De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
(1897)–Hans Bontemantel– Auteursrecht onbekend4. Reekenmeesteren.Tot den jaere 1654 sijn geweest twee Heeren, die den 24sten April op resolutie van den raet met noch één sijn versterkt, 't welk toequam, dat twee Heeren commissaresen op de electie der subalterne banken waren thuys-gelaeten, apparent door abuys, ofte om den Burgemeester Tulp te gelieven en twee nieuwe, als Zacherias Roede ende Dirck Tulp (den eersten getrout met de suster van Burgemeester Tulps huysvrouwGa naar voetnoot1), dochter van Pieter de Vlaming van Outshoorn, Burgemeester in der tijt, en den tweede, soon der gemelde Tulp) in de plaets te maeckenGa naar voetnoot2). Ende om sulx te redresseeren, ten opsicht dat, soo men uytmeet, wederom ingemeeten soude connen werden; dat het respect van sulcke thuysgelaten Heeren te seer werd benaedeelt, ende geen exempelen werden gevonden dan (p. 157.) met en uyt swaere reedenen, daer veelmaelen parteculiere menschelijcheyt onder speelt, soo is men te raede geworde de Tresorieren extre-ordenares en Reken-meesteren (als wel noodich sijnde) yder met één te versterken, en wierde(n) alsoo de Heeren Jan Hartochvelt en Philips WeeveringGa naar voetnoot3) in haer behoorlijken eer ende aensien herstelt. | |
[pagina 125]
| |
Ontfangen de verpondinge der huysen, thuynen, landen, molens en raemen buyten de fortificatie in de jurisdictie geleegen, tot ontlastinge der tresory extre-ordenares. Volgens resolutie van den raet, in date 26 Julij 1640, is Reeckenmeesteren toegelyt, in vergeldinge, een tractement als Tresoriers extre-ordenares jaerlijx trecken; doen reecke-ning van die verponding aen deselfde Tresorier(s). Op 't versoek van Schepenen is den 11den Februarij 1650 bij Burgemeesteren en Out-Burgemeesteren geresolveert de consignatie, die bij de ondersittende Schepenen pleeg waergenoomen te worden, te brengen op de reeckencamer, met intentie de penninge, die gesien sijn daer lang te blijven leggen, van tijt tot tijt te brengen op tresory-ordenares, welke (de) gelden weder uyttellen op ordre en beschydt van Schepenen, op afschrijvinge van secretaresen, wegens bij excecutie en decreten vercofte goederen, waervan de penningen in consignatie sijn gebracht volgens ordre van de Heeren van den gerechte in date 22 Maert des selven jaers, berustende in Schepenenregister. (p. 158.) Bij willekeure, den 25sten November 1654 gepubliceertGa naar voetnoot1), sijn meede gelast te ontfangen in de consignatie de gaesien ende gelden, geprocedeert van de vercofte plunje dergeenen, die op zee sijn gestorven, doch hebben daer wynich moeyte van. Hoe verre de geconsigneerde gelden sijn bewaert, is uyt | |
[pagina 126]
| |
het volgende te sien. Jacob van Bronckhorst, ontfanger in de wisselbank, heeft op ordre van Schepenen ontfangen van Henri Momber, wegens den Vorst van Coerlant, in den jaere 1649 ƒ13507-19 bij forme van consignatie; door 't afbranden van het stadthuys den 7den Julij 1652 sijn de speciën vermist tot op 3142 gl. 19 st.Ga naar voetnoot1), en alsoo den ontfangers erffgenamen daerover wierden aengesprooken, heeft den raet, op rapport, den 4den December 1653 verstaen, dat op den 15den Mey voorleeden in casu simili van een Yrsman verstaen is, dat doenmaels de Heeren Schepenen, ende nu in haeren naem de voorschreven Bronckhorst, niet anders en connen werden geconsidereert als depositarissen buyten eenich gewin, bedenkelijk voordeel of emolument, ende dienvolgende debitores speciei, werdende de gelde(n) in de geconsigneerde specie bewaert, sulckx dat buyten eenige exceptie de reegel in rechten hier plaets heeft ‘quod res pereat suo domino’, en bijgevolch de voorschreven erffgenamen niet aenspraekelijck te sijn, en soo Momber daer geen genoegen in (p. 159.) neemt, dat Burgemeesteren in die qualityt de saeke in judicio contradictorio sullen verantwoorden. Of de consignatie door ontrouw, diefte, brant ofte ander on- | |
[pagina 127]
| |
gevallen schaede komende te lijde(n) in ordenares en niet gespecificeerde gelden, (alsoo te considereeren staet, dat de gelden van de YrsmanGa naar voetnoot1) waren Engelsche speciën, seperaet in een kiske gelyt, dat onder de puyn wierd gevonden, doch door smelten was eenige schade geleeden; het behouden wert hem ter handen gestelt, en 't vermiste was schade) moet comen ten laste van den consignandt ofte die daertoe gerechticht is, bestaet in speculatiën, alsoo de stadt deselfde gelden gebruykt, als hiervoore is gesytGa naar voetnoot2). Den 15den Maert 1653 is dese camer voor de eerste mael belast met den ontfang van den 200sten penninck, dat pleech gedaen te werden bij Tresoriers extre-ordenares, en den 1000sten penninck wierde den 10den October daeraenvolgende (op de reeckencamer gebrachtGa naar voetnoot3)), op welken | |
[pagina 128]
| |
duysenste penninck werden den 18den derselver maent op lijfrenten door Reekenmeesters gelicht vijf mael hondert-duysent guldenGa naar voetnoot1) tot den penninck elf, door resolutie van Burgemeesteren en den raet, tot laste van 't gemene lant van Hollandt, dat ontfangen wiert in omtrent acht dagen, welke lijfrenten in den jaere 1663 sijn gebracht ten laste van('t) comptoir van den ontfanger van Hollant tot Amsterdam, Jannes Uytdenbogert. Den Heer Schout brengt sijn reekeninge en de documenten, daertoe specteerende, op tresory-ordenares, en (p. 160.) vandaer werden die gebracht op de reekenkamer, als breder daer van de Schout wert gehandelt, gelijck meede doet den penningmeester met de documenten van stats- werkluyden en 't geen daervan afhangt. |
|