De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
(1897)–Hans Bontemantel– Auteursrecht onbekend2. Weesmeesters(p. 152.) bestaen in vier Heeren, administrerende de onmondige goederen (volgens derselver instructie en ordonnantie), de weescamer subject dat is, volgens de practijq, daer de weescamer bij uytterste wille niet is gesecludeert ofte buytegeslooten. Eenige saecke van swaer gewichte sijnde, communiceeren het tot gerustichyt met Burgemees- | |
[pagina 119]
| |
teren, als oppervoochden, die het, dienstich oordeelende, brengen in den raedt. Den boertige poëet Tengnagel, te speldietGa naar voetnoot1) van leeven sijnde, is, uyt cracht van het 25ste artyckel, nae sijn mondige jaeren, met kennisse van Burgemeesteren, op versoeck der naeste vrinden in 't weescamersboeck gehoudenGa naar voetnoot2). Stellen ondervoochden uyt de bequaemste naebemaechden der onmondigen, veelmalen met bijvoeginge eener suppoost, onder opsicht van wees-meesteren, daer reeckeninge aen doen. Ende alsoo de meeste becommeringe bestaet in 't uytsetten der goederen, dat sijn moet met borgen of op hypoteecken, Schepenen- of weesmeesterskennisse (die byde in gelijke graden staen) ofte andere verseekert- (p. 153.) heden, die dikmaele niet te becomen sijn, en daerdoor de gelden renteloos bleven leggen, soo hebben de Staten van Hollant bij octroy toegestaen die te mogen beleggen op s'lands comptoiren en den 3den October 1671 oock op lijfrenten, soo wel der onmondigen goederen ter weescamer beticht, als ook door de voochden de weescamer niet subject. Den 28sten Junij 1622 is bij den raed de weescamer toegestaen de gelden te mogen uytsetten aen de Oost-Indische Compagnie en de lombert ofte bank van leeningeGa naar voetnoot3); den 9den November 1658 aen de stadt ter tresory, ende den 26sten Maert 1666 op de admiralitytGa naar voetnoot4). | |
[pagina 120]
| |
Ende alsoo de intresten der parteculieren als ook de beleeninge der Oost-Indische axtiën en verdere verseekeringen op vastichheden tot twee-en-een-half ende dry ten hondert werden uytgeset, en de kerkmeesters van de te bouwen kerck op Wittenburg den 11den Julij 1669 waren door den raed geauthoriseert de gelden, tot den bouw nodich, te negotiëeren tot dry ten hondert, en de bank van leeninge den 13den December 1658 en den 13den Januarij 1666 tot dry en dry-en-een-half, des nodich hebbende, soo heeft den raedt weesmeesteren den 29sten November 1670 geauthoriseert tot dry ten hondert te mogen uytsetten. Door de meenichfuldige saecken ter weescamer, ende dat eenige bij testamentaire dispositie haer fidei-commissaire goederen belaste(n) die ter weescamer te brengen, om aldaer lange jaren geadministreert te werden, ende dat (p. 154.) den Heer Symen de Rijcke van Graft, Raet en Out-Schepen, comende te sterven in Mey 1652, had van gelijke bij testament belast een merckelijcke groote somme ten behoeve sijner vrinden (alsoo geen kindren naeliet) op de camer te brengen, met een jaerlijxse vergeldinge voor de administratie ofte maeltijtGa naar voetnoot1) tot gedachtenis sijner persoon, alsoo achtien jaren achter den anderen in die banck had geseeten, tegen welken last van de camer, om sulx voor te comen, door de Heeren van den gerechte den 30sten Julij 1652, op resolutie van den raet in date den 20sten Junij desselven jaers, is bij willekeure versien, uytgenomen der fidei-commissaire goederen der onmondigen, ter camer betichtGa naar voetnoot2). Hoe weesmeesteren van Schepenen decreet ofte toestemminge becomen om de vaste goederen te vercoopen, sal breder van gehandelt werden in de beschrijvinge van Schepenen. |
|