| |
| |
| |
Literatuurverwijzingen
In deze lijst zijn de werken waaruit in deze bundel een ‘Voorrede’ is opgenomen, niet vermeld.
Baar, H.H. van den, 1968
‘Wilima Séwela iskusstvo Nederlandskago jazyka’. In: Handelingen van het dertigste Nederlands filologencongres. Groningen: 126-129
Bruin, C.C. de, 1993
De Statenbijbel en zijn voorgangers. Nederlandse bijbelvertalingen vanaf de Reformatie tot 1637 (bew. door F.G.M. Broeyer). Haarlem-Brussel
Buitendijk, W.J.C., 1975
Jan Vos Toneelwerken. Assen-Amsterdam
Caron, W.J.H., 1953
Heule, Christiaen van, De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe (1633). Uitgegeven, ingeleid en toegelicht. Groningen-Djakarta
Caron, W.J.H., 1958
Petrus Leupenius, Aanmerkingen op de Neederduitsche taale en Naaberecht, uitgegeven en toegelicht. Groningen
Caron, W.J.H., 1971
Heule, Christiaen van, De Nederduytsche grammatica ofte spraec-konst (1625). Uitgegeven, ingeleid en toegelicht. Groningen
Daan, J., 1989
‘Als iet komt tot niet... Nederlands van hoog tot laag’. In: Verslagen en mededelingen van de koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde 1989: 2-79
Daan, J., 1992
‘Wat is een dialect? De betekenisnuances van dit woord in Nederland, bij Lambert ten Kate en in latere eeuwen’. In: Taal en tongval 44: 156-187
Dalen, Mieke van, 1992
‘Huydecopers samentrekkingsproblemen en de taalbeschouwing in de 18de eeuw’. In: De nieuwe taalgids 85: 136-146
Dibbets, G.R.W., 1985
Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584), ingeleid, geïnterpreteerd, van kommentaar voorzien en uitgegeven. Assen-Maastricht
Dibbets, G.R.W., 1989
‘De drieledige vormen in taal en taalbeschouwing’. In: De nieuwe taalgids 82: 339-341
| |
| |
Dibbets, G.R.W., 1991
Vondels zoon en Vondels taal. Johannes Vollenhove en het Nederlands. Amsterdam
Dibbets, G.R.W., 1992
‘Moonens “Nederduitsche spraekkunst” (1706) in brieven aan Vollenhove’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 108: 256-275
Dibbets, G.R.W., 1993
‘Joachim Oudaan en de taalvoorschriften’. In: B. van Bakel, P.-A. Coppen en P.Rolf (eds), Zin dat het heeft. Een liber amicorum voor Jan. van Bakel. Nijmegen: 145-157
Dibbets, G.R.W. & M. Klein, 1990
‘Huydecopers samentrekkingsproblemen’. In: De nieuwe taalgids 83: 323-336
Dijck, J.J.E. van, 1958
‘Balthazar Huydecoper en Vondel; een hoofdstuk uit de geschiedenis der achttiende-eeuwse Vondelwaardering’. In: Uit de school van Michels. Nijmegen: 76-116
Eeghen, I.H. van, 1960-1978
De Amsterdamse boekhandel 1680-1725. [5 delen]. Amsterdam
Feitsma, A., 1966
‘Johannes Hilarides yn taelkundige polemyk’. In: A. Feitsma et al., Johannes Hilarides en syn naamspooringen van het platte Friesk. Tekst, kommentaer, bibliografy en registers. Tweede deel. Grins: 49-71
Francius, P., 1699
Gregorius Nazianzenus Van de mededeelzaamheidt. Amsterdam
Geerts, G., 1966
Genus en geslacht in de gouden eeuw. Tongeren
Haitsma Mulier, E.O.G. & G.A.C. van der Lem, 1990
Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland, 1500-1800. Den Haag
Halma, F., 1708
Le grand dictionaire François & Flamend/Het groot Fransch en Nederduitsch woordenboek. Amsterdam
Hanou, A.J., 1988
‘De ondergang van Pieter Poeraet (1684-?), dominee-dichter’. In: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 11: 37-60
Heule, C. van, 1625
zie Caron 1971
Heule, C. van, 1633
zie Caron 1953
| |
| |
Hoeven, A. van der, 1896
Lambert ten Kate, De ‘Gemeenschap tussen de Gottische Spraeke en de Nederduytsche’ en zijne onuitgegeven geschriften over klankkunde en versbouw. 's-Gravenhage
Hull, W.I., 1933
Willem Sewel of Amsterdam 1653-1720. The first Quaker historian of Quakerism. Swarthmore, Pennsylvania
Jongeneelen, G.H., 1992
‘Lambert ten Kate and the origin of 19th-century historical linguistics’. In: J. Noordegraaf, K. Versteegh, K. Koerner (eds), The history of linguistics in the Low Countries. Amsterdam-Philadelphia: 201-219
Kluit, A., 1759
‘Voorrede’. In: David van Hoogstraten, Lyst der gebruikelykste zelfstandige naemwoorden. Amsterdam
Knol, J., 1977
‘De grammatica in de achttiende eeuw’. In: D.M. Bakker en G.R.W. Dibbets (eds), Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde. 's-Hertogenbosch: 65-112
Knol, J. en M. Maas, 1977
Bibliografie van de geschriften op het gebied van de Nederlandse taalkunde uit de periode 1691-1804. Amsterdam-Nijmegen
Kollewijn, R.A., 1906
‘Een taaldespoot uit de pruiketijd’. In: Taal en Letteren 16: 1-29
Kollewijn, R.A., 1932
‘De geschiedenis van de geslachten der zelfstandige naamwoorden in het Nederlands’. In: Nederlandse spelling, geslacht en verbuiging. Een bundel opstellen van J.H. van den Bosch et al. Groningen-Den Haag-Batavia: 52-91
Kooiman, K., 1917
‘Een oude critiek op Hoogstraten's geslachtslijst’. In: Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde 36: 309-317
Kuiper, E.J., 1958
De Hollandse ‘schoolordre’ van 1625. Groningen
Leendertz Jr., P., 1931
Bibliographie der werken van P.C. Hooft. 's-Gravenhage
Maljaars, A., 1979
Bijdrage tot de kennis van genus en geslacht in de achttiende eeuw, met een uitweiding over de pronominale aanduiding in het moderne Nederlands. Utrecht
| |
| |
Nolen, Th., 1886
Iets over David van Hoogstraten en de letterkundige twisten van zijn tijd. Rotterdam
Osselton, N.E., 1973
The dumb linguists. A study of the earliest English and Dutch dictionaries. Leiden-Londen
Peeters, L., 1989
‘Taalcultuur en stadscultuur in de zeventiende eeuw: sociolingïstische aspecten van Vroegnieuwnederlandse taalideologie’. In: (dez.) Taalopbouw als renaissance-ideaal. Studies over taalopvattingen en taalpraktijk in de zestiende en zeventiende eeuw. Amsterdam: 160-178
Peeters, L., 1989a
‘Taalkunde en wetenschap in de zestiende eeuw, en het ontstaan van het Nederlandse trivium’. In: (dez.) Taalopbouw als renaissance-ideaal. Studies over taalopvattingen en taalpraktijk in de zestiende en zeventiende eeuw. Amsterdam: 16-39
Peeters, L., 1990
‘Lambert ten Kate (1674-1731) en de achttiende-eeuwse taalwetenschap’. In: Traditie en progressie. Handelingen van het 40ste Nederlands filologencongres. 's-Gravenhage: 151-160
Pels, A., 1677
zie Schenkeveld-van der Dussen 1973
Pol, L., 1987
Romanbeschouwing in voorredes. Een onderzoek naar het denken over de roman in Nederland tussen 1600 en 1755. Utrecht
Posthumus, J., 1993
‘Van Jaeger naar Kramers. De eerste halve eeuw van Kramers’ vertaalwoordenboeken Frans, Duits en Engels’. In: Trefwoord 6: 15-33
Roscam Abbing, M., 1987
Van Hoogstraten; iconografie van een familie. S.l.
Schaars, F.A.M., 1988
De Nederduitsche spraekkunst (1706) van Arnold Moonen (1644-1711). Een bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandstalige spraakkunst. Wijhe
Schaars, F.A.M. en M. te Wilt, 1989
‘Jacobus Nylöe (1670-1714) en zijn Aenleiding tot de Nederduitsche taal’. In: Dibbets, G.R.W. en P.W.M. Wackers (eds), Wat duikers vent is dit! Opstellen voor W.M.H. Hummelen. Wijhe: 267-294
| |
| |
Schaik, C.J.J. van, 1962
Balthazar Huydecoper; een taalkundig, letterkundig en geschiedkundig initiator. Assen
Schenkeveld-van der Dussen, M.A., 1973
A. Pels' Q. Horatius Flaccus Dichtkunst op onze tijden en zeden gepast. Met inleiding en commentaar. Assen
Schultink, H., 1989
‘Regelmaat in onregelmatigheid: Ten Kate, Van Haeringen en de ANS in historisch perspectief’. In: A. Quak en F. van der Rhee (eds), Palaeogermanica et onomastica. Festschrift für J.A. Huisman zum 70. Geburtstag. Amsterdam: 202-213
Sterck, J.F.M., 1935
Vondelbrieven uit de XVIIe eeuw aan en over den dichter. Amsterdam-Sloterdijk
Unger, J.H.W., 1888
Bibliographie van Vondels werken. Amsterdam
Vollenhove, J., 1686
‘Aan de Nederduitsche schryvers’. In: (id.) Poëzy. Amsterdam: 564-577
Vooys, C.G.N. de, 1924
‘Achttiende-eeuwse spraakkunstbeschouwing’. In: Verzamelde Taalkundige Opstellen I. Groningen-Den Haag: 354-373
Vooys, C.G.N. de, 1970
Geschiedenis van de Nederlandse taal. Groningen
WB. De werken van Vondel. [11 delen]. Amsterdam, 1927-1940
Zwaan, F.L., 1939
Uit de geschiedenis der Nederlandsche spraakkunst. Grammatische stukken van De Hubert, Ampzing, Statenvertalers en reviseurs, en Hooft, uitgegeven, samengevat en toegelicht. Groningen-Batavia (Groningen, 21974)
|
|