| |
| |
| |
10 Bibliografie
[Aarts 1994.] F.G.A.M. Aarts, Bewakers van de taal. Over de rol van puristen en prescriptivisten in de geschiedenis van het Engels. Afscheidscollege ter gelegenheid van het aftreden als hoogleraar in de Engelse Taalkunde in de Faculteit der Letteren van de Katholieke Universiteit Nijmegen op vrijdag 9 september 1994. Nijmegen, 1994. |
[Van Abkoude 1743.] J. van Abkoude, Naam register of verzaameling van Nederduytsche boeken, die zedert de Jaaren 1640. tot 1741. zyn uytgekomen. Leiden, 1743. |
[Van Abkoude & Arrenberg 1788.] J. van Abkoude & R. Arrenberg, Naamregister van de bekendste en meest in gebruik zynde Nederduytsche boeken, welke sedert het jaar 1600 tot het jaar 1761 zyn uytgekomen. Rotterdam, 1788. |
[Von Albrecht 1979.] Michael von Albrecht, ‘Vondels niederländischer Ovid - ein poetisches Testament’. In: Lampas 12 (1979), pp. 154-172. |
[Album academicum 1882.] Album academicum van het Athenaeum Illustre en van de Universiteit van Amsterdam, bevattende de namen der hoogleeraren en leeraren van 1632 tot 1882 en der studenten van 1799 tot 1882. Amsterdam, 1882. |
[Album Promotorum 1936.] Album Promotorum, qui inde ab anno MDCXXXVIo usque ad annum MDCCCXVum in Academia Rheno-Trajectina gradum doctoratus adepti sunt, Societas cui nomen ‘Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen’ componendum edendumque curavit, atque Academiae Rheno-Trajectinae trecesimo die natali donum obtulit. Traiecti ad Rhenum, 1936. |
[Album Studiosorum 1886.] Album Studiosorum Academiae Rheno-Traiectinae MDCXXXVI-MDCCCLXXXVI. Accedunt nomina curatorum et professorum per eadem secula. Ultraiecti, MDCCCLXXXVI. |
[Alewijn 1774.] Zacharias Henric Alewijn, ‘Verdediging van de voornaamste dichterlyke vryheden’. In: Werken van de Maetschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden. Tweede deel. Leyden, 1774, pp. 89-155. |
[Van Alkemade 1699.] Cornelis van Alkemade, Hollandse jaar-boeken of rijm-kronijk van Melis Stoke [...]. Alles met noodige uitleggingen opgehelderd door -. Leyden, 1699. |
[Altena 1986.] Peter Altena, ‘Het Journal litéraire en de poëtenoorlog in de Nederlandse literatuur’. In: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 18/2 (1986), pp. 267-285. |
[Ampzing 1628.] Samuel Ampzing, Nederlandsch Tael-bericht. In: Zwaan 1939, pp. 133-191. |
[ANS 1984.] Algemene Nederlandse Spraakkunst. Onder redactie van G. Geerts et al. Groningen; Leuven, 1984. |
[Arens 1962.] J.C. Arens, ‘Waardering voor Revius in de achttiende eeuw’. In: De Nieuwe Taalgids 55 (1962), p. 100. |
[Arens 1963.] J.C. Arens, ‘Ovidius om te zingen’. In: De Nieuwe Taalgids 56 (1963), pp. 220-222. |
[Arpots 1987.] R. Arpots, Vondel in Nijmegen. Catalogus van Vondel-drukken tot en met 1855, aanwezig in de Bibliotheek van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Samengesteld door Robert Arpots in samenwerking met Geert Dibbets, Wim Hüsken en Ben Salemans. Nijmegen, 1987. |
[Arpots 1991.] R. Arpots, Toneel in Nijmegen. Catalogus van Nederlandstalige toneelwerken gedrukt in de Republiek in de 18e eeuw en aanwezig in de Bibliotheek van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Nijmegen, 1991. |
[Bakker & Dibbets 1977.] D.M. Bakker & G.R.W. Dibbets, Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde. Den Bosch, 1977. |
[Bartelink 1969.] G.J.M. Bartelink, Mythologisch woordenboek. Utrecht/Antwerpen, 1969. |
[Bedaux 1983.] J.B. Bedaux, ‘Beelden van “leersucht” en tucht. Opvoedingsmetaforen in de Nederlandse schilderkunst van de zeventiende eeuw’. In: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek. Bus- |
| |
| |
sum, 1983, pp. 49-74. |
[Beekman 1912.] A. Beekman, Influence de Du Bartas sur la litterature neerlandaise. Poitiers, 1912. |
[Van den Berg 1975.] B. van den Berg, ‘Lambert ten Kate's “Gemeenlandsche Dialect”’. In: Spel van zinnen. Album A. van Loey. Samengesteld door R. Janssen-Sieben, S. de Vriendt, R. Willemyns. Brussel, 1975, pp. 299-304. |
[Van der Bijll 1946.] H. van der Bijll, ‘Balthasar Huydecoper’. In: Amstelodamum. Maandblad voor de kennis van Amsterdam 33 (1946), p. 37. |
[Boddaert 1738.] Pieter Boddaert, Stichtelyke gedichten. Derde deel. Middelburg, 1738. |
[De Bonth 1993.] R. de Bonth, ‘Een oud man of een jonge bedrieger. Balthazar Huydecoper en de rijmkroniek van Klaas Kolijn’. In: Madoc 7 (1993), pp. 36-46. |
[De Bonth 1994.] R. de Bonth, ‘Grasduinen in Carolus Tuinmans (1659-1728) Oud en Nieuw’. In: Voortgang. Jaarboek voor de Neerlandistiek 14 (1993/1994), pp. 21-59. |
[De Bonth 1995.] Roland de Bonth, ‘A Black Sheep and a White Crow. Carolus Tuinman (1659-1728) and Lambert ten Kate (1674-1731) on Etymology’. In: Klaus D. Dutz & Kjell-Åke Forsgren (Eds.), History and Rationality. The Skövde Papers in the Historiography of Linguistics. Münster, 1995, pp. 107-132. |
[De Bonth 1996a.] Roland de Bonth, ‘On Second Thoughts. The Reprint of Balthazar Huydecoper's Proeve van Taal- en Dichtkunde (1782-1791)’. In: De Bonth & Noordegraaf 1996, pp. 91-119. |
[De Bonth 1996b.] Roland de Bonth, ‘“Wanneer toch komt de Nederduitsche Spraakkunst van den Heer Tollius te voorschijn?” Een onuitgegeven spraakkunst uit de achttiende eeuw (II)’. In: Meesterwerk 7, september 1996, pp. 26-43. |
[De Bonth & Dibbets 1995.] R.J.G. de Bonth & G.R.W. Dibbets, Voor rede vatbaar. Tien voorredes uit het grammaticale werk van Van Hoogstraten, Nylöe, Moonen, Sewel, Ten Kate, Huydecoper (1700-1730). Amsterdam; Münster, 1995. |
[De Bonth & Noordegraaf 1996.] Roland de Bonth & Jan Noordegraaf, Linguistics in the Low Countries. The eighteenth century. Amsterdam; Münster, 1996. |
[Bostoen 1985.] K. Bostoen, Kaars en bril: de oudste Nederlandse grammatica. S.l., 1985. |
[Van den Branden 1956.] L. van den Branden, Het streven naar verheerlijking, zuivering en opbouw van het Nederlands in de 16de eeuw. Antwerpen, 1956. |
[Breeuwsma 1990.] José Breeuwsma met medewerking van H.W. de Kooker, Leidse Vondeliana. Catalogus van werken van en over Vondel, in druk verschenen voor 1856, aanwezig in de collecties van de Bibliotheek der Rijksuniversiteit, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Bibliotheca Thysiana te Leiden. Leiden, 1990. [Kleine publicaties van de Leidse Universiteitsbibliotheek, nr. 7]. |
[Brom 1926.] G. Brom, ‘Het Middelnederlands’ In: Romantiek en katholicisme in Nederland. Tweede deel. Wetenschap en staatkunde. Groningen; Den Haag, 1926, pp. 3-44. |
[Bruch 1990.] H. Bruch, ‘De kroniek van Melis Stoke’. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 106 (1990), pp. 85-106. |
[Brugmans 1932a.] H. Brugmans, ‘Inleiding’. In: Gedenkboek van het Athenaeum en de universiteit van Amsterdam 1632-1932. Amsterdam, 1932, pp. 1-9. |
[Brugmans 1932b.] H. Brugmans, ‘Algemeene geschiedenis van universiteit en athenaeum’. In: Gedenkboek van het Athenaeum en de universiteit van Amsterdam 1632-1932. Amsterdam, 1932, pp. 11-105. |
[Buchwald, Hohlweg & Prinz 1982.] Wolfgang Buchwald, Armin Hohlweg & Otto Prinz, Tusculum-lexikon. Griechischer und lateinischer Autoren des Altertums und des Mittelalters. Dritte, neu bearbeitete und erweiterte Auflage. München; Zürich, 1982. |
[De Buck 1930.] H. de Buck, De studie van het Middelnederlandsch tot in het midden der negentiende eeuw. Groningen; Den Haag, 1930. |
[De Buck 1952.] H. de Buck, ‘De Nederlandse taalkunde tijdens de eerste levensjaren van de maatschappij’. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. 1950-1951.
|
| |
| |
Leiden, 1952, pp. 21-32. |
[Buijnsters 1984.] P.J. Buijnsters, Wolff & Deken, een biografie. Leiden, 1984. |
[Buijnsters 1984a.] P.J. Buijnsters, ‘Kennis en waardering voor Middelnederlandse literatuur in de 18de eeuw’. In: Documentatieblad Werkgroep achttiende eeuw 16 (1984), pp. 39-58. |
[Buijnsters 1992.] P.J. Buijnsters, Justus van Effen (1684-1735); Leven en Werk. Utrecht, 1992. |
[Bullinga [1994].] M. Bullinga, ‘Vragen rond Johanna Corleva (1698-1752). Een vergeten Nederlandse lexicografe’. In: Trefwoord 7, pp. 25-31. |
[Burgers 1993.] J.W.J. Burgers, ‘De loopbaan van de klerk Melis Stoke’. In: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 108 (1993), pp. 20-27. |
[Van Buuren 1979.] A.M.J. van Buuren, Der minnen loep van Dirc Potter. Studies over een Middelnederlandse Ars amandi. Utrecht, 1979. |
[Caron 1953a.] W.J.H. Caron, C. van Heule, De Nederduytsche grammatica ofte spraec-konst. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door -. Groningen; Djakarta, 1953 [Trivium: I, 1]. |
[Caron 1953b.] W.J.H. Caron, C. van Heule, De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door -. Groningen; Djakarta, 1953 [Trivium: I, 2]. |
[Caron 1958.] W.J.H. Caron, P. Leupenius, Aenmerkingen op de Neederduitsche taale en naaberecht. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door -. Groningen, 1958 [Trivium: IV; zie Leupenius 1653]. |
[Caron 1972.] W.J.H. Caron, Klank en teken. Verzamelde taalkundige studies. Groningen, 1972. |
[Chassant & Tausin 1978.] Alph. Chassant & Henri Tausin, Dictionnaire des devises historiques et héraldiques. Genève, 1978. |
[Corneille 1971.] Corneille, Théâtre complet; Tome Premier. éd. G. Couton. Paris, 1971. |
[Daan 1992.] Jo Daan, ‘The relation between dialect and standard language in the Netherlands in the past as a key to the present’. In: Dialect and Standard Language. Dialekt und Standardsprache in the English, Dutch, German and Norwegian Language Areas. Seventeen Studies in English or German. Edited by J.A. van Leuvensteijn and J.B. Berns [Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Verhandelingen, Afd. Letterkunde, Nieuwe Reeks, deel 150]. Amsterdam, etc., 1992, pp. 147-161. |
[Van Dalen 1992.] M. van Dalen, ‘Huydecopers samentrekkingsproblemen en de taalbeschouwing in de 18de eeuw’. In: Nieuwe Taalgids 85 (1992), pp. 136-146. |
[Van Dam 1963.] C.F.A. van Dam, ‘Balthazar Huydecoper en de Spaanse letterkunde’. In: De Nieuwe Taalgids 56 (1963), pp. 143-145. |
[Damsteegt 1968.] B.C. Damsteegt, ‘Betekenis en functie van “als wanneer”’. In: De Nieuwe Taalgids 61 (1968), pp. 109-115. |
[Deschamps 1963.] J. Deschamps, ‘De Middelnederlandse handschriften van de grote en de kleine “Der sielen troest”’. In: Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis XVII (1963), pp. 111-167. |
[Deschamps 1970.] J. Deschamps, Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken; [Catalogus van de] Tentoonstelling ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 24 okt. - 24 dec. 1970. |
[Dibbets 1968.] G.R.W. Dibbets, Nederduitse orthographie van Pontus de Heuiter (1581). Een inleiding. Assen, 1968. |
[Dibbets 1974.] G.R.W. Dibbets, ‘De benamingen van de woordsoorten in oude Nederlandse grammatica's tot 1805’. In: Leuvense Bijdragen 63 (1974), pp. 113-136. |
[Dibbets 1977a.] G.R.W. Dibbets, ‘Inleiding’. In: Bakker & Dibbets 1977, pp. 23-37. |
[Dibbets 1977b.] G.R.W. Dibbets, ‘Grammaticale geschriften uit de zeventiende eeuw’. In: Bakker & Dibbets 1977, pp. 39-63. |
[Dibbets 1981.] G.R.W. Dibbets, A.L. Kók, Ont-werp der Neder-duitsche letter-konst. Uitgegeven, ingeleid en van kommentaar voorzien door -. Assen, 1981 [zie Kók 1649]. |
[Dibbets 1985.] G.R.W. Dibbets, Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584). Ingeleid, ge- |
| |
| |
ïnterpreteerd, van kommentaar voorzien en uitgegeven door -. Assen; Maastricht, 1985 [zie Twe-spraack 1584]. |
[Dibbets 1989.] G.R.W. Dibbets, ‘GEBRUYC en REDEN in De Nederduytsche Spraeckonst (1633) van Christiaen van Heule’. In: Gramma 13 (1989), pp. 33-56. |
[Dibbets 1991a.] G.R.W. Dibbets, Vondels zoon en Vondels taal. Joannes Vollenhove en het Nederlands. Amsterdam, 1991. |
[Dibbets 1991b.] G.R.W. Dibbets, ‘Jeremias de Decker als taalkundige’. In: Voortgang. Jaarboek voor de Neerlandistiek, 12 (1991), pp. 231-240. |
[Dibbets 1992.] Geert R.W. Dibbets, ‘Rederijkers en grammatica in de 16de eeuw’. In: Nieuwe Eskapades in de Neerlandistiek. Een bundel opstellen voor M.C. van den Toorn. Onder redactie van Maarten Klein. Groningen, 1992, pp. 47-69. |
[Dibbets [1993].] Geert Dibbets, ‘Joachim Oudaan en de taalvoorschriften’. In: Zin dat het heeft. Een liber amicorum voor Jan van Bakel. Onder redactie van Bas van Bakel, Peter-Arno Coppen en Piet Rolf. Nijmegen, z.j., pp. 145-157. |
[Dibbets 1994.] G.R.W. Dibbets, ‘Een nieuw spoor van de Port-Royalgrammatica in Nederland'. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, jg. 1994, afl. 2-3, pp. 250-278. |
[Dibbets 1995.] G.R.W. Dibbets, De woordsoorten in de Nederlandse triviumgrammatica. Amsterdam; Münster, 1995. |
[Dibbets 1995a.] G.R.W. Dibbets, ‘Petrus Francius' Voorrede (1699): een pleidooi voor kerkelijke welsprekendheid’. In: Voortgang. Jaarboek voor de Neerlandistiek 15 (1995), pp. 149-187. |
[Dibbets 1995b.] G.R.W. Dibbets, ‘Books in the background. A peep in the library of the reverend Arnold Moonen, 1713’. In: Lias 22 (1995), pp. 197-241. |
[Dibbets 1995c.] G.R.W. Dibbets, ‘Van vervoegingen tot rangen’. In: Neerlandica Wratislaviensia VIII. Wroclaw, 1995, pp. 111-140. |
[Dibbets 1996.] Geert R.W. Dibbets, ‘De strijd om het genus in de achttiende-eeuwse grammatica van het Nederlands’. In: De Bonth & Noordegraaf 1996, pp. 57-90. |
[Dibbets & Klein 1990.] G.R.W. Dibbets & M. Klein, ‘Huydecopers samentrekkingsproblemen’. In: Nieuwe Taalgids 83 (1990), pp. 323-336. |
[Dibbets & Klein 1991.] G.R.W. Dibbets & M. Klein, ‘Naschrift’ [reactie op Kerstens 1991]. In: Nieuwe Taalgids 84 (1991), p. 121. |
[Dibbets & Wackers 1989.] Wat duikers vent is dit! Opstellen voor W.M.H. Hummelen. Onder redactie van G.R.W. Dibbets & P.W.M. Wackers. Wijhe, 1989. |
[Van Dijck 1958.] J.J.E. van Dijck, ‘Balthazar Huydecoper en Vondel. Een hoofdstuk uit de geschiedenis der achttiende-eeuwse Vondelwaardering’. In: Uit de school van Michels. Opstellen aangeboden aan prof. dr. L.C. Michels bij zijn afscheid als hoogleraar te Nijmegen op 30 mei 1958. Nijmegen, 1958, pp. 76-116. |
[Dongelmans 1982.] B.P.M. Dongelmans, Nil volentibus arduum: documenten en bronnen. Een uitgave van Balthazar Huydecopers aantekeningen uit de originele notulen van het genootschap. Utrecht, 1982. |
[Dongelmans 1991.] B.P.M. Dongelmans, ‘Op pad voor Verwer: wegen en richtingen, omwegen en valkuilen’. In: Noordegraaf & Zemel 1991, pp. 21-25. |
[Van Driel 1992.] L.F. van Driel, ‘“Eene geauctoriseerde tale”; Adriaen Verwer, koopman, jurist en taalliefhebber’. In: Voortgang. Jaarboek voor de Neerlandistiek XIII (1992), pp. 121-143. |
[Van Driel & Noordegraaf 1982.] L. van Driel & J. Noordegraaf (red.), Studies op het gebied van de geschiedenis van de taalkunde. Kloosterzande, 1982. |
[Droixhe et al.] 1989. Daniel Droixhe, Jean-Claude Muller, Pierre Swiggers, ‘Les correspondances de linguistes: Projet d'inventaire systématique’. In: Klaus D. Dutz, Speculum historiographiae linguisticae. Kurzbeiträge der IV. Internationalen Konferenz zur Geschichte der Sprachwissenschaften (ICHoLS IV) Trier, 24.-27. August 1987. Münster, 1989, pp. 347-357. |
| |
| |
[Van Eeghen 1960-1978.] I.H. van Eeghen, De Amsterdamse boekhandel 1680-1725. [V delen]. Amsterdam, 1960-1978. |
[Elias 1903-1905.] J.E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795. [Twee delen]. Haarlem, 1903-1905. |
[Ett 1946.] H.A. Ett, Balthazar Huydecoper. Een Hollandsch geleerde uit de achttiende eeuw. Amsterdam, [1946]. |
[Ett 1948.] H.A. Ett, ‘De briefwisseling Balthazar Huydecoper - Gerard Meerman en Huydecoper's ontvoltooide voorrede tot de Rijmkroniek van Melis Stoke. Medegedeeld door -’. In: Bijdragen en mededelingen van het historisch genootschap 66 (1948), pp. 93-189. |
[Ett 1949.] Henri A. Ett, ‘Balthazar Huydecoper. Journaal van het gepasseerde tusschen de regenten van den schouwburg; raakende de Fransche comedianten, Ao. 1727 en Memorie van het gepasseerde tusschen de regenten van den schouwburg en den dichter Sybrand Feytama, wegens het recht onzer privilegie. Met een Inleiding en Aanteekeningen door -’. In: Jaarboek Amstelodamum 43 (1949), pp. 25-79. |
[Ett 1950a.] Henri A. Ett, ‘Huydecoper's correspondentie over de rijmkronieken van Melis Stoke en Jan van Heelu’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 67 (1950), pp. 143-155. |
[Ett 1950b.] Henri A. Ett, ‘De briefwisseling tussen Willem van Haren en Balthazar Huydecoper’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 67 (1950), pp. 271-304. |
[Ett 1954.] H.A. Ett, ‘Balthazar Huydecoper en zijn kring’. In: Tijdschrift van levende talen 1954, pp. 104-115. |
[Ett 1956.] H.A. Ett, Verjaard briefgeheim. Amsterdam; Antwerpen, 1956. |
[Ett 1985.] Henri A. Ett, ‘Reinier Boitet en zijn tijd’. In: Facetten van Delft: gedenkboek van het Genootschap Delfia Batavorum 1935-1985; onder red. v. H.L. Houtzager et al. Amsterdam, 1985, pp. 95-112. |
[De la Fontaine Verwey.] E. de la Fontaine Verwey, De illustratie van letterkundige werken in de XVIIIe eeuw. Bijdrage tot de geschiedenis van het Nederlandsche boek. Amsterdam, 1934. |
[Francius 1699.] Petrus Francius, Gregorius Nazianzenus Van de mededeelzaamheidt. Amsterdam, 1699. |
[Frederikse z.j.] Dat kaetspel ghemoralizeert. Uitgegeven door Jacobus A. Roetert Frederikse. Leiden, z.j. |
[Van Galen 1970.] H.M.J. van Galen, De grote bijbelse gedichten van Joan de Haes (1685-1723). S.l., 1970. |
[Geeraerts 1986.] Dirk Geeraerts, ‘Lexicografische vernieuwing in de vroege achttiende eeuw’. In: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw (1986), pp. 1-14. |
[Geerars 1964-1965.] C.M. Geerars, [boekbespreking van Van Schaik 1962]. In: Spiegel der Letteren 8 (1964-1965), pp. 158-160. |
[Geerars 1979.] C.M. Geerars, Hubert Korneliszoon Poot. Groningen; Castricum, 1979 [ongewijzigde herdruk van de editie Assen, 1954]. |
[Geerebaert 1924.] A. Geerebaert, Lijst van de gedrukte Nederlandsche vertalingen der oude Grieksche en Latijnsche schrijvers. Gent, 1924. |
[Geerts 1966.] G. Geerts, Genus en geslacht in de Gouden Eeuw. S.l., 1966. |
[Gelderblom 1984.] A.J. Gelderblom, ‘Een ereplaats voor een versleten jurk; de interpretatie van de titelgravure in Coornherts Werken van 1630’. In: H. Vekeman & J. Müller Hofstede, Wort und Bild in der niederländischen Kunst und Literatur des 16. und 17. Jahrhunderts. Erftstadt, 1984, pp. 145-150. |
[Gerretzen 1940.] J.G. Gerretzen, Schola Hemsterhusiana. De herleving der Grieksche studiën aan de Nederlandsche universiteiten in de achttiende eeuw van Perizonius tot en met Valckenaer. Nijmegen; Utrecht, 1940. |
[Van Gijsen 1993.] Annelies van Gijsen, ‘17 juni 1514: Thomas van der Noot publiceert Tscep vol wonders. De drukker-uitgever als verspreider van artes-teksten’. In: Schenkeveld-van der Dussen
|
| |
| |
1993, pp. 131-136. |
[Van Ginneken 1930.] J. van Ginneken, De oorzaken der taalveranderingen. 3e, omgewerkte druk. Amsterdam, 1930 [Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afdeeling Letterkunde; deel 69, serie A, No. 1]. |
[Gledhill 1973.] J. Gledhill, Aspects of the development of Dutch consonantal spelling. London, 1973. [typoscript]. |
[Gondrie 1981.] Bartholomeus Engelsman; Van de werelt ende van de materialike lichamen des hemels. Het achtste boek van Bartholomaeus Anglicus' De proprietatibus rerum in een Middelnederlandse vertaling. Uitgegeven naar de druk van Jacob Bellaert, Haarlem, 24 dec. 1485 door I.M. Gondrie. [2 delen]. Utrecht, 1981 [Ruygh-Bewerp XI]. |
[Goris & Wissink 1995.] Mariken Goris & Wilma Wissink, ‘A priori: Een leeseditie van de Gentse Boethius’. In: Madoc. Tijdschrift over de Middeleeuwen 9 (1995), pp. 43-45. |
[Gruys 1997.] J.A. Gruys, ‘Aanvullingen op J.A. Gruys & C. de Wolf, Thesaurus 1473-1800’. In: Neder-L. Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek. Bulletin 9705.a, artikel 9705.05. |
[Gruys & De Wolf 1989.] J.A. Gruys & C. de Wolf, Thesaurus 1473-1800. Nederlandse boekdrukkers en boekverkopers. Nieuwkoop, 1989 [Bibliotheca Bibliographica Neerlandica XXVIII]. |
[GWP.] Grote Winkler Prins Encyclopedie. [20 delen; zevende geheel nieuwe druk]. Amsterdam; Brussel, 1975-1976. |
[Hage 1994.] A.L.H. Hage, ‘Lodewijk van Velthem: pastoor tussen kerk en wereld’. In: Nieuwe Taalgids 87 (1994), pp. 210-216. |
[Harmsen 1989.] A.J.E. Harmsen, Onderwys in de tooneel-poezy: de opvattingen over toneel van het Kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum. Rotterdam, 1989. |
[Harris & Taylor 1989.] Roy Harris & Talbot J. Taylor, Landmarks in Linguistic Thought: the Western tradition from Socrates to Saussure. London [etc.], 1989. |
[Heestermans 1979.] J.L.A. Heestermans, ‘Naar’, ‘naast’, ‘langs’ en ‘in’. Een onomasiologisch-semasiologische studie over enige voorzetsels met een locaal betekeniskenmerk in de Nederlandse dialecten en in het Fries. Den Haag, 1979. |
[Hellinga 1968.] W. Hellinga, Bijdragen tot de geschiedenis van de Nederlandse taalcultuur. Anastatische herdruk van de opbouw van de algemeen beschaafde uitspraak van het Nederlands met aansluitende opstellen. Voor de herdruk gereedgemaakt en van registers voorzien door P. Tuynman. Arnhem, 1968. |
[Van Helten 1882.] W.L. van Helten, Bijdrage tot een pragmatische geschiedenis der vaderlandsche-taalstudie in Nederland. Groningen, 1882. |
[Van Helten 1883.] W.L. van Helten, Vondel's taal. Grammatica van het Nederlandsch der zeventiende eeuw. Groningen, 1883. |
[Hendriks 1892.] A. Hendriks, Joost van den Vondel en G. de Saluste Sr. du Bartas. S.l., 1892. |
[Henkel 1921.] M.D. Henkel, ‘Nederlandsche Ovidius-Illustraties van de 15e tot de 18e eeuw'. In: Oud-Holland 39 (1921), pp. 149-187. |
[Henkel & Schöne 1967.] Emblemata. Handbuch zur Sinnbildkuknst des XVI. und XVII. Jahrhunderts. Herausgegeben von Arthur Henkel und Albrecht Schöne. Stuttgart, 1967. |
[Hermkens 1969.] H.M. Hermkens, Spelling en interpunctie. 's-Hertogenbosch, 1969. |
[Hermkens 1973.] H.M. Hermkens, Inleiding tot het zeventiende-eeuws. 's-Hertogenbosch, 1973. |
[Hermkens & Van de Ketterij 1980.] H.M. Hermkens & C. van de Ketterij, Grammaticale interpretatie van zeventiende-eeuwse teksten. Instructiegrammatica. Groningen, 1980. |
[De Heuiter 1581.] Zie Dibbets 1968. |
[Van Heule 1625.] Zie Caron 1953a. |
[Van Heule 1633.] Zie Caron 1953b. |
[Hinlópen 1788.] = Huydecoper 1782-1791, derde deel. |
[Hinlópen 1791.] = Huydecoper 1782-1791, vierde deel. |
[Hoek 1943.] Jacobus Martinus Hoek, De Middelnederlandse vertalingen van Boethius' De consola- |
| |
| |
tione philosophiae: met een overzicht van de andere Nederlandse en niet-Nederlandse vertalingen. Harderwijk, 1943. |
[Van der Hoeven 1896.] A. van der Hoeven, Lambert ten Kate; de ‘Gemeenschap tussen de Gottische spraeke en de Nederduytsche’ en zijne onuitgegeven geschriften over klankkunde en versbouw. 's-Gravenhage, 1896. |
[Hooft z.j.] P.C. Hooft, Waernemingen op de Hollandsche Tael. In: Zwaan 1939, pp. 235- 256. |
[Van Hoogstraten 1700.] David van Hoogstraten, Aenmerkingen over de geslachten der zelfstandige naemwoorden. Amsterdam, 1700. |
[Van Hoogstraten 1703.] [David van Hoogstraten], Pub. Ovidius Nazoos Herscheppinge, in Nederduitsch dicht vertaelt door J.V. Vondel. Verrijkt met de historische, zede- en staetkundige aenmerkingen van den heere Pieter Du-Ryer, lidt der Fransche Akademie. [...] Amsterdam, M DCC III. |
[Van Hoogstraten 1710.] David van Hoogstraten, Aenmerkingen over de geslachten der zelfstandige naemwoorden. Amsterdam, 1710. |
[Van der Horst 1985.] J.M. van der Horst, ‘Verkenning van onpersoonlijke constructies’. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 101 (1985), pp. 34-63, 81-92 [ook verschenen in Van der Horst 1986: 55-98]. |
[Van der Horst 1986.] J.M. van der Horst, Historische grammatica en taaltekens. Studies over de plaats van de persoonsvorm, samentrekking en de onpersoonlijke constructie in de geschiedenis van het Nederlands. Alblasserdam, 1986. |
[Van der Horst 1992.] J.M. van der Horst, ‘Splitsen of niet-splitsen van voornaamwoordelijke bijwoorden’. In: Forum der letteren 33 (1992), pp. 127-147. |
[Van der Horst & Storm 1991.] J.M. van der Horst & R. Storm, ‘Over de geschiedenis van het betrekkelijke voornaamwoordelijke bijwoord’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 107 (1991), pp. 105-119. |
[Van der Horst & Marschall 1992.] Joop van der Horst & Fred Storm, Korte geschiedenis van de Nederlandse taal. Amsterdam, 1992. |
[Huydecoper 1717.] B.H., De triompheerende standvastigheid, of verydelde wraakzucht. Amsterdam, 1717. |
[Huydecoper 1720a.] [B. Huydecoper], Edipus, treurspel. Uit het Fransch van P. Corneille. T'Amsterdam, 1720. |
[Huydecoper 1720b.] B. Huydecoper, Corneille verdedigd. Behelzende een dichtkundig onderzoek van het byverdichtsel van Theseus en Dirce in het treurspel van Edipus van den heer P. Corneille; benevens een onderzoek en wederlegging van verscheidene beschuldigingen, tegen dat zelfde Spel opgemaakt door den heer Arouet de Voltaire en anderen. Te Amsterdam, 1720. |
[Huydecoper 1726.] B. Huydecoper, Hekeldichten en brieven van Q. Horatius Flaccus. Uit Latynsch Dicht in Nederduitsch Ondicht overgebragt door B. Huydecoper. T'Amsterdam, 1726. |
[Huydecoper 1730.] B. Huydecoper, Proeve van Taal- en Dichtkunde; in Vrijmoedige Aanmerkingen op Vondels Vertaalde Herscheppingen van Ovidius, voorgesteld door B. Huydecoper. T'Amsterdam, MDCCXXX. |
[Huydecoper 1772a.] [Balthazar Huydecoper], ‘Brief van Balthazar Huydecoper, wegens den ablativus absolutus’. In: Werken van de Maetschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden 1 (1772), pp. 1-55. |
[Huydecoper 1779.] Bibliotheca Huydecoperiana sive catalogus librorum. in omni scientiarum genere et variis linguis praestantium. Amstelodami, [1779]. |
[Huydecoper 1788.] Gedichten van Balthazar Huydecoper. Amsteldam, MDCCLXXXVIII. |
[Huydecoper 1782-1791.] B. Huydecoper, Proeve van Taal- en Dichtkunde; in vrymoedige aanmerkingen op Vondels Vertaalde Herscheppingen van Ovidius; voorgesteld door B. Huydecoper. Tweede uitgave door F. van Lelyveld en N. Hinlópen. [4 delen]. Te Leiden, 1782-1791. |
[Iansen 1971.] S.A.P.J.H. Jansen, Verkenningen in Matthijs Casteleins ‘Const van Rhetoriken’. As- |
| |
| |
sen, 1971. |
[IDL 1983.] Incunabula in Dutch Libraries. A census of fifteenth-century printed books in Dutch public collections. [2 vols]. Nieuwkoop, 1983. |
[De Jager 1835.] A. de Jager, ‘Gemengde opmerkingen, betreffende de Nederduitsche taal’. In: Taalkundig magazijn, of gemengde bijdragen tot de kennis der Nederduitsche taal; bijeenverzameld door A. de Jager. Eerste deel. Te Rotterdam, 1835, pp. 35-64. |
[De Jager 1875-1878.] A. de Jager, Woordenboek der frequentatieven in het Nederlandsch. [2 delen.] Gouda, 1875-1878. |
[Jansma 1959.] T. Jansma, Oost-westelijke verkenningen in de dertiende eeuw. De reizen van de Franciscaan Willem van Rubroek naar Mongolië in de jaren 1253-1255 en van de Nestoriaanse prelaat Barsauma naar Europa in de jaren 1287-1288. Leiden, 1959 [Mededelingen en verhandelingen van het Vooraziatisch-Egyptisch genootschap ‘Ex Oriente Lux’, nr. 13]. |
[Janssen 1982.] F.A. Janssen, Zetten en drukken in de achttiende eeuw. David Wardenaar's Beschrijving der boekdrukkunst (1801). Haarlem, 1982. |
[Jongeneelen 1992.] Gerrit H. Jongeneelen, ‘Lambert ten Kate and the Origin of 19th-century Historical Linguistics’. In: The History of Linguistics in the Low Countries. Edited by Jan Noordegraaf, Kees Versteegh & Konrad Koerner. Amsterdam; Philadelphia, 1992, pp. 201-219. |
[Jongeneelen 1996.] Gerrit H. Jongeneelen, ‘Huydecoper's Reception of ten Kate's Linguistic Theory’. In: De Bonth & Noordegraaf 1996, pp. 121-132. |
[Kalff 1910.] G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Vijfde Deel. Groningen, 1910. |
[Van Kampen 1821-1826.] N.G. van Kampen, Beknopte geschiedenis der letteren en wetenschappen in de Nederlanden. [3 delen]. 's Gravenhage, 1821-1826. |
[Kampinga 1917.] H. Kampinga, De opvattingen over onze oudere vaderlandsche geschiedenis bij de Hollandsche historici der XVIe en XVIIe eeuw. 's-Gravenhage, 1917. |
[Ten Kate 1710.] [L. ten Kate], Gemeenschap tusschen de Gottische spraeke en de Nederduitsche. Amsterdam, 1710. |
[Ten Kate 1723.] L. ten Kate Hermansz., Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake. [2 delen]. Te Amsterdam, MDCCXXIII. |
[Keil 1889.] H. Keil, Grammatici Latini. Ex recensione Henrici Keilii. III. Lipsiae, Anno MDCCCLVIIII. |
[Kerstens 1991.] J. Kerstens, ‘Problemen met samentrekking’ [reactie op Dibbets & Klein 1990]. In: Nieuwe Taalgids 84 (1991), pp. 118-120. |
[Kiliaen 1599.] [Cornelis Kiliaen], Etymologicum Teutonicae Linguae [...]. Antverpiae, 1599. |
[Kleerkooper & Van Stockum 1914-1916.] M.M. Kleerkooper & W.P. van Stockum, De boekhandel te Amsterdam voornamelijk in de 17e eeuw. Biographische en Geschiedkundige Aanteekeningen. [2 delen]. 's-Gravenhage, 1914-1916. |
[Klifman 1983.] H. Klifman, Studies op het gebied van de vroegnieuwnederlandse triviumtraditie (ca. 1550 - ca. 1650). Dordrecht; Cinnaminson, 1983. |
[Knol 1971.] J. Knol, ‘Van De Vooys naar de school van Wille. De spraakkonstenaren’. In: Handelingen van het eenendertigste Nederlands filologencongres. Groningen, 1971, pp. 137-140. |
[Knol 1977.] J. Knol, ‘De grammatica in de achttiende eeuw’. In: Bakker & Dibbets 1977, pp. 64-112. |
[Knol 1996.] J. Knol, Adriaen Verwer; Schets van de Nederlandse taal, grammatica, poëtica en retorica. Naar de editie van E. van Driel vertaald door J. Knol. Met een fotomechanische herdruk van Anonymus Batavus' Idea Linguae Belgicae grammatica, poetica et retorica bezorgd door Everhardus van Driel, Leiden 1783. Bezorgd door Th.A.J.M. Janssen en J. Noordegraaf met medewerking van A.J. Burger, L.F. van Driel, A.J. Kleywegt en H. Stouthart. Amsterdam; Münster, 1996. |
[Knol & Maas 1977.] J. Knol & M. Maas, Bibliografie van de geschriften op het gebied van de Nederlandse taalkunde uit de periode 1691-1804. Amsterdam; Nijmegen, 1977. |
| |
| |
[Knuvelder 1978.] G. Knuvelder, Beknopt handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. [Achtste druk]. Den Bosch, 1978. |
[Kobus & De Rivecourt 1886.] J.C. Kobus & W. de Rivecourt, Biographisch Woordenboek van Nederland. Nieuwe uitgave. Derde deel T-Z. Arnhem; Nijmegen, 1886. |
[Koenen 1984.] M.J. Koenen - J.B. Drewes, Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal. Zeventwintigste druk. Groningen, 1984. |
[Kögel 1884.] R. Kögel, ‘Kero’. In: Allgemeine Encyclopädie der Wissenschaften und Künste; in alphabetischer Folge von genannten Schriftstellern bearbeitet und herausgegeben von J.S. Ersch und J.G. Gruber. Zweite Section. H-N. Herausgegeben von August Leskien. Fünfunddreissigster Theil. Leipzig, 1884, pp. 276-277 [Photomechanischer Nachdruk; Graz, 1983]. |
[Kók 1649.] Zie Dibbets 1981. |
[Kollewijn 1906.] R.A. Kollewijn, ‘Een taaldespoot uit de pruiketijd’. In: Taal en letteren 16 (1906), pp. 1-29. |
[Kollewijn 1932.] R.A. Kollewijn, ‘De geschiedenis van de geslachten der zelfstandige naamwoorden in het Nederlands’. In: Nederlandse spelling, geslacht en verbuiging. Een bundel opstellen van J.H. van den Bosch et al. Groningen; Den Haag; Batavia, 1932, pp. 52-91 [Oorspronkelijk verschenen onder de afwijkende titel ‘De geslachten der zelfstandige naamwoorden in het Nederlandsch’, in: Taal en Letteren 2 (1892), pp. 22-50]. |
[Komen 1991.] J.A.M. Komen, ‘Huydecoper en de ablativus absolutus. Een achttiende-eeuwse pennestrijd over de zogenaamde volstrekte derver of losse neemer’. In: Gramma 15 (1991), pp. 95-125. |
[Komen 1992.] J.A.M. Komen, ‘Het is allesbehalve duidelijk. Over de grammaticale status van behalve’. In: De kunst van de grammatica. Artikelen aangeboden aan Frida Balk-Smit Duyzentkunst bij haar afscheid als hoogleraar Taalkunde van het hedendaags Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Onder redactie van E.C. Schermer-Vermeer, W.G. Klooster, A.F. Florijn. Amsterdam, 1992, pp. 139-156. |
[Komen 1994.] J.A.M. Komen, Over de ontwikkeling van absolute constructies. Amsterdam, 1994. |
[Komen & Duinhoven 1993.] J.A.M. Komen & A.M. Duinhoven, ‘Gesteld en toegegeven als markering van hypothese en concessie’. In: Forum der Letteren 34 (1993), nr. 3 (sept.), pp. 161-183. |
[Konst 1993.] Jan Konst, ‘15 september 1714: François Halma herdenkt in zijn voorbericht voor Rotgans' Poëzy diens “donderende en luidruchtige uitspraake” van toneelteksten. Het Frans-classicistische toneel van Rotgans en Huydecoper’. In: Schenkeveld-van der Dussen 1993, pp. 308-313. |
[Kossmann 1915.] E.F. Kossmann, Nieuwe bijdragen tot de geschiedenis van het Nederlandsche tooneel in de 17e en 18e eeuw. 's-Gravenhage, 1915. |
[Kossmann 1922.] Fr. Kossmann, Nederlandsch versrythme. De versbouwtheorieën in Nederland en de rythmische grondslag van het Nederlandsche vers. 's-Gravenhage, 1922. |
[Kronenberg 1875.] A.J. Kronenberg, Het kunstgenootschap ‘Nil Volentibus Arduum’. Deventer, 1875. |
[Kruyskamp 1957.] C. Kruyskamp, ‘Huydecoper als lexicograaf’. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 75 (1957), pp. 50-55. |
[Kruyskamp 1962.] C. Kruyskamp, Het Antwerpse landjuweel van 1561. Een keuze uit de vertoonde stukken. Ingeleid en toegelicht door C. Kruyskamp. Antwerpen, 1962. |
[Labarre 1952.] E.J. Labarre, Dictionary and encyclopaedia of paper and paper-making. [Second edition, revised and enlarged]. Amsterdam, 1952. |
[Leeman & Braet 1987.] A.D. Leeman & A.C. Braet. Klassieke retorica. Haar inhoud, functie en betekenis. Groningen, 1987. |
[Van Lelyveld 1782]. = Huydecoper 1782-1791, eerste deel. |
[Van Lelyveld 1784]. = Huydecoper 1782-1791, tweede deel. |
[Van Lelyveld 1788]. = Huydecoper 1782-1791, derde deel. |
| |
| |
[Leupenius 1653.] Zie Caron 1958. |
[Van Lieburg 1977.] M.J. van Lieburg, ‘Reinier de Graaf (1674-1717) en de rijmkroniek van Klaas Kolijn’. In: Dokumentatieblad Werkgroep Achttiende eeuw, nr. 37, november 1977, pp. 4-24. |
[Lieftinck 1948.] G.I. Lieftinck, Codicum in finibus Belgarum ante annum 1550 conscriptorum qui in bibliotheca universitatis asservantur. Lugduni Batavorum, 1948. |
[Lo Cascio 1995.] [Lodewijk Meijer], Italiaansche spraakkonst. Amsterdam, 1672 [fotomechanische herdruk met inleiding]. |
[Lodewick 1977.] H. Lodewick, Literaire kunst. Den Bosch, 431977. |
[Van Loey 1968.] A. van Loey, Middelnederlandse spraakkunst. II. Klankleer. Groningen, 1968. |
[Van Loey 1976.] A. van Loey, Middelnederlandse spraakkunst. I. Vormleer. [Achtste verbeterde druk.] Groningen, 1976. |
[Maas 1977.] M. Maas, Bibliografie van Nederlandse geschriften op taalkundig gebied uit de periode 1550 tot 1690. Nijmegen, 1977. |
[Maljaars 1979.] A. Maljaars, Bijdrage tot de kennis van genus en geslacht in de achttiende eeuw. Met een uitweiding over de pronominale aanduiding in het moderne Nederlands. Utrecht, 1979 [Ruygh-bewerp IX]. |
[De Man 1992.] J. de Man, ‘Zinnelijkheid en beschaving. Achttiende-eeuwse opvattingen over het Nederlands als literaire taal’. In: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 24 (1992), pp. 105-120. |
[Van Manen 1913.] Charlotte Aleida van Manen, Armenpflege in Amsterdam in ihrer historischen Entwicklung. Leiden, 1913. |
[Van der Meer 1927.] M.J. van der Meer, Historische Grammatik der Niederländischen Sprache. I. Band: Einleitung und Lautlehre. Heidelberg, 1927. |
[MEW.] Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur. 1980-1984. [10 delen, tweede, geheel herziene uitgave]. Haarlem; Antwerpen, 1980-1984. |
[MHW.] Middelnederlandsch handwoordenboek. Bewerkt door J. Verdam. Onveranderde herdruk en van het woord sterne af opnieuw bewerkt door C.H. Ebbinge Wubben. 's-Gravenhage, 1932. |
[Michels 1933.] L.C. Michels, ‘Over een proefdruk van Vondel's Herscheppinge’. In: Vondelkroniek 4 (1933), pp. 78-80. |
[Michels 1934.] ‘Publius Ovidius Nazoos Herscheppinge. Vertaelt door J.V. Vondel. Bewerkt door L.C. Michels’. In: WB VII, pp. 372-890. |
[Michels 1934a.] L.C. Michels, ‘Van Lennep en het handschrift der Herscheppinge’. In: Vondelkroniek 5 (1934), pp. 199-202. |
[Michels 1935.] ‘De boeken XIII, XIV en XV in “Publius Ovidius Nazoos Herscheppinge, vertaelt door J.v. Vondel.” Toegelicht door L.C. Michels’. In: WB VIII, pp. 21-178. |
[Michels 1953.] L.C. Michels, ‘Van Lennep, Huydecoper, Vondel en de latinisten’. In: Nieuwe Taalgids 46 (1953), pp. 197-200. |
[Michels 1957.] L.C. Michels, ‘De studie van het Middelnederlands’. In: Filologische opstellen; deel 1; stoffen uit de Middeleeuwen. Zwolle, 1957, pp. 238-246. |
[Middelnederlandse handschriften 1994.] Middelnederlandse handschriften in de Leidse Universiteitsbibliotheek. Tentoonstellingscatalogus. Tentoonstelling in het kader van het NLCM-symposium Grote lijnen. Syntheses over Middelnederlandse letterkunde Universiteitsbibliotheek Leiden 26 augustus - 7 september 1994. |
[Miedema 1972.] Hessel Miedema, Karel van Mander (1548-1606). Het bio-bibliografisch materiaal. Amsterdam, 1972. |
[MNW.] E. Verwijs & J. Verdam, Middelnederlandsch woordenboek. [Elf delen]. 's-Gravenhage, 1885-1952. |
[Moller 1908.] H.W.E. Moller, ‘Vondel's spelling’. In: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 27 (1908), pp. 106-144. |
[Moonen 1706.] A. Moonen, Nederduitsche Spraekkunst. T'Amsteldam, 1706. |
| |
| |
[Muller 1944.] H.C.A. Muller, Voorloopers en navolgers van Marco Polo: Johannes de Plano Carpini, Willem van Rubroek, Ibn Battuta, Odoric van Pordenone. Leiden, 1944. |
[Niemeijer 1973.] J.W. Niemeijer, Cornelis Troost. 1696-1750. Assen, 1973. |
[Nijhoff & Kronenberg 1923.] Wouter Nijhoff & M.E. Kronenberg, Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540. 's-Gravenhage, 1923. |
[NNBW.] Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek. 1911-1937. [10 delen]. Onder redactie van P.C. Molhuysen et al. Leiden, 1911-1937. |
[Nil Volentibus Arduum.] 1728. Verhandelingen van der Letteren Affinitas of verwantschap: Van het Gebruik der Accentus of Toonen In de Nederduitsche Vaerzen: En van de Metaplasmus of Woordvervorming. Te Amsterdam, 1728. |
[Nolen 1886.] Th. Nolen, Iets over David van Hoogstraten en de letterkundige twisten van zijn tijd. Rotterdam, 1886. |
[Noordegraaf 1985.] J. Noordegraaf, Norm, geest en geschiedenis. Nederlandse taalkunde in de negentiende eeuw. Dordrecht; Cinnaminson, 1985. |
[Noordegraaf 1987.] J. Noordegraaf, ‘Nationalistische tendensen in de Nederlandse taalkunde'. In: Handelingen van het 39ste Nederlands Filologencongres. (Eigen en vreemd. Identiteit en ontlening in taal, literatuur en beeldende kunst). Amsterdam, 1987, pp. 121-134. |
[Noordegraaf 1989.] Jan Nordegraaf, ‘De droom der rede: Willem Bilderdijk en de taalkundige traditie’. In: Bilderdijks boekenwijsheid: Symposium 28-29 april 1988: Bijdragen over de veilingcatalogi van Bilderdijks bibliotheek. Uitgegeven door M. van Hattum en J. Zwaan. Amsterdam, 1989, pp. 83-96. |
[Noordegraaf 1994.] Jan Noordegraaf, ‘Women and grammar: the case of Johanna Corleva’. In: Histoire Epistémologie Langage 16 (1994), pp. 169-190 [Ook verschenen in: J. Noordegraaf, The Dutch pendulum: linguistics in the Netherlands 1740-1900. Münster, 1996, pp. 1-22]. |
[Noordegraaf 1994b.] Jan Noordegraaf, ‘Dutch Linguistics around 1800. Between France and Germany’. In: Brigitte Schlieben-Lange et al., Europäische Sprachwissenschaft um 1800. Band 4. Münster, 1994, pp. 223-244. |
[Noordegraaf 1996.] Jan Noordegraaf, ‘From Greek to Dutch. The Schola Hemsterhusiana and the Study of the Mother Tongue. A Few Remarks’. In: De Bonth & Noordegraaf 1996, pp. 33-56. |
[Noordegraaf 1996b.] Jan Noordegraaf, ‘Bij de herdruk van de Italiaansche Spraakkonst (1672)’. In: Dokumentaal. Informatie- en communicatiebulletin voor neerlandici 25 (1996), pp. 2-3. |
[Noordegraaf & Zemel 1991.] Accidentia. Taal- en letteroefeningen voor Jan Knol. Onder redactie van Jan Noordegraaf en Roel Zemel. Amsterdam, 1991. |
[Nylöe 1703.] J. Nylöe, Aanleiding tot de Nederduitsche taal. t'Amsterdam, 1703. |
[Nylöe 1707.] J. Nylöe, Aanleiding tot de Nederduitsche taal. [Tweede druk]. Te Leeuwarden, MDCCVII. |
[Nylöe 1711.] J. Nylöe, Aanleiding tot de Nederduitsche taal. [Derde druk]. Te Leeuwarden, 1711.. |
[Ornée z.j.] Pieter Langendijk, Krelis Louwen of Alexander de Groote op het poëetemaal, kluchtig blyspel. Ed. W.A. Ornée. Zutphen, z.j. |
[Oude drukken.] Oude drukken uit de Nederlanden. Boeken uit de collectie Arenberg thans in de verzameling Lessing J. Rosenwald. Tentoonstelling Den Haag, museum Meermanno-Westreenianum 29 augustus tot 9 oktober 1960; Brussel, Albert I - bibliotheek 21 oktober tot 31 december 1960. Den Haag, z.j. |
[Paul 1891.] H. Paul (hrsg.), Grundriss der germanischen Philologie, unter mitwirkung von K. von Amira et al. I. Band. Strassburg, 1891. |
[Peeters [1990].] L. Peeters, Taalopbouw als renaissance-ideaal. Studies over taalopvattingen en taalpraktijk in de zestiende en zeventiende eeuw. Onder redactie van G.R.W. Dibbets, J. Noordegraaf & M.J. van der Wal. Amsterdam, [1990]. |
[Peeters [1990a].] L. Peeters, ‘Historiografische problemen van het Vroegnieuwnederlands’. In: Peeters [1990], pp. 141-159 [Eerder verschenen in Gramma 12 (1988), pp. 187-204]. |
| |
| |
[Peeters [1990b].] L. Peeters, ‘Standaardisering in het Vroegnieuwnederlands’. In: Peeters [1990], pp. 119-124. |
[Peeters [1990c].] L. Peeters, ‘Taalcultuur en stadscultuur in de zeventiende eeuw: sociolinguïstische aspecten van Vroegnieuwnederlandse taalideologie’. In: Peeters [1990], pp. 160-178. |
[Pels 1677.] Zie Schenkeveld-Van der Dussen 1973. |
[Plantin 1573.] [Christoffel Plantin], Thesaurus Theutonicae Linguae. Schat der Neder-duytscher spraken. [...]. Antverpiae, 1573. |
[Polak 1987.] M.S. Polak, Inventaris van het archief van familie Huydecoper 1459-1956. Utrecht, 1987. |
[Post 1995.] S.D. Post, Pieter Boddaert en Rutger Schutte. Piëtistische dichters in de achttiende eeuw. Houten, 1995. |
[Potter 1983.] Dirc Potter, Der Minnen Loep. Derde Boek. Uitgegeven en toegelicht door een werkgroep van Utrechtse Neerlandici. Utrecht, 1983 [Ruygh-bewerp XIII]. |
[Quintilianus.] The Institutio Oratoria of Quintilian. With an english translation by H.E. Butler [IV volumes]. London, Cambridge, Massachusettes, 1953 [The Loeb Classical Library 124-127]. |
[Von Raumer 1870.] R. von Raumer, Geschichte der Germanischen Philologie; vorzugsweise in Deutschland. München, 1870. |
[De Roever 1882.] N. de Roever, ‘Voorwoord’. In: Album academicum 1882, pp. i-xi. |
[Roscam Abbing 1987.] M. Roscam Abbing, Van Hoogstraten. Iconografie van een familie. S.l., 1987. |
[Ruijsendaal 1989.] E. Ruijsendaal, Terminografische index op de oudste Nederlandse grammaticale werken. Amsterdam, 1989. |
[Ruijsendaal 1991.] E. Ruijsendaal, Letterkonst; het klassieke grammaticamodel en de oudste Nederlandse grammatica's. Amsterdam, 1991. |
[Ruijsendaal 1993.] E. Ruijsendaal, ‘Een klassieke grammatica voor moderne talen’. In: Nieuwe wegen in taal- en literatuurwetenschap. Handelingen van het Eenenveertigste Filologencongres. Onder redactie van J. Goedegebuure. Tilburg, 1993, pp. 119-128. |
[M.S. 1711.] M.S., De voornaamste verschillen over de spellinge kortlyk aangewesen. En de bekentmakingen van Klaas Najer, aangaande syn letter, en spelkonstige bewysen verdedigt, tegens den schryver van de Haagse Mercurius. Amsterdam; Alkmaar; Hoorn, 1711. |
[Salemans & Schaars 1987a.] B.J.P. Salemans & F.A.M. Schaars, Alfabetische concordantie van Vroegnieuwnederlandse grammaticale geschriften. (Deel I: Nederduitsche Spraekkunst (1706) van Arnold Moonen (1644-1711)). Wijhe, 1987. |
[Salemans & Schaars 1987b.] B.J.P. Salemans & F.A.M. Schaars, Alfabetische concordantie van Vroegnieuwnederlandse grammaticale geschriften. (Deel II: Nederduitsche spraekkonst (1761) van Kornelis Elzevier (1714-1761)). Wijhe, 1987. |
[Salemans & Schaars 1987c.] B.J.P. Salemans & F.A.M. Schaars, Alfabetische concordantie van Vroegnieuwnederlandse grammaticale geschriften. (Deel III: Aanleiding tot de Nederduitsche taal (1703) van (Jacobus Nylöe, 1640-1714)). Wijhe, 1987. |
[Salemans & Schaars 1987d.] B.J.P. Salemans & F.A.M. Schaars, Alfabetische concordantie van Vroegnieuwnederlandse grammaticale geschriften. (Deel IV: Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584)). Wijhe, 1987. |
[Salemans & Schaars 1990.] B.J.P. Salemans & F.A.M. Schaars, Concordantie van het dramatisch werk van Joost van den Vondel (1587-1679). (5 banden). Assen, 1990. |
[Sanctius 1714.] Francisci Sanctii Minerva, seu de causis linguae latinae commentarius [...]. Amstelaedami, 1714. |
[Sassen 1980.] A. Sassen, ‘De spelling en de uitspraak van honi(n)g’. In: Nieuwe Taalgids 73 (1980), p. 239. |
[Schaars 1988.] F.A.M. Schaars, De Nederduitsche Spraekkunst (1706) van Arnold Moonen (1644-1711). Een bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandstalige spraakkunst. Wijhe, 1988. |
| |
| |
[Schaars & Te Wilt 1989.] F.A.M. Schaars & M. te Wilt, ‘Jacobus Nylöe (1670-1714) en zijn Aanleiding tot de Nederduitsche taal’. In: Dibbets & Wackers. Wijhe, 1989, pp. 267-294. |
[Van Schaik 1962.] C.J.J. van Schaik, Balthazar Huydecoper. Een taalkundig, letterkundig en geschiedkundig initiator. Assen, 1962. |
[Van Schaik 1964.] C.J.J. van Schaik, Balthazar Huydecoper, Achilles. Met een inleiding en aantekeningen door -. Zwolle, 1964. |
[Schenkeveld-van der Dussen 1963.] M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Dan en als bij vergelijkingen’. In: De Nieuwe Taalgids 56 (1963), pp. 259-268. |
[Schenkeveld-van der Dussen 1969.] M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Snede, rust en enjambement bij Huydecoper en Pels’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 85 (1969), pp. 120-133. |
[Schenkeveld-van der Dussen 1972.] Maria A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Bestudering en waardering van de rederijkers in de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw’. In: De Nieuwe Taalgids 65 (1972), pp. 460-470. |
[Schenkeveld-van der Dussen 1973.] M.A. Schenkeveld-van der Dussen, A. Pels Q. Horatius Flaccus Dichtkunst op onze tijden en zeden gepast. Assen: Van Gorcum & Comp. B.V., 1973. |
[Schenkeveld-van der Dussen 1978.] M.A. Schenkeveld-van der Dussen, A. Pels Gebruik én misbruik des tooneels. Met inleiding en commentaar door -. Culemborg, 1978. |
[Schenkeveld-van der Dussen 1979.] M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Balthasar Huydecopers Arzases, of 't Edelmoedig verraad (1722)’. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 95 (1979), pp. 129-148. |
[Schenkeveld-van der Dussen 1982.] M.A. Schenkeveld-van der Dussen, B. Huydecoper, Arzases of 't edelmoedig verraad. Met inleiding en aantekeningen -. 's-Gravenhage, 1982. |
[Schenkeveld-van der Dussen 1993.] Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Onder hoofdredactie van M.A. Schenkeveld-van der Dussen. Groningen, 1993. |
[Schenkeveld-van der Dussen 1995.] M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Pers, Poot en Ouwens’. In: De Zeventiende Eeuw 11 (1995), pp. 76-81. |
[Schoneveld 1992a.] C.H. Schoneveld, ‘Iets des nazaats waardig’. De vertaalarbeid van Pieter le Clercq (1693-1759)’. In: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 24 (1992), pp. 217-256. |
[Schoneveld 1992b.] C.W. Schoneveld, 't word grooter plas: maar niet zo 't was. Nederlandse beschouwingen over vertalen. 1670-1760. [= Vertaalhistorie 3]. 's-Gravenhage, 1992. |
[Schotel 1830.] Gillesii Dionysii Jacobi Schotel [...], Commentatio de Balthazaris Huydecoperi in linguam literasque Belgicas meritis, in certamine literario civium academiarum Belgicarum. Lugduni Batavorum, MDCCCXXX. |
[Schultink 1988.] H. Schultink, ‘The Historiography of Dutch Linguistics. A Diachronic Introduction’. In: Historiographia Linguistica XV (1988), no. 1/2, pp. 1-11 [Ook verschenen in: The History of Linguistics in the Low Countries. Edited by Jan Noordegraaf, Kees Versteegh and Konrad Koerner. Amsterdam, 1992, pp. 1-15]. |
[Schuytvlot 1987.] A.C. Schuytvlot, Catalogus van werken van en over Vondel gedrukt vóór 1801 en aanwezig in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Met een inleiding van Prof.dr. Johan Gerritsen. Nieuwkoop, 1987. [Bibliotheca Bibliographica Neerlandica XXV]. |
[Sewel 1708.] W. Sewel, Nederduytsche Spraakkonst. Te Amsterdam, 1708. |
[Seznec 1972.] Jean Seznec, The Survival of the Pagan Gods. The Mythological Tradition and Its Place in Renaissance Humanism and Art. Translated from the French by Barbara F. Session. Princeton, N.J., 1972 [Bollingen Series XXXVIII]. |
[Siegenbeek 1804.] M. Siegenbeek, ‘Antwoord op de vraag, in hoe ver behoort de spelling der Nederduitsche taal geregeld te worden naar welluidendheid en gemakkelijkheid der uitspraak?’. In: Werken der Bataafsche Maatschappij van taal- en dichtkunde. Eerste deel. Te Amsterdam, MDCCCIV, pp. 1-108. |
[Singeling 1991.] C.B.F. Singeling, Gezellige schrijvers. Aspecten van letterkundige genootschap- |
| |
| |
pelijkheid in Nederland, 1750-1800. Amsterdam, 1991. |
[Sluiter 1993.] Ineke Sluiter, ‘Antieke grammatica: autonoom of instrument?’. In: Nieuwe wegen in taal- en literatuurwetenschap. Handelingen van het Eenenveertigste Filologencongres. Onder redactie van J. Goedegebuure. Tilburg, 1993, pp. 129-141. |
[Smeyers 1959.] J. Smeyers, Vlaams taal- en volksbewustzijn in het Zuidnederlands geestesleven van de 18de eeuw. Gent, 1959 [Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Reeks VI. Nr. 83]. |
[Snyder 1982.] James Snyder, ‘The Bellaert master and De proprietatibus rerum’. In: The Early illustrated book. Essays in honor of Lessing J. Rosenwald. Edited by Sandra Hindman. Washington, 1982, pp. 41-62. |
[Van Sterkenburg 1992.] P.G.J. van Sterkenburg, Het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Portret van een Taalmonument. 's-Gravenhage, 1992. |
[Stoett 1977.] F.A. Stoett, Middelnederlandse Spraakkunst. Syntaxis. Derde herziene druk, vijfde oplage. 's-Gravenhage, 1977. |
[Streng 1990.] Jean C. Streng, ‘The Leiden engraver Frans van Bleyswyck (1671-1746)’. In: Quaerendo 20 (1990), pp. 111-136. |
[Van Strien 1991.] Ton van Strien, ‘“Want Leeren is het wit van onze Zangeres”. Over de Proeve van Dichtoeffening van A.L.F. en A.P.S. (1731). In: Noordegraaf & Zemel 1991, pp. 207-216. |
[Stroh 1969.] Wilfried Stroh, Ovid im Urteil der Nachwelt. Eine Testimoniensammlung. Darmstadt, 1969. |
[Stutterheim 1971.] C.F.P. Stutterheim, ‘Taalbeschrijving en taalwaardering’. In: Uit de verstrooiing; gesproken en geschreven taalkundige beschouwingen. Bundel aangeboden bij zijn afscheid als hoogleraar in de Nederlandse taalkunde aan de rijksuniversiteit te Leiden. Leiden, 1971, pp. 157-171. [Eerder verschenen als zelfstandige publicatie: Stutterheim, C.F.P., Taalbeschrijving en taalwaardering. Tilliburgis. Publikaties van de Katholieke Leergangen, nummer 5. 's-Hertogenbosch, 1958]. |
[Tilmans 1989.] Karin Tilmans, ‘“Autentijck ende warachtig”. Stedenstichtingen in de Hollandse geschiedschrijving: van Beke tot Aurelius’. In: Holland 21 (1989), pp. 68-87. |
[Timmers 1947.] J.J.M. Timmers, Symboliek en iconografie der christelijke kunst. Roermond; Maaseik, 1947. |
[De Tollenaere 1977.] F. de Tollenaere, ‘De lexicografie in de zeventiende en achttiende eeuw’. In: Bakker & Dibbets 1977, pp. 219-227. |
[Van den Toorn 1980.] M.C. van den Toorn, Nederlandse taalkunde. [Zesde verbeterde druk]. Utrecht; Antwerpen, 1980. |
[Van den Toorn 1982.] M.C. van den Toorn, Nederlandse grammatica. Achtste, herziene druk. Groningen, 1982. |
[Tot lering en vermaak 1976.] Tot lering en vermaak. Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw [tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Amsterdam 16 september t/m 5 december 1976]. |
[Tuinman 1722.] Carolus Tuinman, Fakkel der Nederduitsche taale. Leyden, 1722. |
[Twe-spraack 1584.] Zie Dibbets 1985. |
[Ubink 1943.] Jan Ubink, ‘Balthasar Huydecoper. Een vergeten tooneelschrijver’. In: Haagsch Maandblad 1943, pp. 172-179. |
[Unger 1888.] J.H.W. Unger, Bibliographie van Vondels werken. Amsterdam, 1888. |
[Vanderheyden 1957.] J.F. Vanderheyden, ‘Adriaan Verwer. Verwer in de geschiedschrijving en over de geschiedenis van het Nederlands, Verwer en Zuid-Nederland’. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde 1957, pp. 617-671. |
[Vanderheyden 1964.] J.F. Vanderheyden, ‘De vertaling van Sir Philip Sidney's Defence of Poesie door Joan de Haes (1712)’. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Nieuwe Reeks. 1964, pp. 315-351. |
| |
| |
[Vanderheyden 1985.] J.F. Vanderheyden, ‘“Vadzige monniken in morsige holen” en de tekstoverlevering’. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Nieuwe Reeks. 1985, pp. 1-77. |
[Veder 1906.] W.R. Veder, ‘Register van namen van kerkmeesters der gereformeerde Nederduitsche, Engelsche en Walen kerken, benevens van die der regenten en regentessen der godshuizen en stedelijke gestichten, met de jaren hunner ambtsvervulling sedert 1682’. In: Vierde Jaarboek der vereeniging Amstelodamum. Amsterdam, 1906, pp. 77-111. |
[Verwer 1707.] A. Verwer, Linguae Belgicae idea grammatica, poetica, rhetorica; Amstelaedami, MDCCVII. [Zie Knol 1996.] |
[Vollenhove 1686.] J. Vollenhove, Poëzy. Te Amsterdam, MDCLXXXVI. |
[Vondel 1716.] J. vanden Vondel, Publius Ovidius Nasoos Heldinnebrieven. Vertaelt door -. T'Amsterdam, 1716. |
[Voorn 1985.] H. Voorn, De papiermolens in de provincie Zuid-Holland, alsmede in Overijssel en Limburg. Haarlem, 1985 [De Geschiedenis der Nederlandse Papierindustrie III]. |
[De Vooys 1924.] C.G.N. de Vooys, ‘Achttiende-eeuwse spraakkunstbeschouwing’. In: Verzamelde Taalkundige Opstellen I. Groningen, 1924, pp. 354-373. |
[De Vooys 1940-1941.] C.G.N. de Vooys, ‘De Middelnederlandse Boëthius-vertaling van Jacob Vilt’. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 60 (1940-1941), pp. 1-25. |
[De Vooys 1947.] C.G.N. de Vooys, Nederlandse spraakkunst. Met medewerking van M. Schönfeld. Groningen; Batavia, 1947. |
[De Vooys 1947b.] C.G.N. de Vooys, ‘De lotgevallen van het pronomen dezelve’. In: Verzamelde Taalkundige Opstellen. Derde bundel. Groningen; Batavia, 1947, pp. 332-340. |
[De Vooys 1947c.] C.G.N. de Vooys, ‘Uit de geschiedenis van de Nederlandse taalkunde: van Ten Kate tot Siegenbeek’. In: Verzamelde Taalkundige Opstellen. Derde bundel. Groningen; Batavia, 1947, pp. 11-22. |
[De Vooys 1970.] C.G.N. de Vooys, Geschiedenis van de Nederlandse taal. [Fotomechanische herdruk van 19525]. Groningen, 1970. |
[Vossius 1695.] Gerardi Joannis Vossii aristarchus, sive de arte grammatica libri septem. Amstelodami, 1695. |
[De Vries 1957.] B.W. de Vries, De Nederlandse papiernijverheid in de negentiende eeuw. 's-Gravenhage, 1957. |
[De Vries 1849.] M. de Vries, De Nederlandsche taalkunde, beschouwd in hare vroegere geschiedenis, tegenwoordigen toestand en eischen voor de toekomst. Haarlem, 1849. |
[De Vries, Willemyns & Burger 1993.] Jan W. de Vries, Roland Willemyns & Peter Burger, Het verhaal van een taal. Negen eeuwen Nederlands. Amsterdam, 1993. |
[Wachterus 1727.] J.G. Wachterus, Glossarium Germanicum. Lipsiae, 1727. |
[Wagenaar 1765.] Jan Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schoolen, schutterye, gilden en regeeringe, beschreeven door Jan Wagenaar, historieschryver der stad. Tweede stuk. Te Amsterdam, 1765. |
[Wagenaar 1767.] Jan Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schoolen, schutterye, gilden en regeeringe, beschreeven door Jan Wagenaar, historieschryver der stad. Derde stuk. Te Amsterdam, 1767. |
[Van der Wal 1982.] M.J. van der Wal, ‘Opvattingen over het werkwoord en meer in het bijzonder over het passief in de Nederlandse grammatikale traditie van de 17de t/m de 19de eeuw’. In: Van Driel & Noordegraaf 1982, pp. 52-80. |
[Van der Wal 1988.] M.J. van der Wal, ‘De drieledige vormen in taal en taalbeschouwing’. In: Nieuwe Taalgids 81 (1988), pp. 383-400. |
[Van der Wal 1992.] M.J. van der Wal, in samenwerking met Cor van Bree. Geschiedenis van het Nederlands. Utrecht, 1992. |
[Van der Wal 1992a.] M.J. van der Wal, ‘Dialect and standard language in the past: The rise of the
|
| |
| |
Dutch standard language in the sixteenth and seventeenth centuries’. In: Dialect and Standard Language. Dialekt und Standardsprache in the English, Dutch, German and Norwegian Language Areas. Seventeen Studies in English or German. Edited by J.A. van Leuvensteijn and J.B. Berns [Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Verhandelingen, Afd. Letterkunde, Nieuwe Reeks, deel 150]. Amsterdam, etc., 1992, pp. 119-129. |
[Van der Wal 1994.] Marijke J. van der Wal, ‘Straattaal en slechte woorden: sociolinguïstische onderscheidingen in observaties en taalbeschouwing vóór 1800’. In: Wat oars as mei in echte taal. Fryske Stúdzjes ta gelegenheid fan it ôfskie fan prof.dr. A. Feitsma als heechlearaar Fryske Taal en Letterkunde. Under redaksje fan Ph.H. Breuker, H.D. Meijering en J. Noordegraaf. Ljouwert, 1994, pp. 231-244. |
[Van der Wal 1995.] M.J. van der Wal, De moedertaal centraal. Standaardisatie-aspecten in de Nederlanden omstreeks 1650. Den Haag, 1995. |
[Walch 1925.] J. Walch, ‘Balthazar Huydecoper (1695-1778) - Achttiende eeuwers’. In: Groot-Nederland 1925, I, pp. 75-92. |
[Waller 1938.] F.G. Waller, Biographisch woordenboek van Noord Nederlandsche graveurs. 's-Gravenhage, 1938. |
[Van de Watering 1965.] C.W. van de Watering, ‘Een onbekend schrijver onbekend’. In: Nieuwe Taalgids 58 (1965), p. 301. |
[Weijnen 1968.] A.A. Weijnen, Het schema van de klankwetten. Assen, 1968. |
[WB.] De Werken van Vondel. 1927-1940. (11 delen). Amsterdam, 1927-1940. |
[Wille 1924.] J. Wille, De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de tweede helft der achttiende eeuw. Eerste deel, eerste stuk. Zutphen, 1924. |
[Wille 1991.] J. Wille, De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de achttiende eeuw. Tweede deel. Bezorgd door P. van der Vliet. Amsterdam, 1991. |
[Willems 1922.] L. Willems, ‘Het leven van Johannes Florianus, vertaler van den Reinaert’. In: Verslagen en Mededelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde febr. 1922, pp. 1211-1233. |
[Te Winkel 1863.] L.A. te Winkel, Grondbeginselen der Nederlandsche Spelling. Leiden, 1863. |
[Te Winkel 1922-1927.] J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde. [7 delen, tweede druk]. Haarlem, 1922-1927. |
[De Winter 1987.] Jan de Winter, ‘“Dwingen mit bescheidenheit”. Het leiderschap van abten in de grote “Der Sielen Troest”’. In: Mayolica. Mediëvistische opstellen aangeboden aan dr Mayke de Jong bij haar afscheid van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Nijmegen, 1987, pp. 121-132. |
[Witstein 1980.] S.F. Witstein, ‘Met het oog op de doctrine - het Frans classicisme in Huydecopers Achilles’. In: Witstein, S.F. Een Wett-steen van de Ieught: verzamelde artikelen. Bijeengebracht door Ton Harmsen en Ellen Krol, met een inleiding van E.K. Grootes. Groningen, 1980, pp. 139-152. |
[WNT.] Woordenboek der Nederlandsche Taal. 1882-heden. Bew. door M. de Vries, L.A. te Winkel e.a. 's-Gravenhage enz., 1882-1998. |
[Woelderink 1970.] B. Woelderink, Inventaris van het familiearchief Van der Pot 1620-1968. Rotterdam, 1970. |
[Worp z.j.] J.A. Worp, Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland. [2 delen]. Rotterdam, z.j. |
[Worp 1920.] J.A. Worp, Geschiedenis van den Amsterdamschen schouwburg. 1496-1772, uitgegeven met aanvulling tot 1872 door J.F.M. Sterck. Amsterdam, 1920. |
[Ypeij 1812-1832.] A. Ypeij, Beknopte Geschiedenis der Nederlandsche Tale. [2 delen]. Utrecht; Groningen, 1812-1832. |
[Zaalberg 1963.] C.A. Zaalberg, [boekbespreking van Van Schaik 1962]. In: Levende Talen, nr. 220 (1963), pp. 409-411. |
[Zwaan 1939.] F.L. Zwaan, Uit de geschiedenis der Nederlandsche spraakkunst. Groningen; Batavia,
|
| |
| |
1939. |
[Zwaan 1964.] F.L. Zwaan, [boekbespreking van Van Schaik 1962]. In: De Nieuwe Taalgids 57 (1964), pp. 44-46. |
|
|