De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
(1897)–Hans Bontemantel– Auteursrecht onbekend
[pagina 215]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Stadtsmilitie.(p. 218.) Burgemeesteren stellen den wachtmeester ofte majoir, capitynen en verdere officiers over vierhondert soldaten (volgens den accoorde met de Staeten van Hollant op den afstandt van de satisfactie gemaekt den 20sten December in den jaere 1581 en den 19den Maert 1588Ga naar voetnoot1)) tot lasten van den lande, sonder dat die uyt de stadt sullen werden getoogen; ende indien Burgemeesteren meer soldaten verstaen in dienst te houden, sullen 't selve tot costen der stadt doen, volgens den accoorde, als ter secretary in 't Groot Memoriael fol. 257 te leesen, en in 't Register van diverse sententiën fol. 95. Siet: Nieuwe hantvesten van 1663, fol. 146, 149Ga naar voetnoot2). Over welke stadtscompaigniën Burgemeesteren mede aenstellen de hooftofficieren, dieGa naar voetnoot3) in dienst sijn boven de gesyde vierhondert coppen, dewelkeGa naar voetnoot4), als werdende uyt stadtsfinantiën betaelt, mede niet mogen uyt de stadt getogen werden, dan op resolutie van den raedt. De laeste compaigniën werden vermeerdert en vermindert nae tijtsgelegenthyt, als hiernae sal gesyt werden. Tot wervinge, monsteringe en betalinge stellen Burgemeesteren commissaressen, die vier sijn. Volgens resolutie van Haere Edele Groot Mogende, date 12 Juni 1578Ga naar voetnoot5), geeft den ousten Burgemeester of presideerende de leuse ofte het wachtwoort aen den majoir, om ter handen ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stelt te werden daer 't behoort. In den jaere 1653 had de stadt in dienst, boven de 400 lantsoldaten, noch dry compaigniën, yder sterk 160 coppen. De lantsmilitie is altijt verdeelt geweest in twee compaigniën, waervan de capitynen burgers deser stadt moeten wesen, volgens de afstant van de satisfactie, artyckel twee, (vide: Nieuwe hantvesten, fol. 148Ga naar voetnoot1)) en voeren in haer vaendels het wapen van Hollant. In den gesyde jaere van 1653 waren capitynen als volcht, die jaerlijx quamen te costen als (p. 219.) daerneffens gestelt:
|
|