De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
(1897)–Hans Bontemantel– Auteursrecht onbekendCapitynen:
van dewelcke naederhant seven Burgemeester sijn geworden.
(p. 202a.) In den jaere 1649 waeren collonellen en capitynen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Capitynen:
sijnde alle Heeren van de regeeringe, uytgenomen Dirck de Lange, en naederhant thien het Burgemeesterschap hebben bekleet. (Staen niet nae de ordre in eeden, maer nae de lootinge der rendevous-plaetsen, in gevalle van brant en alarm.) (p. 203.) Soodat de Heeren van de regeeringe ende de krijgsraedt bestaen in een en deselfde persoonen, uytgenomen soo wynige, dat geen getal connen uytmaecken. Men weet niet noch bij octroyen, noch previlegiën, noch andere crachthebbende documenten aen te wijsen, daerbij de regeerders uyt den krijgsraet werden geslooten, alhoe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel de oproermaekers op de CleveniersdoelenGa naar voetnoot1), den 7den September 1672, volgens haer voorstel aldaer in haer request, het derde artyckel en vorder, wilden hebben, dat geen magistraetspersoonen, tot secretaressen incluys, sullen mogen sijn leden van den krijgsraet. Omtrent den jaere 1618 was de regeeringe gewoon (niet als een wet, maer de moode sijnde) te gaen met mantels, gevoert met bont. Burgemeesteren en Raeden geresolveert hebbende eenige veranderinge te maeken in 't waeken der burgerij, ten opsicht der vervolginge teegens eenige godsdienst, met muyterije vermengt tegens haer overicheit en deselve godsdienst, gereet staende in Schepenencamer, (daer doen de vroetschap gewoon was te vergaederen) om nae de krijgsraedt te gaen, en de resolutie tot naecominge bekent te maeken, begon het stijf te reegenen, daerop den Heer Volkert Overlander, Heer van Purmerlant en Ilpendam, Raet, Out-Schepen en Gecommitteerde ter Admiralityt, en in den jaere 1628 Burgemeester, syde: ‘wat is het noodich door de reegen te gaen en onse bonte mantels nat te maeken, alsoo de meeste capitynen in de camer sijnGa naar voetnoot2)?’ De vaendragers werden door den grooten krijgsraet gemaeckt, naedat de luytenants sijn gecooren uyt de jeucht; dewelcke comende te trouwen ofte veer uyt de wijck te woonen, daervan werden geëxcuseert. (p. 203a.) De wijcken pleegen verdeelt te sijn in elf compaigniën, die door vergrootinge en aenwas der gemeente | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sijn vermeerdert tot twintichGa naar voetnoot1). Nae de blockeeringe door sijn Hoochyt den Heere prince van Orange, sijn den 29sten October 1650 de compaigniën vermeerdert tot vier en vijftich, en den 22sten November geresolveert de sergeanten en corporaels te vermeerderen van twee tot dry in yder compaignie; welcke sergeanten in de krijgsraet den 13den Januarij 1651 sijn gemaeckt. Op naerder speculatie hebben de collonellen Geelvinck en Roeters, volgens commissiën van den raet van 4 en 6 April 1672, den 3den Mey daeraenvolgende rapport gedaen en vertoont een afteeckekeninge om de wijken te verminderen tot ses-en-veertich, dat den raet haer wel heeft laeten gevallen, en commissaressen bedanckt. Maer door den inval der France en Munstersche volckeren te lande, en de Engelse vloot ter zee, is den 13den Juni geresolveert bij den raet de intreckinge der compagniën te staeken, en uyt de nieuwe betimmerde uytlegginge der stadt de 54 compaigniën te verstercken met dry compaigniën; welcke resolutie den 14den derselver maent door de Burgemeesteren Outshoorn, Hooft en Rynst in den krijgsraet aen Roeters, collonel, (en aen) capitynen en luytenants door lecture van den secretares Valckenier is gecommuniceert, ende geresolveert de daertoe (noodige) officieren aen te stellen, en de vacante plaetsen der verdere compaigniën (te besetten). En sijn tot de dry nieuwe wijcken gecooren tot capitynen Jan Six, Schepen, Pieter Schaep, Raet en Out-Schepen, en Jan de Vries, Schepen. Alsoo de dry nieuwe compaigniën te sterck van volck waeren bevonden, is verstaen die te verdeelen en noch dry van te maecken; waertoe den 2den Julij 1672 tot capitynen sijn gecooren Dirck van OutshoornGa naar voetnoot2), Jan Corver, Raet en Out-Schepen, en Pieter de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Graef, Out-Schepen; maeckende in alles tesamen tsestich compaigniën. (p. 203b.) De vier-en-vijftich compaigniën sijn verdeelt in vijf regimenten:
Welcke tsestich compaigniën, volgens de missive van Burgemeesteren aen sijn Hoochyt den Heere prince van Orange, in date 8 Julij 1672, souden uytmaeken thien duysent mannen. (p. 203c.) De camer, daer den krijgsraet vergaedert pleech te wesen op 't Princehof, alsoo genaemt omdat de Stadhouders, Ambassadeurs en andere grooten aldaer wierden gelogeert, wordende verder gebruyckt bij de Raeden ter Admiralityt, was aen de Zuyt-sijde van de plaes, neffens de galderij in te gaen. Burgemeesteren, volgens authorisatie van den raedt in date den 20sten December 1655, hebben bij coop, ruylinge en afreeckeninge, het hof aen de Admiralityt opgedraegen, en is (de krijgsraetscamer) bij vertimmeringe in den jaere 1660 wechgeraeckt, naedat seedert het afbranden van 't stadthuys de Weesmeesteren eenige jaeren haer residentie aldaer hadden gehouden. Seedert het vermeerderen der burgercompaigniën de camer te klyn vallende, is de vergaederinge gehouden (p. 204.) in het nieuwe vertreck van Burgemeesteren, op 't nieuwe stadthuys, tot den 13den April 1672, als wanneer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de eerste sessie in de krijgscamer is genomen, (sijnde de uytsteck van het achterste gedeelte, boven Schepenencamer,) ter presentie van Pol en Rynst, Burgemeesteren, Geelvinck en Roeters, collonellen, en de capitynen.Ga naar voetnoot1) De Heeren Burgemeesteren en collonellen sitten in de nieuwe krijgscamer aen de tafel, en de vorder presenten op bancken, twee hooch; den secretares sit over de collonellen, dewelcke, ofte een der provoosten, leest de capitynen in ordre bij de naem, en yder luytenant volcht sijn capityn, als mede geroepen sijn, alsoo in 't opleesen gesyt wert: Capityn N.N. en sijn luytenant; somtijts werden haer namen mede geleesen. Dit is, als gesyt, den groote krijgsraet, die in goede tijden eens sjaers ofte meermaele vergaedert, als de open sijnde plaetsen werden begeven, en oock wel in periculeuse tijden; anders bestaet de bijeencomste sonder de luytenants, die echter, als mede sijn geroepen, gemenelijck de stemmen en advysen van haer capitynen volgen. De vaendragers sijn in den jare 1672 en 1673 eenige maelen meede geroepen, om van de notificatie, door Burgemeesteren te doen, kennisse te mogen hebben, wegens het uyttrecken, en niet om haer advysen te hooren. Sitten niet, maer staen in troepen, (p. 205.) alsoo geen plaetsen voor deselve sijn. De capitynen sijn geplaest nae de ouderdom, dat gecoren sijnGa naar voetnoot2), sonder aensien eeniger qualityten nochte maechschap. Vader en soon sijn tegelijck capitynen geweest, als Nicolaes van Loon en sijn soon Willem, Jan en Willem Blaeu. Bontemantel, Schepen en Raet, heeft gewaeckt en opgetrocken als luytenant onder capityn Jan Hulft, die commissares was. Jan WitsenGa naar voetnoot3), Schepen sijnde, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft opgetrocken in qualityt als sergeant, dat, doen de compaigniën in twintigen bestonden, een aensienlijcke charge was. Die den schutter-eet niet hebben gedaen, doen die voor Burgemeesteren, als haer en de luytenants en vaendragers werd aengesyt, dat daertoe sijn beroepen. Den eet werd afgenomen van de nieu aengetykende inwoonders door collonellen ofte een van dien, en (door) de capitynen, wiens volck daertoe gedachvaert sijn door de provoostenGa naar voetnoot1). In den jare 1672, het onmogelijck sijnde die maniere van beëedigen waer te nemen, is bij Burgemeesteren en Vroetschappen den 15den Junij geresolveert de capitynen te laeten doen naerder omschrijvinge, en alle in de wacht te trecken, die bequaem waren eygen waepenen te hebben, tot het getal van hondert-tachentich in yder wijck, en (sijn de capitynen) vorder geauthoriseert (hun) den eet af te nemen, die geen middelen hebben mede te beëedigen en, nae vermaninge van getrouwichyt volgens den eet, aen te seggen, dat desnoot haer stadtswaepenen sullen toegevoecht werden. Twelck den 19den dito door de collonellen Geelvinck en Roeters aen de capitynen in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
krijgsraed is genotificeertGa naar voetnoot1). De substantie van den eet staet hierna te volgen. (Vide fol. 212.) (p. 206.) Den krijgsraet heeft geen judicature dan alleen in 't civiel, mitsgaders de excecutiën tot personele apprehentie ende irrogatie van peene, te bier ende te broot voor seeckeren tijt, blijvende vorder alle crimineele straffen, volgens de ordonnantiën, tot dispositie ende excecutie van mijne Heeren van den Gerechte, die alleen de authorityt hebben de ordonnantie te maeken, verminderen, vermeerderen en te vernietigen, nae desselfs welgevallen, ten dienste, verseeckeringe, ruste, vrede en preservatie der burgeren ende ingeseetenen; daertoe gebruykende, de saecke van gewichte sijnde, de resolutiën der vroetschap en advys van de collonellen ende krijgsraet. Het incomen van den krijgsraetGa naar voetnoot2) bestaet uyt de contributie der oude en jonge, beneden de tsestich en boven de achtien jaeren, onbequaeme, weduwen en dochtersGa naar voetnoot3), jooden en andere gesintheden van godtsdienst, die in gemoede oordeelen niet geoorlooft te sijn wapenen te dragen, en die door Burgemeesteren ende collonellen notoirlijck werden geëxcuseert. Het te cort werd gevonden uyt den 80en penninck der vercofte vaste goederen, dese stadt bij octroy vergunt den 11den Julij 1645, tot verval der wederopbouwinge van de afgebrande Nieuwe kerck. De oncosten verswarende, is den eersten April 1662 bij de vroetschap geresolveertGa naar voetnoot4), door de bierdragers te laeten ontfangen vier penningen meer voor 't inbrengen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(p. 207.) van yder half vat bier, en 't selfde te brengen op tresory, tot verval van de oncosten, dat in den jaere 1667 heeft opgebracht 6434 guldens, en in 1668 6975 guldens. Den 8sten Augusty 1672 is noch geresolveert bij de vroetschap, alle het poortgelt, dat van de te laet comende menschen door de poortiers werd ontfangen, te brengen ter comptoire der collonellen, daer den mayoir en andere hooft-offecieren van de militie haer gedeelte in hadden, welcke resolutie den 25sten derselver maend de krijgsraet is genotificeert, waervan de capitynen en luytenants met haer geselschap van werden geëxcuseert, en geen poortgelt hebben te betaelenGa naar voetnoot1). In den jaere 1652 waeren het incoomen en oncosten:
De contributiën werden gestelt door de collonellen, nae het opgeven der ontfangers, die bij het jaerlijx omschrijven ten dien eynde present sijn. Den 16den April 1672 is bij den krijgsraet, present de Heeren Geelvinck en Roeters, collonellen, en capitynen, verstaen, tot verval der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
extreordenares costen, de joodsche natiën te doen betalen extreordenares wachtgelt of contributiën, alsoock andre, die de collonellen sullen oordeelen dat behooren verhoocht (te werden), ende mede te contribueeren schuldich sijn. Als de Hooft-Offeciers werden beroepen tot Schout, Burgemeesteren en collonellen, comen die plaetsen, als gesyt, vacant te werden, oock als veer gaen wonen uyt haer wijcken, en de vaendragers als comen te trouwen. Andere gewichtige reedenen en ouderdom, indispositie etc. geven oorsaeke, op versoeck aen Burgemeesteren, van geëxcuseert te werden. (p. 208.) De capitynen, comende in andere wijken wederom capitynen te werden, behouden haer sitplaets, daer eerst geseeten hebben, volgens de resolutie van deesen raetGa naar voetnoot1) in date 28 Juni 1659. Oock behouden (sij), hoewel buyten dienst, de sessie in de kerckengestoelte der krijgsraet, neffens de luytenants, die seedert het vermeerderen der compaigniën, waerdoor alle geen magistraetspersoonen conden sijn, de gestoelte hebben becoomen, en oock de vaendrickx, ten opsicht der swaere costen, die te draegen hebben; en werden mede geëxcuseert van alle tochten en wachten, alsmede van de contributiën. Maer in den jaere 1672, volgens resolutie van den 16den April door collonellen en capitynen genomen, is verstaen, dat de twee Hooft-offecieren, hoewel buyten dienst sijnde, mede sullen contribueeren tot verval der uyttreckende capitynen en luytenants. Men heeft wynich gesien, dat de capitynen versocht hebben geëxcuseert te werden, dan alleen in den jaere 1672, als: Nicolaes van Loon, Everard Schott, Willem van Borselen en den ontfanger Uytdenbogaert wegens ouderdom; Jan Duyts (wegens) indispositie; Pieter Six, Dirck Duysent en Louwies Trip syden de krijch niet te connen volgen. Den laesten Heer, naederhant Schepen, Raet, Burgemeester en Bewinthebber der Oost-Indische Compaignie werdende, oordeelde deselfde verdraechlijcker tochten te weesen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(p. 209.) Op wat maniere eenige capitynen uyt den krijgsraet sijn geset, is hiervoore te leesen, daer van den collonel Roeters is gesprookenGa naar voetnoot1), dewelcke sijn geweest:
Welcke geëxcuseerde capitynen seer aengenaem waren bij haer schutters, soodat die van de Heeren Willem Blaeuw en Jacob de Graef requesten aen Sijn Hoochyt, sijnde tot Boodegrave, hebben overgelevert, versoekende, ten opsicht haerder getrouwe diensten, aen 't lant en stadt gedaen, en de goede ordre en discipline, over haer gehouden, dat mochten gecontinueert werden; geen appostil becomende, versochten ter audientie gehoort te werden, doch wierden gewygert, soodat, nae eenich verblijf, sijn vertrocken, alsoo den requestmeester syde het vertoeven onnut te sijn, en met beleefde woorden de requesten wygerde weerom te geven. De andere schutters ijverden om 't selve mede te doen, doch den slechten uytslach siende, is het daerbij gebleven. De capitynen hebben geen kennisse van de versoeken willen draegen, en sijn eenige persoonelijk bij haer luytenants en offeciers geweest, en (hebben hen) versocht stil te sitten. De schutters van capityn Bontemantel den 14den September de wacht sullende hebben aen de Utrechtsche poort, hebben twee sergeanten, de darde buyten de stadt sijnde, en eenige adelborsten (hem) versocht de compaignie te willen oplyden, en, soo swarichyt mochte maeken, (hem) met de compaignie te sullen ophaelen, doch (Bontemantel) dacht best geraeden tot de vaendrich te gaen, alsoo de gemelde elucidatie noch niet was gecomen, en wierde als geper- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(p. 210.) suadeert te trecken van over de Noorderkerck over den Dam, dicht voorbij het stadthuys. Wynich daegen daernae de meer gemelde elucidatie van Sijn Hoochyt gecomen sijnde, heeft deselfde en de verdere haer stil gehouden, en is het woort of de leuse aen de geëxcuseerde Heeren capitynen, als de wacht hadden, gesonden tot in 't laeste van September, toen de luytenants bequamen een billjet als volcht: ‘Den Heer luytenant N.N. werd versocht in 't omslaen van de wacht bij provisie den tamboer te doen roepen: alle de schutters, die beschyden sijn onder de compaignie van den geweesen capityn N.N. etc. etc. XXI September 1672.
was geteeckent C. Geelvinck.’
Den 6den October sijn in de plaetse van de afgegaene capitynen bij den grooten krijgsraet wederom aengestelt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als de capitynen gestorven sijn, werd geen ander gemaeckt, soolang boven de aerd staen. Den 20sten Julij 1665 sijn de openstaende wijcken wederom met officieren versien, uytgenomen de plaets van Jan van Helmont, die gestorven was den 17den derselver maendt, alsoo noch niet begraven was; en is den 20sten November daeraenvolgende gegeven aen Dirck van Outshoorn, Heer van Westerdijxhoorn. (p. 211.) Als de hooftofficieren begraven werden, gaet de heele compaignie mee ter begraffenisse, met het sijdgeweer. Den 14den Mey 1653 is ter kercke gebracht Burgemeester Jan Bicker, en alsoo het capitynschap niet was vergeven, ging de compaignie ter begraffenisse met het sijdgeweer en lange mantels, die doen noch waren geoorloft te dragen. De sergeanten (die door collonellen, capitynen en luytenants werden gemaecktGa naar voetnoot1)) begraven werdende, gaet het corporaelschap mede, daeronder waren sorterende.
Den krijgsraet werd bedient door twee ontfangers, die de contributie alle vierendeeljaers ontfangen, op axcenatieGa naar voetnoot2) van Reeckenmeesteren, en werden betaelt door collonellen. Dry drilmeesteren, die de schutters op 't schermschool in de wapenen oeffenen, genieten uyt yder corporaelschap negen guldens 's jaers; welcke ontfangers en drilmeesteren werden nu gemaeckt door Burgemeesteren. In Julij 1654 hebben Wijnant en Fontyn, wegens het drilmeesterschap, in de krijgsraet verhoging van tractement versocht, maer werd afgeslagen. En (vorders werd den krijgsraet bedient door) vijf provoosten, die aengestelt werden bij Burgemeesteren, collonellen en capitynen; alsoo sijn Lourentius in den jare 1643, Cruysbergen den 5den Februarij 1651 en Blom den 20sten Augusty 1663 gecooren, en trecken soodanige boeten als in de ordonnantie staet uytgedruckt, sijnde ⅕ part, daer den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schout, volgens het 24ste artyckel sijner instructie, geen gedeelte noch seggen op heeft.
(p. 212.) De inwoonders, verdeelt in de wijcken onder haer capitynen, sijn verplicht, achtervolgende de ordonnantie van de schutterijen en den eet daerop gedaen, de bevelen van de hooge overichhyt en de regeeringe des lants van Hollant, deser goede stede, de magistraten ende regeerders derselve, onder hare capitynen gehouw ende getrouw te sijn, als vorders in het formelier te leesen is. In wat maniere en hoe beëedicht werden, is hiervoor van gesyt. Soodat dese manschappen niet alleen gebruyckt werden tot besettinge, bescherminge ende ruste der staet, maar oock bij tijden van noot tot besettinge der frontieren van Hollant, als in de oorloogen tegen de coningen van Spaigny is gesien. Ende alsoo sulckx oorsaecke was, dat veel ingeseetenen tot desbauchie vervielen, sijn in de laeste tijden stadtssoldaten ofte waertgelders daertoe gebruyckt. Maer in den jaere 1672 het geheele land in roere, ende yder stadt soo tegen den inval der Francen en Munsterschen te lande en vijants vlooten ter zee in becommeringe sijnde, ende geen volck meer te becomen sijnde, is bij resolutie van de Staten van Hollant van (p. 213.) 8 April 1672 verstaen, 5325 manschappen nae de Hollantse frontieren te senden tot thien stuyvers daechs, boven 14000 waertgelders, die geworven wierdenGa naar voetnoot1); maeckende een verdeelinge voor dese stadt van 1000 coppen, sonder 't selve te trecken in consequentie, alsoo de tijt sulx was veryschende. Welcke resolutie den 13den derselver maend Burgemeesteren door de collonellen aen de capitynen hebben bekent gemaekt, en sijn aenstont de collonellen bijgevoecht de capitynen Nicolaes van Loon, Jannes Blaeuw, Aernout Helmers Hooft en Cornelis Roch, om een besoigne te maecken, hoe dese tocht best behoorde uytge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werckt te werden. Die den 14den haer advys hebben in den krijgsraet gebracht, present sijnde Rynst, Burgemeester, de collonellen Geelvinck en Roeters, en de capitynen: dat de 1000 man verdeelt souden connen werden in seven compaigniën; dat de hooft-offecieren en sergeanten bij lootinge of vrijwillige presentatiën daertoe sullen uytgevonden werden; doch die door swackeyt ofte andre oorsaeke de lootinge niet gelieven onderworpen te sijn, eens sooveel sullen gehouden wesen te contribueeren tot onderhout der uyttreckende, en dat de vordere schutters meede sullen moeten gevonden werden bij vrijwillige presentatie ofte lootinge uyt de compaigniënGa naar voetnoot1). Twelck den (p. 214.) krrjgsraed haer wel hebbende laeten gevallen, heeft yder sijn intentie aen den Burgemeester en collonellen in stilte geuyttet, doch seer wynich sijnde gevonden de lootinge te willen uytstaen, sijn deliberatiën gevallen op vrijwillige, maer yder hiel sich stil. Alleen de President van Schepenen Bontemantel presenteerde het land en stad ten dienst uyt te trecken, doch wierde bedanckt, als niet conde uyt Schepenenbanck gemist werdenGa naar voetnoot2). Nae verdere aenmaninge hebben Dirck Tulp, Out-Schepen, Dirck van Outshoorn, Heer van Westerdijckxhoorn, Isaac Oyens, Jan Geelvinck en Jacob de Graef, Schepen, haer dienst gepresenteert; ende terwijle de collonellen syden, (dat) een der absente capitynen, deschifrerende Jacob van de Wyde, daertoe sijn dienst had aangebooden, en dan noch één te cort quam, hebben Barwouts, als de jongste capityn sijnde, daertoe bewillichtGa naar voetnoot3). Den 16den April sijn de capi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tynen bij den krijgsraet daechs toegevoecht 10 gl., luytenants 6, vaendraegers 5, sergeanten 3, adelborsten, corporaels en lanspesaten 2¼ en assistenten en schutters 1½ gl., daeronder begreepen 't geen van 't lant sullen trecken. Den 21sten Mey sijn Tulp en van der Weyde met haer onderhebbende volck naer Geertruydenberg, en Oyens en Graef nae Heusden getrockenGa naar voetnoot1). De vordere capitynen waeren gereet om op ordre te marcheeren, doch hebben die niet becomen.
(p. 215.) De schutters, op resolutie van Burgemeesteren, pleegen twee maele 's jaers cierelijk in de waepenen te comen en op te trecken, te weeten: in den soomer alle Sondagen, en in de kermisGa naar voetnoot2) alle daegen een compaignie, die doen twintich sterk waren; maer nae de belegeringe van den jaere 1650 en het vermeerderen der compaigniën is daer veranderinge in gebracht, en opgetrocken bij halve ofte heele regimenten op de kermisse. [Die pleech te wesen in September, den eersten Sondach nae Sinte Lambert, en den 16den April 1655, bij resolutie van de Vroetschappen, gelyt op de eerste Sondach van Augusti, en bij willekeure den 17 ditto gepubliceert, tot gedachtenisse van de verlossinge der beleegeringe; en alsoo 't selfde 't huys van Nassouw aenstoot gaf, is die, volgens resolutie van den raet, den 6den Julij 1660 geresolveert en den 7den daeraenvolgende bij willekeure gepubliceert, weder gehouden op den ouden tijd. Men syde, dat den griffier van Sijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoochyt den Heer Prince van Orange, Busseroy, getrout met de suster van Burgemeester Outshoorn, sulx heeft uytgewerckt door den gemelde sijnen swagerGa naar voetnoot1).] Dese manschappen sijn ten tijde van de swaere oorloogen met Engelant en Vranckrijck soo geoeffent geworden in de wapenen en vorder excercitiën, dat geen lantmilitie hadden te wijken.
(p. 216.) De boetens, uyt cracht van de ordonnantie verbeurt, daer den Schout volgens sijne instructie geen seggen noch gedeelte in heeft, als gesytGa naar voetnoot2), werden afgedaen, op den eysch van de provoosten, door den capityn, luytenants, vaendragers en verdere officianten; doch staet den capityn vrij daerbij te roepen, boven den luytenant en vaendrich, die daerbij gelieft te ontbieden; en werd yedere corporaelschap separaet afgedaen. De condemnatiegelden werden geinnet door de corporaels, beursdrager en schrijvers, daervan geevende aen den provoost sijn vijfde gedeelte en 't geen de drilmeester toecomt; de onwillige werden bij parate excecutie door den provoost, met assistentie eeniger offecieren, geëxcecuteert. De rest der boetens wert gebruyckt tot uytdeelinge aen de waeckers in silvere leepels, messen of yts anders, werdende reeckeninge gemaeckt dat een vroolijke maeltijt connen hebbenGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer sijn somtijts ontwerpingen geweest van de wijn tot die maeltijden te mogen inleggen sonder accijs of ten minste op burgersimpost, meenende dat de capitynen en luytenants, die voor eens wert uyt het incomen van den krijgsraet, volgens oude costume, gegeven tot een scharpe ofte sluyer 23 guldens 10 stuyvers, [seedert den jaere 1677 ofte 1678 is verstaen geen gelt tot sluyers of scharpen te geven] meede yts behoorde toegevoecht te werden, (p. 217.) doch heeft geen speculatie bij de regeeringe gehadt. In veel steden werden de schutters, als sullen optrecken, eenige lonten en boscruyt gegeven, maer dat heeft in deese stadt bij gedencken noyt in gebruyk geweest. |
|