| |
| |
| |
Lijst van personen
Deze alfabetisch geordende lijst bevat de namen van personen die in de hier uitgegeven voorredes een rol spelen en over wie in aansluitende noten geen informatie geboden wordt. Opgenomen zijn geboorte- en sterfjaar (voor zover bekend), en beperkte informatie die in het kader van de teksten van belang is. De persoonsnamen zijn geschreven volgens de thans gangbare spelling. Bij namen uit de voorredes die vanwege een afwijkende spelling lastig terug te vinden zouden zijn, hebben we een verwijzing opgenomen (b.v. Kats zie Cats).
Aldegonde, Philips van Marnix van St.- (1540-1598). Staatsman. Dichter. Hij woonde o.a. te Antwerpen en Leiden. Hij was vermaard vanwege zijn puristische psalmberijming (1580).
Alkemade, Cornelis van (1654-1737). Welgestelde Rotterdamse ambtenaar. Hij bracht een belangwekkende verzameling historische documenten bijeen. In 1699 gaf hij de Hollandse jaar-boeken of rijm-kronijk van Melis Stoke uit (zie Stoke).
Ampzing, Samuel (1590-1632). Predikant te Rijsoord en Haarlem. Hij was schrijver van theologische verhandelingen en van Het lof der stadt Haerlem in Holland (1616). In de derde druk hiervan: Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem (1628) verscheen zijn ‘Nederlandsch taelbericht’ als een inleiding.
Antonides van der Goes, Joannes (1647-1684). Medicus. Lid van Nil Volentibus Arduum. Als dichter werd hij zeer gewaardeerd door Vondel. Het gedicht De Ystroom (1671) wordt als zijn voornaamste werk beschouwd.
Baak of Bake, Laurens (1629-1702). Schrijver. Lid van o.a. Nil Volentibus Arduum. Zijn inleiding tot Bijbelsche gezangen (1682) wordt geprezen. Hij was een neef van P.C. Hooft.
Baerle, Kaspar van (1584-1648). Amsterdams koopman, in 1632 professor in de geschiedenis van de filosofie aan het Athenaeum illustre te Amsterdam. Hij was de schoonvader van Geeraert Brandt en de overgrootvader van Joan de Haes. Bevriend was hij met o.a. P.C. Hooft.
Bockhoven, François van (1651-1733). Hij vervaardigde o.a. een gedicht ter Lykgedachtenis van den Heere Joan van Broekhuizen, prins der Latijnsche dichteren ([1708]), dat is opgenomen in Van Hoogstratens editie van Van Broekhuizens Gedichten (1712).
Bödiker, Johann (1641-1695). Duits grammaticus; navolger van Schottel (zie aldaar). Hij publiceerde o.a. Grund-Sätze der deutschen Sprachen (1690).
| |
| |
Brandt, Geeraert (1626-1685). Remonstrants predikant te Nieuwkoop, Hoorn en Amsterdam. Hij was dichter van o.a. Stichtelijke gedichten (1665) en Poëzy (1688), biograaf van o.a. Hooft en Vondel en schrijver van Het leven van Michiel Adriaensz. de Ruiter (1687), editor van het werk van Hooft en Vondel; als kerkhistoricus verwierf hij een grote naam met Historie der reformatie in vier delen (1671, 1674, 1704). Moonen en Sewel getuigen dat zij het handschrift van Brandts (nooit uitgegeven) ‘Hollandse spraakkunst’ hebben kunnen inzien en verwerken in hun eigen geschriften; Nylöe blijkt op de hoogte met het bestaan ervan. Kaspar van Baerle was Brandts schoonvader.
Brandt, Caspar (1653-1696). Remonstrants predikant in Schoonhoven, Hoorn, Warmond, Alkmaar, Rotterdam en Amsterdam, waar hij zijn vader opvolgde. Hij werkte aan een Historie van het leven van Huig de Groot, die na zijn dood voltooid is door Adriaan van Cattenburch (1727). Een aantal van zijn preken werd uitgegeven.
Brandt, Geeraert jr. (1657-1683). Remonstrants predikant in Dokkum, Schoonhoven en Rotterdam. Hij schreef o.a. Tweejaerige geschiedenissen, voorgevallen in de jaren 1674 en 1675 (1678). Ook verschenen er enkele preken van hem in druk.
Brandt, Joannes (1660-1708). Remonstrants predikant te Hoorn, Den Haag en Amsterdam. In het spoor van zijn vader Geeraert B. wordt ook zíjn taalgebruik als voorbeeld gesteld; daarbij wordt met name op zijn preken gedoeld, waarvan Paulus leven of XXVII predikatien over 't voornaemste werk van zyn apostelschap (1695) werden uitgegeven.
Bredero, Garbrant Adriaensz (1585-1618). Dichter. Lid van de rederijkerskamer d'Eglantier. Hij was bevriend met Roemer Visscher en P.C. Hooft. Bredero schreef liederen, zgn. romantische spelen (o.a. Griane (1616)), kluchten (o.a. Klucht van de koe (1619)) en blijspelen (Moortje (1617) en Spaanschen Brabander Ierolimo (1617/8)).
Broekhuizen, Joan van (1649-1707). Dichter en klassiek filoloog. Zijn Latijnse gedichten (Carmina (1684), Poemata (1711)) wekten grote bewondering. David van Hoogstraten, die ook al de bundel Poemata had uitgegeven, bezorgde in 1712 de Gedichten, vergezeld van een levensbeschrijving van Van Broekhuizen en een gelegenheidsgedicht van Van Bockhoven (zie aldaar).
Camphuysen, Dirk Rafaëlsz (1586-1627). Predikant te Vleuten. Hij was bekend wegens zijn dikwijls herdrukte Stichtelyke rymen (1625).
Cats, Jacob(us) (1577-1660). Staatsman. Schrijver. Zijn werk, waarin godsdienst en liefde een belangrijke plaats innemen (b.v. Houwelyck, dat is de gansche gelegenheyt des Echten Staets (1625)), genoot lange tijd
| |
| |
grote populariteit vanwege het opvoedkundig karakter.
Cattenburch, Adriaan van (1664-1743). Remonstrants predikant in Rotterdam, hoogleraar letterkunde en wijsbegeerte aan het Amsterdams seminarium. Hij voltooide de door Caspar Brandt (zie aldaar) begonnen Historie van het leven van Huig de Groot (1727).
Coornhert, Dirck Volkertsz (1522-1590). Plaatsnijder, drukker, notaris en stadssecretaris in Haarlem, secretaris Staten van Holland. Dichter en toneelschrijver. Lid van de Amsterdamse rederijkerskamer In liefde bloeyende. Hij kreeg o.a. met Zedekunst, dat is wellevenskunste (1586) grote bekendheid.
Coster, Samuel (1579-1665). Arts. Dichter en toneelschrijver (tot ca. 1620) te Amsterdam. Lid van de rederijkerskamer In liefde bloeyende. Hij was mede-oprichter van de Nederduytsche Academie (1617).
Decker, Jeremias de (1609-1666). Makelaar te Amsterdam. Hij was bevriend met o.a. Joachim Oudaan en Jan Vos. Zijn dichterlijke werk, o.a. Gedichten (1656) en Rijm-oeffeningen (1659), werd ook vanwege het taalgebruik zeer gewaardeerd. Zijn biograaf, Brouërius van Nidek, vermeldt dat De Decker een spraakkunst voor eigen gebruik zou hebben vervaardigd.
Dumbar, Gerhard (1680-1744). Jurist en historicus, die over een kostbare bibliotheek beschikte.
Ennius, Quintus (239-169 v.C.). Latijns dichter. Zijn hoofdwerk is Annales, een geschiedenis van Rome vanaf de vroegste tijd, waarin hij Homerus' stijl navolgde. Groot was zijn invloed op Lucretius en Vergilius.
Francius, Petrus (1645-1704). Hoogleraar geschiedenis, welsprekendheid en Grieks te Amsterdam. De ‘Voorreden’ die hij schreef bij zijn vertaling Van de mededeelzaamheidt (1699) naar een tekst van Gregorius van Nazianze, wordt door verscheidene achttiende-eeuwse taalkundigen met veel waardering genoemd, evenals de vertaling zelf.
Gaveren, Johan van (ca. 1671-na 1708). Hij was van 1706-1708 redacteur van het geleerdentijdschrift De Boekzaal der Geleerde Werelt.
Groot, Hugo de (1583-1645). Jurist en diplomaat. De Groots omvangrijke oeuvre omvat juridische, godsdienstige, poëtische en tekstkritische uitgaven. In de achttiende eeuw werden zijn Bewijs van den waren godsdienst (1622) en Inleydinge tot de Hollantsche Rechtsgeleertheyt (1631) veel gelezen.
Haes, Frans de (1658-1690). Rotterdams koopman. Dichter. Hij was getrouwd met Cornelia Brandt, een dochter van Geeraert Brant sr. en Susanna van Baerle, dochter van Kaspar van Baerle. David van Hoogstraten was een jeugdvriend van hem.
| |
| |
Haes, Joan de (1685-1723). Zoon van de voorgaande. Koopman in Rotterdam. Letterkundige en dichter. Hij gaf in 1711 de Mengeldichten van zijn vader uit, waaraan hij een Aenhangsel met eigen gedichten toevoegde. Verder vervaardigde hij een levensbeschrijving van zijn grootvader van moederszijde Geeraert Brandt (1740). Kaspar van Baerle was zijn overgrootvader.
Halma, François (1653-1722). Boekdrukker en -handelaar in Utrecht, Amsterdam en Leeuwarden. Hij gaf o.a. Van Hoogstratens Aenmerkingen over de geslachten der zelfstandige naemwoorden (1700), Verwers Linguae belgicae idea grammatica, poetica, rhetorica (1707) en Moonens Nederduitsche Spraekkunst (1708) uit. Dichter, en o.a. auteur van Woordenboek der Nederduytsche en Fransche taalen (1708), waaraan o.a. Moonen en Sewel hun medewerking verleend hebben.
Hemsterhuis, Tiberius (1685-1766). Hoogleraar filosofie en wiskunde te Amsterdam, Grieks en vaderlandse geschiedenis in Franeker en Leiden. Hij was de vader van de wijsgeer François H. en bevriend met Lambert ten Kate.
Heuiter, Pontus de (1535-1602). Kanunnik te Gorcum, Delft, Deventer en St.-Truiden, en pastoor in Jabbeke, Brussel en St.-Truiden. Hij schreef een van de oudste spellingboeken voor het Nederlands: Nederduitse orthographie (1581).
Heule, Christiaen van (?-1655?). Welgesteld vachtenploter in Delft. Op het titelblad van de beide edities van zijn spraakkunst: De Nederduytsche grammatica ofte spraec-konst (1625) en De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe (1633) staat hij vermeld als ‘mathematicus’.
Heyns, Maria (ca. 1620-?). Volgens sommigen een dochter van Zacharias Heyns, maar of zij in familiebetrekking tot hem (en Peeter Heyns) stond, is onduidelijk. In 1647 verscheen van haar hand de Bloemhof der doorluchtige voorbeelden.
Heyns, Zacharias (1566?-na 1633). Boekdrukker en -verkoper in Antwerpen, Amsterdam. Dichter en toneelschrijver. Hij was lid en factor van de Amsterdamse rederijkerskamer 't Wit lavendel. Hij vertaalde werk van Du Bartas.
Hickes(ius), George (1642-1695). Engels geestelijke. Hij was de schrijver van o.a. enkele taalhistorische werken die op het Gotisch betrekking hebben: Grammatica Anglo-Saxonica et Moeso-Gothica (1688) en Institutiones grammaticae Anglo-Saxonicae & Moeso-Gothicae (1705) die aan Ten Kate goed bekend waren.
Hooft, Pieter Cornelisz (1581-1647). Ridder, drost van Muiden, baljuw van Gooiland; ambtenaar. Algemeen bekend en geprezen om zijn hoog- | |
| |
staande maar nauwelijks navolgbare, puristische gebruik van het Nederlands. Gewezen wordt nogal eens op zijn Henrik de Gróte (1626) en Neederlandsche histoorien (1642), en op C. Cornelius Tacitus Jaerboeken en Historien, ook zyn Germanië, en 't leeven van J. Agricola (1684), van welke werken (veelal verbeterde) herdrukken zijn verschenen, o.a. aan het begin van de achttiende eeuw. Afschriften van zijn taalkundige aantekeningen, de Waernemingen op de Hollandsche tael, circuleerden aan het begin van de achttiende eeuw; nadat Van Hoogstraten er een klein deel van had uitgegeven in zijn Aenmerkingen etc., publiceerde Ten Kate het geheel. Hij nam deel aan de ‘letterkonstige vergadering’ (zie De Hubert, Reael, Vondel). Hij was een neef van Baak en bevriend met o.a. Roemer Visscher, Kaspar van Baerle en Bredero.
Hoogstraten, David van (1658-1724). Medicus in Dordrecht, later conrector van de Amsterdamse Latijnse school. Dichter, vertaler en bezorger van uitgaven van de gedichten van anderen. Zijn Aenmerkingen over de geslachten der zelfstandige naemwoorden (1700) was succesvol; er zijn vijf herdrukken verschenen (zie tekst 1, 6, 8). Hij gaf kritiek op voorlopige versies van Moonens Nederduitsche Spraekkunst (zie tekst 3), bezorgde de derde druk van Nylöe's Aanleiding (1723), waaraan hij een waarderend voorwoord meegaf, evenals aan Verwers Idea (zie Verwer). In deze laatste nodigde Van Hoogstraten Moonen uit tot een reactie op de Idea. De Brief van den heere Arnold Moonen aen den opsteller dezer aenmerkingen over de Schetse der Nederduitsche spraekkunst is opgenomen achterin de tweede druk van Van Hoogstratens Aenmerkingen, terwijl in de derde druk tevens het antwoord van Anonymus Batavus [= Adriaen Verwer] daarop te vinden is (zie tekst 8). Van Hoogstraten verbeterde en vermeerderde het Nieuw woordboek der Nederlantsche en Latynsche tale (1704) van Samuel Hannot. Zie ook F. de Haes, Van Broekhuizen, Oudaan, Vos.
Horatius, Quintus H. Flaccus (65-8 v.C.). Een van de bekendste Romeinse dichters. Met name zijn zgn. Ars poetica, in feite de laatste (Ad Pisones) van zijn brieven (Epistolae), heeft grote invloed gehad. Horatius werd o.a. door Vondel vertaald; Pels maakte een vrije bewerking van de Ars poetica (zie Pels).
Hubert, Antonis de (1583-na 1639). Jurist. Nam deel aan de ‘letterkonstige vergadering’ die in de jaren 1622 en 1623 in Amsterdam werden gehouden (zie Hooft, Reael, Vondel). Vondel droeg hem zijn Hecuba (1625) op, Van Heule De Nederduytsche grammatica ofte spraec-konst (1625) en De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe
| |
| |
(1633). De Hubert nam voorin zijn Psalmen des propheeten Davids (1624) zijn ‘Noodige waarschouwinge aan alle liefhebbers der Nederduijtze tale’ op, een beknopte taalkundige verhandeling.
Huydecoper, Balthazar (1695-1778). Schouwburgregent, schout van Texel. Dichter, historicus en taalkundige. Hij schreef vier Frans-classicistische tragedies (o.a. Achilles (1719)), vertaalde Horatius (1726 en 1737) en gaf Brieven van P.C. Hooft uit (1738). Bekendheid verwierf hij zich vooral met de Proeve van Taal- en Dichtkunde (1730) (zie tekst 10) en met zijn editie van de Rijmkroniek van Melis Stoke (1772).
Huygens, Constantijn (1596-1687). Diplomaat. Dichter. Tot zijn bekendste werken behoren Batava Tempe (1621), Korenbloemen (1658), Hofwijck (1651) en zijn enige grote toneelstuk Trijntje Cornelis (1657).
Junius, Hadrianus (1511-1575). Stadsdokter in Haarlem en Middelburg, rector van de Latijnse school in Haarlem. Hij schreef werken op het terrein van de geneeskunde, klassieke filologie, taalkunde en geschiedenis. In zijn bekende boek Batavia (1588) behandelt hij de middeleeuwse geschiedenis van Nederland.
Kamphuisen zie Camphuysen
Kate, Lambert Harmensz ten (1674-1731). Leraar en koopman. Hij was bevriend met Tib. Hemsterhuis en Adriaen Verwer. Hij publiceerde o.a. enkele belangrijke taalkundige werken: Gemeenschap tussen de Gottische spraeke en de Nederduytsche, met een inleidende brief aan A[driaen] V[erwer] (1710) en Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake (1723).
Kats zie Cats
Kattenburg zie Cattenburch
Ketel, Cornelis (1548-1616). Schilder en dichter. Lid van de Amsterdamse rederijkerskamer In liefde bloeyende. Publiceerde o.a. in Karel van Manders Schilder-boeck (1604), en in Den Bloemhof (1608) en Den Nederduitschen Helicon (1610).
Kluit, Adriaan (1735-1807). Hoogleraar welsprekendheid en Grieks te Amsterdam; geschiedenis en oudheidkunde in Leiden. Hij bezorgde de vijfde en de zesde druk van de Aenmerkingen of Lyst van zijn oudoom Van Hoogstraten; hierover voerde hij een correspondentie met Huydecoper. Hij publiceerde in 1763 en 1777 enkele bijdragen over de spelling.
Kok, Allart (1616-1653). Zijdereder in Amsterdam. In 1649 verscheen van zijn hand het Ont-werp der Neder-duitsche letter-konst, een zeer schematische spraakkunst van het Nederlands.
| |
| |
Korenhart zie Coornhert
Koster zie Coster
Leupenius, Petrus (1607-1670). Predikant in 's-Hertogenrade, Hattem en Amsterdam. Zijn Aanmerkingen op de Neederduitsche taale (1653) is een taalkundig werk dat opmerkingen en aanvullingen bevat ten aanzien van de taalkundige opvattingen en voorstellen van Spiegel, De Hubert, Ampzing en Kok. In 1654 verscheen zijn Naaberecht gedaan op J.v. Vondelens Noodigh berecht over de nieuwe Nederduitsche misspellinge, waarin behalve verschil in taalkundige inzichten ook het verschil in religie een voorname rol speelt.
Lucretius Carus, Titus (ca. 99-55 v.C.). Romeins dichter. Bekend is zijn omvangrijk leerdicht De rerum natura. Door zijn rationalisme oefende hij grote invloed uit op schrijvers en dichters uit de tijd van het humanisme.
Moonen, Arnold (1644-1711). Predikant in Hardenberg en Deventer. Dichter, en schrijver van o.a. Poëzy (1700) en de Nederduitsche Spraekkunst (zie tekst 3), in 1706 voor het eerst verschenen en daarna verscheidene malen herdrukt. Dit werk heeft gedurende een eeuw grote invloed gehad. Hij schreef een Brief [...] aen den heere David van Hoogstraten. Over de Schetse der Nederduitse spraekkunst, onlangs in de Latynsche tale uitgegeven, opgenomen in Van Hoogstratens Aenmerkingen (1710/11) en Lyst (1723, 1733) (zie Van Hoogstraten, Reland, Verwer; zie tekst 8). Ook is een aantal van zijn preken uitgegeven.
Nazianze, Gregorius van (329/330-390). Heilige, kerkvader, kerkleraar. Van hem zijn gedichten, 45 redevoeringen en 245 brieven bewaard gebleven. Hij stond hoog aangeschreven als redenaar.
Nylöe, Jacobus (1670-1714). Predikant in Assen. Hij was de auteur van o.a. de Aanleiding tot de Nederduitsche taal (zie tekst 2 en 4), die in 1703 anoniem werd gepubliceerd. In de druk van 1707 is zijn naam onder de ‘Voorrede’ van de Aanleiding geplaatst, in de latere drukken op het titelblad.
Ooster, Matthias (?-?). ?
Oudaan, Joachim (1628-1692). Tegelbakker. In zijn Roomsche mogentheyt (1664) stelde hij enige spellingkwesties aan de orde. David van Hoogstraten bezorgde de uitgave van zijn Poëzy in drie delen (1712) en een jaar later J. Oudaans Aanmerkingen over Q. Horatius Flaccus Dichtkunst, op onze tyden en zeden gepast, door A. Pels (1713).
Ovidius, Publius O. Naso (43 v.C.-17 n.C.). Een van de bekendste en invloedrijkste Romeinse dichters. Zijn Metamorphoseon libri xv zijn o.a. door Vondel in het Nederlands vertaald. Deze vertaling vormde voor
| |
| |
Huydecoper de grond van zijn taalbeschouwing: Proeve van taal- en dichtkunde (1730) (zie tekst 10).
Papenbroek, Gerard van (1673-1743). Amsterdams bestuurder. In 1728 bezorgde hij de Verhandelingen Van der letteren affinitas of verwantschap: Van het gebruik der accentus of toonen in de Nederduitsche vaerzen: en Van de metaplasmus of woordvervorming, een selectie van de grammatische stukken van Nil, die onder zijn beheer waren. Van Hoogstraten droeg in 1723 de derde druk van de Aenmerkingen, dan verschenen als Lyst, aan hem op. Zijn portrettenverzameling vermaakte hij aan de Illustre school van Amsterdam, zijn kostbare bibliotheek werd aan de Leidse universiteit geschonken.
Pels, Andries (1631-1681). Advocaat en schouwburgregent. Toneeldichter (o.a. Didoos Doot (1668)), oprichter en voorman van het kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum. Hij vervaardigde een vrije bewerking van Horatius' Ars poetica met de titel Q. Horatius Flaccus Dichtkunst op onze tijden, én zéden gepast (1677), waarop J. Oudaan op verzoek van Pels Aanmerkingen (1713) maakte (zie Oudaan). Daarnaast schreef hij het theoretische Gebruik én Misbruik des Tooneels (1681). Op verzoek van twee Amsterdamse burgemeesters stelden de Nil Volentibus Arduumleden Pels, Willem Blaeu en Lodewijk Meyer een Nederlandse spraakkunst ten behoeve van het onderwijs op, waarvan slechts een gedeelte werd uitgegeven door Gerard van Papenbroek (zie Van Papenbroek).
Plemp, Cornelis Gijsbertsz (1574-1638). Advocaat in Den Haag. Dichter, lid van de Muiderkring en met Vondel bevriend. Hij was de schrijver van Speldwerk, of waerschouinge an den Neerduitschen schrijver van den spelding (1632), vertaald, bewerkt en uitgebreid tot Orthographia belgica (1637).
Plutarchus (ca. 46-120). Grieks historicus en filosoof. Kwam van Griekenland naar Rome.
Poeraet, Peter (1684-na 1730). Predikant in Nederhorst den Berg. Hij was de auteur van De spelling van A. Moonen in eenen brief verdedigt (1708), waaraan een bericht aan Jacobus Nylöe en Willem Sewel voorafging. De laatste reageerde daarop in zijn Aanmerkingen op het boekje, genaamd De spelling van A. Moonen in eenen brief verdeedigd (1708). Vanaf 1716 leverde Poeraet bijdragen aan het geleerdenperiodiek Maendelyke uittreksels, of De boekzael der geleerde werelt.
Reael, Laurens (1583-1636). Jurist; hij was o.a. actief bij de Verenigde Oostindische Compagnie. Dichter, bevriend met Vondel, Hooft, Huygens. Deelnemer aan de ‘letterkonstige vergadering’ (zie Hooft,
| |
| |
De Hubert, Vondel).
Reland, Adriaan (1676-1718). Hoogleraar filosofie in Harderwijk, later hoogleraar oosterse talen en Hebreeuwse antiquiteiten in Utrecht. Hij maakte ook naam als Latijns dichter. Anonymus Batavus [= Adriaen Verwer] schreef een Brief aen den heere Adriaen Reland [...] tot rekenschap vande aenmerkingen vanden heer Arnold Moonen op dezelve Idea; en van 't richtig Nederduitsch, zoo als door onze Hooge Overheidt gebruikt is in hare nieuwe overzettinge des bybels (1709), waarvan de tekst ook te vinden is in Van Hoogstratens Lyst (1723 en 1733) (zie Van Hoogstraten, Moonen, Verwer; zie tekst 8).
Revius, Jacobus (1586-1658). Predikant in Zeddam, Winterswijk-Aalten en Deventer. Dichter. Een van de revisoren van de Statenvertaling van 1637. Van zijn hand is het ‘Autographum van de Handelingen der translateurs ende reviseurs des Ouden Testaments’, waarin o.a. verslag wordt gedaan van de taalkundige beraadslagingen van 1633 aangaande de vertaling van de Schrift, en waarin de ‘Resolutien’ zijn opgenomen.
Reyd, Everard van (1550-1602). Burgemeester van Arnhem, adviseur van de Friese stadhouder Willem Lodewijk. In 1626 werd zijn Historie der Nederlantscher oorlogen uitgegeven, dat handelt over de periode 1566-1601. Er verschenen vermeerderde herdrukken van het boek en zelfs een Latijnse vertaling.
Rotgans, Lucas (1653-1710). Dichter. Van hem verschenen o.a. twee Frans-classicistische toneelstukken: Eneas en Turnus (1705) en Scilla (1709). De hele achttiende eeuw door werd hij beschouwd als een van de beste dichters van zijn tijd.
Rouxel, Claude (?-?). Hij schreef samen met François Halma het Dictionnaire nouveau, François & Flamand / Nieuw woorden-boek der Fransche en Nederlandtsche tale (1686).
Scioppius, Gaspar (1576-1649). Duitse polemist en filoloog, wiens eigenlijke naam Johann Buxtorf luidt. Zijn Grammatica philosophica sive Institutiones grammaticae latinae is voor het eerst in 1628 verschenen.
Schottel, Justus Georg (1612-1676). Duitse dichter en taalkundige. Hij schreef de belangrijkste grammatica van het Duits uit de zeventiende eeuw: Ausführliche Arbeit von der teutschen HaubtSprache (1663). Moonen ontleende veel aan dit werk ten behoeve van zijn Nederduitsche Spraekkunst (1706).
Schryver zie Scriverius
Scriverius, Petrus (1576-1660). Ambteloos. Hij schreef enige Nederlandse en Latijnse gedichten, gaf klassieke schrijvers uit en bezorgde een
| |
| |
uitgave van Het oude Goutsche chronycxken van Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt en Utrecht, dat postuum verscheen (1663).
Sewel, Willem (1653-1720). Vertaler en schrijver, o.a. van succesvolle woordenboeken en spraakkunsten, o.a. A compendious guide to the Low Dutch language (1700), Nederduytsche spraakkonst (1708; zie tekst 5 en 7). Van 1702 tot 1705 was hij redacteur van Twee-maandelyke uyttreksels, waarin tal van boeken werden aangekondigd en besproken.
Sidonius, Apollinaris (ca. 432-ca. 483). Heilige, bisschop. Gevierd Latijns dichter. Hij schreef verder cultuur-historisch belangrijke brieven.
Spiegel, Hendrik Laurensz (1549-1612). Welgesteld koopman in Amsterdam. Lid van de rederijkerskamer In liefde bloeyende, die in 1584 de eerste spraakkunst van het Nederlands uitgaf: Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst, waarvan Spiegel sinds lang als de schrijver wordt beschouwd. Zijn Hertspiegel werd om het taalgebruik bewonderd door o.a. Hooft en Vondel.
Stevin, Simon (1548-1620). Wiskundige en vestingbouwkundige, o.a. in dienst van prins Maurits, wiens leermeester hij was en aan wie hij zijn Wisconstige gedachtenissen (1605-1608) heeft opgedragen. Zijn Beghinselen der weeghconst (1586) bevat de befaamde inleiding over de ‘Uytspraeck vande weerdicheyt der Duytsche tale’. Stevin was een bekende purist en de ‘bedenker’ van verschillende Nederlandse wiskundige termen.
Stoke, Melis (eerste helft 13e eeuw - na 1305). Lage geestelijke, klerk. Zijn Rijmkroniek is het oudst bekende Nederlandstalige geschiedverhaal. Zij werd uitgegeven door Janus Dousa (1591), Cornelis van Alkemade (1699) (zie Van Alkemade), Balthazar Huydecoper (1772) (zie Huydecoper) en W.G. Brill (1885).
Suderman, Jan (vóór 1685-na 1723). Diaken van de doopsgezinde gemeente in Rotterdam. Dichter en vertaler. Hij vertaalde o.a. het eerste deel van de Uitgelezene predikaetsien van den zeer geleerden heer Cheminais (1724), terwijl Joan de Haes het tweede deel voor zijn rekening nam.
Tacitus, Publius Cornelius (ca. 55-116/120). Een van de belangrijkste Romeinse geschiedschrijvers. Zijn Agricola, De origine et situ Germanorum, Historiae en Annales werden in het Nederlands door P.C. Hooft vertaald. Het werk van Tacitus inspireerde Hooft tot het schrijven van de Neederlandsche histoorien (1642).
Terentius Afer, Publius (ca. 195/190-159 v.C.). Latijns blijspeldichter. In de middeleeuwen en renaissance werden zijn stukken gewaardeerd vanwege de combinatie van hoge moraliteit en elegant taalgebruik.
| |
| |
Thucydides (ca. 460-ca. 395 v.C.). Grieks geschiedschrijver. Zijn werk, dat de Peloponnesische oorlog beschrijft, vond navolging bij de Romeinen. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de wetenschappelijke geschiedschrijving.
Uitenbogaert, Johannes (1557-1644). Predikant in Utrecht en Den Haag, en hofprediker van prins Maurits. Onder zijn leiding werd de ‘Remonstrantse broederschap’ opgericht.
Vergilius, Publius V. Maro (70-19 v.C.). Beroemd Romeins dichter. Zijn werk werd in de zeventiende eeuw o.a. door Vondel in het Nederlands vertaald.
Verwer, Adriaen (1654/5-1717). Koopman te Amsterdam. Hij publiceerde anoniem een in het Latijn geschreven spraakkunst van het Nederlands: Linguae belgicae idea grammatica, poetica, rhetorica (1707), die door Van Hoogstraten werd ingeleid. Als kenner van het zeerecht kreeg hij grote bekendheid door de publikatie van Nederlants seerechten (1711). Hij was bevriend met Lambert ten Kate. Zie Van Hoogstraten, Moonen, Reland.
Visscher, Roemer (1547-1620). Handelsman te Amsterdam. Dichter. Lid van de rederijkerskamer In liefde bloeyende. Hij schreef o.a. Brabbelingh (1612) en Sinnepoppen (1614). Hij was bevriend met o.a. Hooft, Spiegel, Bredero, Vondel, Coornhert.
Vollenhove, Joannes (1631-1708). Predikant in Vledder, Zwolle en Den Haag. Hij was dichter, o.a. van het dikwijls aangehaalde of gememoreerde ‘Aan de Nederduitsche schryvers’, dat verscheen in de bekende bundel Poëzy (1686). Hij stond met veel auteurs van taal- en letterkundig werk mondeling en/of schriftelijk in contact. Hij werd beschouwd als een groot beheerser van zijn taal en velen vroegen hem om advies. Zijn taalkundige raadgevingen zijn te vinden in het werk van o.a. Nylöe en Moonen. Zijn taalgebruik, te vinden in prekenbundels als Gelukkige herbergsaamheit (1694) en De heerlijkheid der rechtvaerdigen (1696), werd veel geprezen.
Vondel, Joost van den (1587-1679). Winkelier en befaamd dichter te Amsterdam. Zijn taalgebruik is door veel achttiende-eeuwse Nederlandse taalreglementeerders als norm voorgehouden; daarbij worden o.a. de (opdrachten en voorredes van zijn) treurspelen, Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst (1662) genoemd, en Vondels vertalingen Publius Virgilius Maroos wercken (1646), Q. Horatius Flaccus Lierzangen en Dichtkunst (1654) en Publius Ovidius Nazoos Herscheppingen (1671). Hij nam deel aan de ‘letterkonstige vergadering’ (zie Hooft, De Hubert, Reael). Met Leupenius (zie daar) raakte hij ook taalkundig
| |
| |
in een ernstig conflict dat in de zeventiende en de achttiende eeuw nog verschillende malen werd opgerakeld: hij nam achterin de uitgave van Lucifer (1654) een Noodigh berecht over de nieuwe Nederduitsche misspellinge op waarmee de rond 1640 tot het katholicisme overgegane Vondel de woede van de dominee over zich afriep. Zijn Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste (1650) gold als een beknopte poëtica.
Vos, Jan (1610/11-1667). Glazenloder en wijnroeier van Amsterdam. Schouwburgregent. Hij was bevriend met o.a. Hooft, Barlaeus, De Decker. Het spektakelstuk Aran en Titus (1641) oogstte veel lof bij zijn tijdgenoten. Als dichter en toneelschrijver door Van Hoogstraten en de zijnen sterk bekritiseerd, ook vanwege zijn taalgebruik.
Vossius, Gerardus Joannes (1535-1649). Hoogleraar retorica en algemene geschiedenis in Leiden; rector en hoogleraar geschiedenis en staatswetenschappen te Amsterdam. Hij gaf vele boeken in het licht, o.a. ten dienste van het onderwijs (de Latina grammatica (1626) vormde eeuwenlang hèt boek om Latijn te leren). Zijn De arte grammatica libri septem (1635) is een compilatiewerk waarin de grammaticale opvattingen van voorgangers zijn bijeengebracht en gekritiseerd. Het werk kreeg later Aristarchus als titel, naar de Alexandrijnse taalkundige en Homeruscriticus (217-145 v.C.).
Westerbaen, Jacob (1599-1670). Geneesheer in 's-Gravenhage. Dichter. In de achttiende eeuw werd hij nog beschouwd als een van de beste dichters van zijn tijd. Westerbaen schreef tal van (gelegenheids)gedichten en vertaalde werk van Seneca, Vergilius, Ovidius en Terentius, waaronder Adelphi dat is de gebroeders. Hij was bevriend met Constantijn Huygens.
Wetsteen, (Johan) Hendrik (1649-1726). Amsterdams boekverkoper. Hij drukte voornamelijk in het Latijn, maar gaf ook veel Franse, en enkele Nederlandse en Duitse boeken uit.
Zwaerdecroon, Hendrik (ca. 1594-?). Conrector van de Latijnse school in Leiden, later rector in Noordwijk en Rotterdam. In 1648 werd zijn Terentiusvertaling uitgebracht, die verschillende keren werd herdrukt.
|
|