8. Van Hoogstraten 1723
David van Hoogstraten, Lyst der gebruikelykste zelfstandige naemwoorden (1723)
Nadat de eerste twee drukken van zijn Aenmerkingen over de geslachten der zelfstandige naemwoorden uitverkocht waren, werd David van Hoogstraten van verschillende kanten benaderd om een nieuwe editie ervan te bezorgen. Van Hoogstraten ging op dat verzoek in, zodat in 1723 bij Gerard Onder de Linden te Amsterdam de Lyst der gebruikelykste zelfstandige naemwoorden het licht zag. De redacteur die in datzelfde jaar voor de septemberaflevering van het geleerdentijdschrift Boekzaal van Europe een uittreksel van het boek vervaardigde, stak zijn bewondering niet onder stoelen of banken: ‘noit wert nutter arbeit aen onze Moedertaale besteet. Want, houd men geen streek in de Geslachten der Zelfstandige Naemwoorden, dan loopt alles in 't wilt, het lezen verdriet den Lezer om die haveloosheit’.
De derde druk was de laatste die verscheen tijdens het leven van Van Hoogstraten, die in 1724 overleed. In 1733 kwam de vierde druk uit. De vijfde druk, die in 1759 werd gepubliceerd, was aangevuld met materiaal dat bijeengebracht was door Gerard Outhof. Adriaan Kluit nam de zesde en laatste uitgave van de Lyst uit 1783 voor zijn rekening.
De opzet van de Lyst is gelijk aan die van de Aenmerkingen: aan de hand van voorbeelden uit het taalgebruik van -voornamelijk- Hooft en Vondel laat Van Hoogstraten zien welk geslacht aan een bepaald zelfstandig naamwoord toegekend dient te worden. Toont hij zich in de eerste en -in mindere mate- in de tweede druk ‘meer raadgever dan wetgever’ (De Vooys 1924: 360), in de daaropvolgende jaren heeft Van Hoogstraten kennelijk zoveel autoriteit verworven dat hij in de ondertitel de woorden ‘tot een proeve opgestelt’ -nog wel te vinden in de eerste en tweede druk- achterwege laat. Ten opzichte van de eerste twee drukken is de Lyst sterk in omvang toegenomen. Daarvoor zijn enkele oorzaken aan te wijzen. Allereerst eerste bevat de derde druk een grotere hoeveelheid trefwoorden. Verder is het aantal voorbeelden per lemma vergroot, waarbij Van Hoogstraten zich ditmaal niet uitsluitend beperkt heeft tot het verstrekken van voorbeelden uit prozateksten, maar ook voorbeelden geeft uit poëzie. In de derde plaats heeft Van Hoogstraten een brief van Anonymus Batavus aan Adriaen Reland opgenomen. Deze brief vormde een reactie op een brief van Arnold Moonen aan David van Hoogstraten die gepubliceerd was in de tweede druk van de Aenmerkingen uit 1710/1711 en opnieuw afgedrukt is in de derde druk. Ten