De Aristarch van 't Y
(1998)–R.J.G. de Bonth– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
7.10.1 Definitie - omschrijvingMoonen heeft in zijn Nederduitsche spraekkunst de volgende definitie gegeven van interjecties, die door hem ‘Tusschenwerpingen’ genoemd zijn:Ga naar voetnoot132 De Tusschenwerpingen zyn Onbuigzaeme Woorden, die, eigentlyk de rede niet te hulpe koomende, eenen vollen zin door zich zelfs uitmaeken; en worden dus genoemt, om dat zy, tusschen en in eene rede geworpen, tot de uitdrukking der hartstoghten van den spreekenden dienen. Bij het definiëren van deze woordsoort heeft Moonen zich bediend van drie criteria. Een morfologisch kenmerk van de tussenwerpsels is dat ze ‘Onbuigzaeme Woorden’ zijn; een syntactische karakteristiek is dat ze ‘tusschen en in eene rede geworpen’ worden; semantisch gezien vormen ze ‘de uitdrukking der hartstoghten van den spreekenden’. De opmerking dat ze ‘eigentlyk de rede niet te hulpe koomende, eenen vollen zin door zich zelfs uitmaeken’, kan zowel syntactisch als semantisch zijn. Moonens definitie lijkt, met enkele kleine wijzigingen, overgenomen te zijn uit het Ont-werp der Neder-duitsche letter-konst (1649) van Allardus Kók (Schaars 1988: 346).Ga naar voetnoot133 Sewel heeft het hoofdstuk over het ‘Tusschenwerpsel’Ga naar voetnoot134 - of de ‘Interjectio’ (1708: 37) - geopend met de volgende woorden: Een Tusschenwerpsel is een onbuygelyk woord dat uyt zich zelven eenen zin uytmaakt, en zo genoemd wordt omdat men het tusschen de reede inwerpt, tót uytdrukkinge eener hartstógt Wat woordkeus betreft zijn er kleine verschillen aan te wijzen tussen Moonen en Sewel, maar inhoudelijk stemmen de definities van de twee grammatici - Moonens ‘eigentlyk de rede niet te hulpe koomende’ daargelaten - volledig overeen. Van geheel andere aard is de informatie die Ten Kate over de ‘Tusschenwerpsels’ of ‘Interjectiones’ heeft geboden: De Interjectiones (ofte Tusschenwerpsels) zijn in zig zelf een soort van Adverbia, die, als bij Uitgalming, de Ontroeringe des Gemoeds uitdrukken. Evenals de twee eerder besproken grammatici heeft Ten Kate erop gewezen dat de taalgebruiker door middel van tussenwerpsels uiting kan geven aan emoties, maar in tegenstelling tot Moonen en Sewel heeft hij geen aandacht geschonken aan morfologische kenmerken van deze woordsoort. Deze leemte wordt gevuld op de volgende pagina, waar Ten Kate meedeelt dat ‘Tusschenwerpsels’ een categorie woorden omvat die ‘Onverbuiglijk’ zijn (Ten Kate 1723, I: 324). Aan de syntactische valentie van interjecties wordt voorbijgegaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend is dat Ten Kate tussenwerpsels ‘in zig zelf’ beschouwt als ‘een soort van Adverbia’, waarmee hij de status van die woordsoort als zelfstandige categorie in twijfel lijkt te trekken. Dat interjecties geen afzonderlijke klasse vormen maar een onderdeel zijn van de bijwoorden, is een opvatting die al voorkomt bij de Griekse grammatici. Deze waren namelijk van mening dat tussenwerpsels ‘(semantisch) boven- of ondergeschikt kunnen zijn aan het werkwoord (“gezegde”) van de zin’ (Dibbets 1995: 325). Ten Kate zou zijn visie ontleend kunnen hebben aan de Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584), waar op de bladzijden 67-68 over de interjecties opgemerkt wordt dat: die al <allemaal> onder bywóórd wel <zeker> moghen begrepen worden, alzó <zoals; omdat?> die by den Grieken daar onder vervat zynGa naar voetnoot135 Huydecoper heeft bij de voorbeelden van de ‘Kunstwoorden der Grammatica, of Letterkunst’ die eindigen op -sel, behalve het ‘Voorzetsel’ en het ‘Voorvoegsel’ ook het ‘Tusschenwerpsel’ vermeld (1730: 412). Vanwege de betekenis die in dat suffix besloten ligt (zie 7.3.10.3), worden de ‘Tusschenwerpsels’ door hem bestempeld als: LedekensGa naar voetnoot136 [...], alleen gebruikelyk om [...] tusschen andere woorden [...] geworpen te worden: en tot dat einde dikwils gebruikt worden. Met het cursiveren van de woorden ‘tusschen’ en ‘geworpen’ heeft Huydecoper niet alleen de naam ‘Tusschenwerpsel’ verklaard, maar ook een syntactisch kenmerk van de onderhavige woordsoort gegeven, waarin onder anderen Moonen en Sewel hem voorgegaan waren. Een toelichting op het merkwaardige slot van deze omschrijving is gegeven bij de behandeling van het voorzetsel (zie 7.9.1). Aan het ‘Tusschenwerpsel’ heeft Huydecoper in de Proeve amper aandacht besteed. Afgezien van het bovenstaande heeft hij alleen naar aanleiding van ‘ô wee, ô wach!’ opgemerkt: ‘deeze uitroeping was gemeener by de Ouden, danze by de Nieuwen is’ (1730: 381).Ga naar voetnoot137 Deze bewering heeft Huydecoper kracht bijgezet door te verwijzen naar zes voorbeelden die hij opgetekend had uit drie teksten; twee ervan vallen volgens zijn definitie onder de Ouden, één ervan - uit 1607 - behoort tot de Nieuwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
7.10.2 Eigenschappen - betekenissenZowel Moonen als Sewel hebben in hun respectieve spraakkunsten de tussenwerpsels ingedeeld naar betekenis. Moonen heeft in het vijfendertigste hoofdstuk van zijn grammatica twaalf categorieën (‘hoofden’) onderscheiden, Sewel is gekomen tot een indeling van in totaal dertien soorten interjecties. Nieuw bij laatstgenoemde is het ‘Tusschenwerpsel van goedkeuringe’ (‘Braaf’). Beide taalkundigen hebben van elke klasse één of meer voorbeelden gegeven. In het onderstaande overzicht zijn de semantische categorieën opgenomen die te vinden zijn in Moonens Nederduitsche spraekkunst en in Sewels Nederduytsche spraakkonst. De getallen tussen ronde haken geven aan in welke volgorde de betreffende betekenissen genoemd worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In het taalkundige werk van Ten Kate en van Huydecoper is van een dergelijke indeling geen spoor te bekennen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
7.10.3 Tot besluitAan de interiectio heeft Huydecoper in de Proeve amper aandacht geschonken. Behalve een korte opmerking over de uitdrukking ‘ô wee, ô wach!’, heeft hij - bij de bespreking van het achtervoegsel -sel - over de tussenwerpsels slechts meegedeeld dat ze ‘tusschen andere woorden geworpen’ worden en vaak gebruikt worden. Anders dan Moonen en Sewel heeft Huydecoper de tussenwerpsels niet onderverdeeld in betekeniscategorieën. |
|