De Aristarch van 't Y
(1998)–R.J.G. de Bonth– Auteursrechtelijk beschermd6.8 De spellingprincipes van HuydecoperVanaf het moment dat men in de volkstaal is gaan schrijven tot op de dag van vandaag zijn er met betrekking tot het spellen verscheidene principes werkzaam geweest.Ga naar voetnoot21 In de navolgende paragrafen zal worden ingegaan op de principes waardoor Huydecoper zich bij het spellen heeft laten leiden. Er zal ook aandacht worden geschonken aan de spelling van buitenlandse eigennamen. | |
6.8.1 De regel van de etymologieVoor Huydecoper vormde de regel van de etymologie het belangrijkste richtsnoer bij het bepalen van de juiste spelling van een woord: 't Is een onveranderlyk axioma, of zekere grondregel, dien de Hr. J.G. Wachterus stelt als den laatsten zyner Regelen van Afleiding, voor het Glossarium Germanicum geplaatst, Orthographia pendet ab Etymologia: dat is, de Spelling der woorden hangt af van hunnen oorsprong.Ga naar voetnoot22 Op diverse plaatsen in de Proeve heeft Huydecoper zich van deze spellingregel bediend. Zo kan het door Vondel gebezigde woord heiloos volgens Huydecoper strikt genomen | |
[pagina 125]
| |
niets anders betekenen dan ‘zonder hei’. De uitgang -loos wordt namelijk altijd achter een zelfstandig naamwoord, in dit geval hei, geplaatst. Vondel bedoelde echter uit te drukken dat iets ‘zonder heil’ was en daarom had hij dienen te spellen heilloos. Overigens schrijft Vondel vergelijkbare woorden ‘doorgaands’ met één l: zieloos voor zielloos en breideloos voor breidelloos (1730: 269; 539).Ga naar voetnoot23 De wijze waarop Vondel het woord vroedgodin spelt - vroetgodin -, keurt Huydecoper eveneens af op basis van de regel van de etymologie: vroedvrouw is namelijk ‘niet anders, dan vroede vrouw (op sommige plaatsen noch wyze vrouw genoemd)’ (1730: 466). Op grond van de regel van de etymologie verwerpt Huydecoper ook de spelling blixem. Door dit woord met een x te schrijven is namelijk niet in één oogopslag te zien dat het bestaat uit de ‘vier letteren Blik’, waarachter de uitgang -sem is gehecht (1730: 377).Ga naar voetnoot24
Traditiegetrouw behandelde men vanaf de eerste grammatica van de volkstaal - de Twe-spraack (1584) - in het grammaticaonderdeel etymologia de leer van de woordsoorten. Huydecoper heeft in zijn vertaling van Wachterus' stelregel het woord etymologia echter weergegeven met ‘oorsprong’. De betekenis van etymologia als ‘woordafleidkunde’ heeft vermoedelijk zijn beslag gekregen in de loop van de achttiende eeuw (Knol 1977: 79). Huydecoper geeft de volgende omschrijving van het begrip etymologie: De eigelyke kracht en betekenis der woorden te verstaan, is noodzaakelyk, niet alleen om wel te schryven, maar ook om wel te spreeken. dit leert ons de EtymologieGa naar voetnoot25 Overigens gebruikt Huydecoper het woord etymologie niet alleen om te verwijzen naar de tak van wetenschap die de herkomst van woorden onderzoekt, maar ook om één bepaalde woordafleiding aan te duiden.Ga naar voetnoot26 Het aantal etymologieën, waarvoor Huydecoper vaak zijn licht opstak bij Ten Kate, is in de Proeve beperkt gebleven, want Dit deel van onze spraakkunst, t.w. dat der afleidinge, is wel buiten 't bestek van deeze Aanmerkingen Huydecoper maakt in de Proeve meermalen gewag van woorden die weliswaar een grote mate van overeenkomst bezitten in letters en in klank, maar voor het overige sterk van elkaar verschillen. Dit heeft tot gevolg dat deze woorden ‘somtyds ja meestentyds ondereengemengd en verward worden’ (1730: 20; vgl. 1730: 121, 219). Dergelijke fouten zijn volgens Huydecoper eenvoudig te vermijden: het onderscheid tussen twee naar de vorm en uitspraak nagenoeg identieke woorden komt namelijk scherp naar voren als men acht geeft op ‘de rechte spelling’. De woorden amagtig en aemachtigh worden bijvoorbeeld onnodig vaak verwisseld: het woord a-magtig is een volstrekt verouderde variant van on-magtig, terwijl aemachtigh een verkorte vorm is van adem-achtig (1730: 20). Huydecoper is voorts van oordeel dat ‘Bal-daadig, d.i. boos- of kwaad-daadig, en Bald-daadig, d.i. stout of roekeloos’ als afzonderlijke woorden dienen te worden aangemerkt, omdat zij afgeleid zijn van bal respectievelijk bald, twee woorden die zowel in spelling als in betekenis van elkaar verschillen (1730: 21). | |
[pagina 126]
| |
Hoewel Huydecoper bij het spellen grote waarde toekende aan Wachterus' axioma, heeft hij zich niet uitsluitend door de etymologie van een woord laten leiden. In de volgende paragrafen zal blijken dat ook andere principes voor Huydecoper daarbij een rol spelen. | |
6.8.2 De regel van de differentiatieDe regel van de differentiatie kwam op in de tijd van de humanisten.Ga naar voetnoot27 Dit spellingprincipe wordt ook wel aangeduid met de benaming homonymievrees. Moonen is in de Nederduitsche spraekkunst van mening dat ‘tweezinnige woorden’ - homoniemen - zoveel mogelijk door middel van verschillen in spelling van elkaar onderscheiden moeten worden. Om deze reden wil hij bijvoorbeeld een dubbele klinker noteren aan het eind van wat wij open lettergrepen noemen in woorden ‘die, met eenen Klinker geschreeven, dubbelzinnigh zouden zyn, en iet anders kunnen betekenen, dan men daer mede wil te kennen geeven’ (1706: 30). Als voorbeelden van woordparen die zonder verschil in spelling aanleiding zouden kunnen geven tot verwarring, noemt Moonen bedelen en bedeelen, beteren en beteeren, en beeving en beving. Hoewel Sewel in zijn Nederduytsche spraakkonst verkondigt dat men in het spellen altijd ‘de eygenschap der Letteren’ behoort waar te nemen, bestaan er gevallen waarbij men ‘tót onderscheydinge van de betékenisse der woorden, wel een letter in de spellinge mag, ja, om de eygenschap van 't woord, moet veranderen’ (1708: 33). Op grond van deze overweging maakt hij bijvoorbeeld onderscheid in spelling tussen het zelfstandig naamwoord licht en het bijvoeglijk naamwoord ligt, tussen toren (‘bouwsel’) en toorn (‘woede’), tussen gaern (‘graag’) en garen (‘draad’). Het principe van differentiatie blijkt - al dan niet in combinatie met het etymologisch principe - ook voor Huydecoper enkele malen van doorslaggevend belang te zijn bij het bepalen van de correcte schrijfwijze van woorden.Ga naar voetnoot28 Zo moet het verschil in betekenis tussen wassen en wasschen door het verschil in spelling volgens Huydecoper duidelijk tot uitdrukking worden gebracht:Ga naar voetnoot29 Wassen en Wasschen verschillen veel: het eerste is, groeien; het tweede, reinigen.Ga naar voetnoot30 Dat wassen in de betekenis ‘groeien’ de enig juiste spelling is, bewijst Huydecoper vervolgens met citaten uit het werk van Willeramus, uit diverse geschriften van de ‘Ouden’ en uit die van enkele ‘Nieuwe’ auteurs. | |
6.8.3 De regel van de beschaafde uitspraakOp bladzijde 33 van de Proeve beklemtoont Huydecoper dat hij gesproken taal als spellingprincipe niet op voorhand van de hand wijst. Deze gesproken taal dient dan wèl ‘aan regelen’ onderworpen te zijn en niet de taal te zijn van een bepaalde stad of van ongeletterden. De uitspraak van één stad kan onmogelijk richtinggevend zijn voor de Nederlandse spelling, omdat dit alleen maar tot gekrakeel aanleiding zou geven:Ga naar voetnoot31 | |
[pagina 127]
| |
het [is] zeker [...] dat ieder stad een byzondere uitspraak heeft, ja dat de burgers der zelfde stad het dikwils niet eens zyn. waarom men, zo ieder zyne uitspraak blyft volgen, noodzaakelyk altyd met zyne buuren moet overhoop leggenGa naar voetnoot32 Tegen het eind van dezelfde pagina blijkt dat Huydecoper bij geschillen op het terrein van de orthografie alleen gezag toekent aan de taal die gesproken wordt in ‘de Vergadering van fyne Tongen, en gezuiverde Ooren’.Ga naar voetnoot33 Hij houdt zich - om met Te Winkel te spreken - aan wat de ‘Regel der Beschaafde Uitspraak’ wordt genoemd.Ga naar voetnoot34 | |
6.8.4 De spelling van buitenlandse namenBij het vertalen van Ovidius' Metamorphosen werd Vondel geconfronteerd met de vraag hoe hij de daarin voorkomende eigennamen moest weergeven in het Nederlands. Uit zijn vertaling blijkt dat hij ervoor gekozen heeft deze zoveel mogelijk te schrijven volgens de Nederlandse uitspraak.Ga naar voetnoot35 Over de spelling van uit andere talen afkomstige eigennamen merkt Huydecoper op dat Vondel gewoon was ‘overal de oe en ae door onze enkele e’ weer te geven, ‘de ph en th door f en t’ uit te drukken en ‘de y door i’ te vervangen.Ga naar voetnoot36 Huydecoper laat hierop volgen dat wij - in tegenstelling tot de spellingpraktijk van Vondel - de th en de y ‘in het Duitsch zeer wel konnen behouden’ (1730: 252).Ga naar voetnoot37 Deze uitspraak suggereert dat Huydecoper de letters ph wèl altijd wil veranderen in een f. Niets is echter minder waar. In de ‘Eerste bladwijzer, van woorden en zaaken’ lezen we namelijk ‘PH, i. F: doch kan voegelijk in vreemde Naamen behouden worden’ (1730: 660). Moonen is een andere mening toegedaan dan Huydecoper. In navolging van het Latijn wilde deze grammaticus ‘uitheemsche’ woorden waarin een ph voorkwam - hij beperkte zich dus niet tot eigennamen - met een f spellen, zoals farao, filosoof en Stefanus (Moonen 1706: 7). Ook Sewel vindt het beter om vreemde woorden die in het Nederlands zijn ingeburgerd, met een f te schrijven dan om de ph te handhaven. Daar komt bij dat de Italianen en Spanjaarden in dergelijke woorden eveneens de f spellen (1708: 25). Hierboven hebben we gezien dat Huydecoper het niet nodig achtte de y in buitenlandse eigennamen te vervangen door een i. In het ‘Bericht wegens de letter y’ betoogt hij dat de ‘Duitsche y’ niets anders is dan een ‘misvormde j’, om welke reden hij de y uit het Nederlandse alfabet wenst te schrappen en in plaats van deze letter overal een ij wil schrijven. Alleen in ‘Eigen Naamen van vreemden oorsprong’ mag de y behouden blijven (1730: 644).Ga naar voetnoot38 | |
[pagina 128]
| |
Over het weergeven van Griekse, Latijnse en andere buitenlandse eigennamen in het Nederlands bestond volgens Huydecoper grote onenigheid tussen taalkundigen.Ga naar voetnoot39 De taalkundigen die zich over deze kwestie hebben uitgelaten, worden door Huydecoper in twee groepen ingedeeld: Sommigen willen aan de zelven eenen Duitschen uitgang gegeeven hebben; Anderen, datmenze uitdrukke, gelykze in hunne eige taale uitgedrukt werden. Als Huydecoper zich voor één van de twee alternatieven zou moeten uitspreken, dan zou hij voor de tweede mogelijkheid kiezen: ‘zelfs oordeelen wy, datmen, daaraan, noit kwaalyk doet’ (1730: 501). Toch kan ook het weergeven van buitenlandse namen met Nederlandse uitgangen zijn goedkeuring wegdragen. Het is in dat geval wel zaak dat ‘de klemtoon zyn plaats bewaare’ (1730: 501). Huydecoper acht het raadzaam de oorspronkelijke vorm te handhaven bij eigennamen van vrouwen die eindigen op -ia en waarvan de i voor de a kort is, zoals Lucretia.Ga naar voetnoot40 Besluit men om achter een naam als Lucretia een Nederlandse uitgang te plaatsen, dan zou dit aanleiding kunnen geven tot de ‘belagchelyke mistastingen’ die we in het Frans aantreffen. De Fransen duiden namelijk zowel de dichter Lucretius als Lucretia aan met de naam Lucrece (1730: 501-502), wat aanleiding zou kunnen geven tot verwarring.Ga naar voetnoot41 Naar de mening van Huydecoper worden mannelijke eigennamen als Virgilius, Homerus en Zoïlus ‘niet kwaalyk’ verkort tot Virgyl, Homeer en Zoyl ‘schoon [...] dit laatste wat hard is’ (1730: 502).Ga naar voetnoot42 De algemene stelregel die Huydecoper zijn lezers voorhoudt met betrekking tot het weergeven van vreemde eigennamen in het Nederlands, luidt: ‘datmen hierin moet achtgeeven op den klank; en veiligst doet wat meest gebruikelyk is’ (1730: 502). |
|