergrooten van de stadt de ruine (was) van de vaste goederen’, ook van de ‘finantie’ van de stadGa naar voetnoot2). Zoowel uit de getallen van Bontemantel als uit die van de stadsrekeningen blijkt een toeneming van den accijns in de jaren 1636-1643, een vermindering in de jaren 1644-1662; jaar voor jaar vergeleken, vertoonen beide lijsten wel afwijkingen, maar hierin komen zij overeen: in 1643 wordt het hoogste getal bereikt, in 1662 daalt de lijst tot het laagste. Zoowel volgens Bontemantel als volgens de stadsrekeningen is de opbrengst van den accijns in 1662 veel lager dan in 1636. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar er nu alle reden is om aan te nemen, dat in 1662 de bevolking van Amsterdam grooter was dan in 1636, mag ten slotte uit het bovenstaande onderzoek deze conclusie getrokken worden: in het tijdvak 1636-1662 is de opbrengst van den bieraccijns geen betrouwbare maatstaf voor de vermeerdering of vermindering van de bevolking. Men kan dit dan verklaren door aan te nemen, dat het bierverbruik in het bedoelde tijdvak minder werd en het wijnverbruik toenam, en misschien moet men er ook bij in aanmerking nemen - zooals boven reeds gezegd is - dat het gebruik van bieren, waarop een hooge accijns stond, kan zijn verminderd en de consumptie van bieren, waarvan een lage accijns werd geheven, toegenomen. |
|