4. Nyloe 1707
Jacobus Nylöe, Aanleiding tot de Nederduitsche taal (1707)
De tweede druk van Nylöe's Aanleiding verscheen niet, zoals de eerste (zie tekst 2), bij Gerard Borstius in Amsterdam, maar dichter in de buurt van de auteur: bij Hero Nauta in Leeuwarden. Ook het titelblad van deze druk, ‘Merkelyk vermeerdert’, bevat niet de naam van de Assense dominee, maar deze staat aan het slot van de ‘Voorrede’. Het boekje blijkt aanzienlijk te zijn uitgebreid. Aan het slot is een ‘Toegift van enige sierlyke spreekwyzen en fraaie manieren van uitdrukkingen’ geplaatst, 31 bladzijden groot. Maar ook de Aanleiding zelf is uitgebreid, én verbeterd, zoals de redacteur van De boekzaal der geleerde werelt, Johan van Gaveren, in de aflevering van juli/augustus van 1707 (: 81-85) heeft opgemerkt: ‘vermits de Schryver, zoo door eige oeffening, als op onderrichting van anderen, verscheide zaaken heeft aangemerkt, die te vooren van hem zoo wel niet gezien waren: zonder nu te zeggen, dat de Hr. Nyloë deeze verhandeling noch vermeerdert heeft met eenige nieuwe hooftstukken’. Nieuw zijn de hoofdstukken II-V (over stijl) en X (over woordvorming), en de al bestaande hoofdstukken zijn bijgewerkt. Dat is onder andere gebeurd aan de hand van kritische opmerkingen die Willem Sewel in de Twee-maandelyke uyttreksels van alle eerst uytkomende boeken (Rotterdam: Barent Bos, 1703 II: 103-130) had gemaakt in zijn lovende bespreking van Nylöe's werk (‘Liefhebbers onzer voortreffelyke Nederduytsche taale, hier vertoont zich iets fraais’, etc.). Nog meer van invloed zijn de opmerkingen van Joannes Vollenhove geweest, terug te vinden in Vollenhoves exemplaar van de Aanleiding-editie van 1703 (UBAmsterdam 6 F 1). Deze kanttekeningen zijn ook aan Nylöe toegestuurd, waarschijnlijk in de eerste maanden van 1704: op 17 april van dat jaar schrijft Nylöe tenminste aan Vollenhove: ‘Ik ben Uw Eerw[aardighei]t. grote dankbaarheid schuldig voor de moeite die Uw Eerw. heeft gelieven te nemen in 't doorlezen van mijn boekje, en het te versieren met zo vele schone en voor mij nutte en nodige Aantekeningen, waar door het, eens andermaal in 't licht komende, met meerder luister zal te voorschijn komen’.
De ‘Voorrede’ bij de tweede druk is geheel nieuw. Opvallend is het dat Nylöe opent met een spreekwoord, precies zoals Moonen een jaar eerder had gedaan (zie tekst 3). Deze ‘Voorrede’ is ook afgedrukt in de derde druk (1711), waarin de naam Nylöe op het titelblad is vermeld.