De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
(1897)–Hans Bontemantel– Auteursrecht onbekend
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||
IV. Burgerkrijgsraedt en schutters.(p. 198.Ga naar voetnoot1)) Den krijgsraed bestaet uyt de regerende Burgemeesteren, twee collonellen, capitynen en luytenants, 't welck genaemt werd den grooten krijgsraed. De ordenares, (bestaende) uyt de Burgemeesteren, collonellen en capitynen, in alle de gevallen werd getituleert: den edele manhaften krijgsraed. Burgemeesteren, als oppercollonellen, des goet vindende, compareeren ten allen tijden, en doen de vergaederinge beroepen. De collonellen communiceeren met Burgemeesteren, en Burgemeesteren, de saecke van gewicht sijnde, (des te raede werdende) met de vroetschap; en soo comen de saecken door Burgemeesteren selfs, ofte door collonellen (p. 199.) in den krijgsraet, bij forme van deliberatiën, oock wel tot notificatie. In sware defentie, onrusten, veranderinge te maecken in oude gepractiseerde saecken, den krijgsraet eenichsins aengaende, hebben desselfs consideratiën en advys vooraf somwijle versocht, als bij tijden, volgens de resolutie der vroetschap, date 5 Augusti 1672 genomen, naedat Burgemeesteren hadden gerapporteert het advys van den krijgsraet wegens het bewaren van de sleutels der stadtspoorten en boomen. Al wat gebracht werd in deliberatie wert op geconcludeert en geresolveert bij de eenparichyt ofte meerderhyt der stemmen, gelijck mede wert gedaen in 't aenstellen der vacante collonellen en hooftofficieren, tot sergeanten, brantmeesters en pro- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||
voosten incluis, welcke dry laeste werden gemaeckt in absentie van Burgemeesteren. Men heeft bij gedencken bijnae noyt gesien, of den voorstel van Burgemeesteren en collonellen is altijt gevolcht. Op de electie der capitynen is den 19den Augusti 1661, present de Heeren Polsbroeck, van de Pol en Courtenhoef, Burgemeesteren, Riael en Jores Backer, collonellen, (en verder) capitynen ende luytenants, eens contrary voorgevallen. Capityn Roetert Ernst sijnde verhuyst van de Cingel op de Cleveniersburchwal, hebben de capitynen Jan Helmont en JanGa naar voetnoot1) Geelvinck gaeding gemaecktGa naar voetnoot2) in die wijck, alsoo de hare wat verder aflyde, en dese in 't beste van de stadt, en door de goede conduite de cirelijxste was; doch Helmont heeft geprevaleert bij Burgemeesteren. Gedurende de bijeencomste van de vergaederinge soliciteerden Gilles Valckenier en Hooft in stillichyt voor den advocaet Cor- (p. 200.) nelis Hop, die luytenant van de compaignie was, oordeelende onbillick te wesen dat soude voorbijgegaen werden, alsoo de andere alreede capitynen waeren. Geseeten sijnde, liepen de stemmen eenparich op Helmont, tot het quam op Valckenier, die Hop voorstelde, die de meeste stemmen bequamGa naar voetnoot3), en heeft het capitynschap | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||
bedient totdat door bestier van Valckenier, doen Burgemeester, den 29sten April 1666 pensionaresGa naar voetnoot1) bij den raet is gemaeckt, en is Roeters, wederom in sijn huys woonende, den 21sten Julij daeraen tot capityn gecooren en geplaest, volgens de resolutie van den 28sten Junij 1659, op sijn oude rang.
Deese krijgsraet heeft van alle oude tijden bestaen uyt de stadtsregeeringe en de apparenste om daertoe beroepen te werden. De registers wijsen aen, dat voor menschen gedencken bijnae geen magistraetspersoonen sijn geweest, of hebben deesen raedt in d'een.of andre qualityt bekleet. In en seedert den jaere 1580 sijn de collonellen veele Burgemeesteren geweest, of sijn het geworden, tot in den jaere 1650, den 25sten Augusti, als wanneer is geresolveert, dat de collonellen, Burgemeesteren werdende, die qualityt mosten afstaen en het sijdtgeweer afleggen, dat gehouden sijn te draegen. De Heeren Andries Bicker en Frans Benning Cock, den eersten Out-Burgemeester en Raedt, en de tweede Burgemeester en Raedt, hebben daerop van die scharge afgestaen, ende sijn Jan van de Pol en Cornelis Witsen, Schepenen en Raeden, in de plaetsen tot collonellen gemaeckt. De collonellen, Schout werdende, moeten, uyt cracht van 't eerste artyckel haerder instructie, mede daervan afstaen, als in den jaere 1646 in Januarij is te sien, als wanneer Burgemeester Pieter Hasselaer (p. 201.) Schout is geworden, ende den gemelde Cock in de plaets collonel gemaekt. Albert Paeter, Hendrick Dirckssoon Spiegel, Symen van Hoorn, Nicolaes Pancras, Frans Riael en Jan van Waveren hebben 't selfde, doen Burgemeesteren sijn geworden, gedaen. Joores Jooressen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||
Backer, den 17den Februarij 1659 collonel geworden sijnde, stierf den 24sten October 1666. Cornelis Geelvinck en Roetert Ernst sijn 1672 collonellen geweest; den eersten heeft het bedient totdat Burgemeester is geworden, den eersten Februarij 1673, en den tweeden totdat door Sijn Hoochyt, volgens derselver missive 15 September desselve jaersGa naar voetnoot1), bij elucidatie, op 't versoeck van Burgemeesteren en Raeden den 13den en 14den derselver maend gedaenGa naar voetnoot2), (is) geëxcuseert, en is Cornelis Backer bij de groote krijgsraet (waerdoor alle gemaekt werden) in de plaets gecooren. Geelvinck Burgemeester werdende, is Jan Corver den 15den Februarij 1673 collonel gemaeckt.
De capitynen en luytenants sijn meede van voor alle oude tijden uyt de regeeringe gecooren, ofte (uyt) de apparenste daertoe, als in de ordonnantiën van de krijgsraet 1580, 1587 (ten tijde van den Graef van Licester), den artyckelbrief van den 5den Augusty 1594, de ordonnantie van de brant 27 September 1616, onraet-ordonnantie 21 Februarij 1617 en 28 Januarij 1652 is te leesenGa naar voetnoot3). Den 20sten Mey 1642, op de inhaelinge van de Coninginne van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||
Engelant, Marie, Princesse van Engelant, Sijn Hoochyt Prins Hendrick, Prins Willem van Nassouw en groot ge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||
vollich, waeren collonellen en capitynen als te leesen in de resolutie van de krijgsraet tot de receptie, den 8sten Mey genomen; sullende Dirck Tholing, Schepen, Raet en capityn, waernemen een compagnie ruyters uyt den rijckdom, om de Coninginne in 't gemoet te rijden, sullende (p. 202.) sijn compagnie burgers door sijn luytenant Pieter Raep, Tresorier-extreordenares, opgevoert werden; gelijck de luytenants van de Heeren Schepenen mede | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||
geordonneert waren met haer compagniën de rende-vous waer te neemen, alsoo Burgemeesteren en Schepenen de verwellecom souden doen en corps. |
|