De Aristarch van 't Y
(1998)–R.J.G. de Bonth– Auteursrechtelijk beschermd3.3 Vondels vertaling in druk en herdruk (1671, 1703, 1730)De dichter Joost van den Vondel was al vierentachtig jaar toen in 1671 bij de weduwe van Abraham de Wees te Amsterdam zijn vertaling van Ovidius' Metamorphosen het licht zag, onder de titel Publius Ovidius Nazoos Herscheppinge.Ga naar voetnoot7 Toen enkele decennia later aan David van Hoogstraten werd gevraagd een Nederlandstalige prachtuitgave te bezorgen van dit werk van Ovidius, versierd met prenten en uitgebreid met aantekeningen van Pieter du-Ryer, ‘Lidt der Fransche Academie’, nam hij de vertaling van Vondel als uitgangspunt. Andere vertalingen die hem voor een dergelijke uitgave ter beschikking stonden, werden door Van Hoogstraten verworpenGa naar voetnoot8 als niet genoeg zwemende naer de gelukkige en krachtige uitdruxelen des dichters [t.w. Ovidius, RdB], die met eene algemeene toestemminge van alle eeuwen met den bynaem van Vernuftig vereert is, en liever Vondels rijm hier toe verkozen, als best voegende by de sieraden, waer mede dit boek ook tot nut van alle tekenaers, schilders, en beelthouwers is opgetoit, en door deze schakeringe | |
[pagina 33]
| |
van rijm en onrijm [t.w. Vondels vertaling in rijm en de aantekeningen van Du-Ryer in proza, RdB] beter bequaem den lust des lezers wakker te houden. Wel zuiverde Van Hoogstraten de tweede druk van Vondels vertaling, die in 1703 in het licht werd gegeven,Ga naar voetnoot9 van ‘eenige misstallen in den eersten druk der Herscheppinge gebleve’, zoals hij in de opdracht aan Jonas Witsen te kennen gaf (Van Hoogstraten 1703: *2v). De derde editie van Vondels vertaling van de Metamorphosen verscheen in 1730. Deze was bezorgd door Balthazar Huydecoper, die toentertijd bekendheid had verworven als auteur van vier Frans-classicistische treurspelen en als vertaler van de Hekeldichten en brieven van Q. Horatius Flaccus (1726). Daar komt nog bij dat hij als regent van de Amsterdamse schouwburg met tal van literatoren in contact stond. In de Proeve heeft Huydecoper meer dan eens expliciet vermeld dat hij bij het uitgeven van Vondels Herscheppinge wijzigingen in de tekst ervan heeft aangebracht.Ga naar voetnoot10 Niettemin streefde Huydecoper ernaar de tekst van Vondel zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat te bewaren. Dit ontlokte aan Michels (1934: 18) de opmerking dat Huydecoper in strijd met wat men zou verwachten ‘in de tekstbehandeling zeer conservatief te werk ging’.Ga naar voetnoot11 Huydecoper gaf niet alleen aan waar hij zelf had ingegrepen in de Herscheppinge van Vondel, maar hij noteerde ook in hoeverre de tweede, door Van Hoogstraten bezorgde druk uit 1703 afweek van de eerste druk, die tijdens Vondels leven was gepubliceerd. In de Proeve vermeldt Huydecoper voor zesentwintig plaatsen welke veranderingen Van Hoogstraten ten opzichte van de eerste druk van Vondels Ovidiusvertaling in zijn editie had doorgevoerd.Ga naar voetnoot12 Slechts twee veranderingen van Van Hoogstraten neemt Huydecoper over in zijn eigen uitgave.Ga naar voetnoot13 Daarentegen laat hij de overige wijzigingen voor wat ze zijn, omdat ze naar zijn mening onjuist zijn of niet overeenstemmen met Vondels gewoonte. De uitspraak dat een taaluiting in strijd was met het gebruik van Vondel, kon Huydecoper doen omdat hij consciëntieus geschriften van diens hand had geëxcerpeerd. Er zijn in het Huydecoperarchief in Utrecht talrijke fiches bewaard gebleven waarop Huydecoper aan de hand van voorbeelden uit het oeuvre van Vondel uitspraken doet over onder meer spelling, stijl en woordkeus. Soortgelijke gegevens heeft Huydecoper ook aangetekend in enige klappers | |
[pagina 34]
| |
op Vondels geschriften.Ga naar voetnoot14 In een enkel geval leed het volgens Huydecoper geen enkele twijfel dat in de eerste gedrukte uitgave van Vondels Herscheppinge fouten stonden die er ingeslopen waren door de schuld van de ‘Drukkers en de Letterzetters’. Op basis van zijn verzameling gegevens over de taal van Vondel wist Huydecoper aan te tonen, dat de taal die de tekst op de betreffende plaatsen te zien gaf, beslist in strijd was met het taalgebruik van Vondel. Dit vormde voor Huydecoper de rechtvaardiging om in zijn editie de uit 1671 daterende eerste druk te emenderen. Voor Huydecoper waren er verschillende redenen om wijzigingen aan te brengen in Vondels tekst. Op de eerste plaats zijn er in de eerste uitgave drukfouten geslopen. Zo heeft Huydecoper in vers 331 van het tweede boek de eigennaam Menander veranderd in Meander, want ‘Menander was een Grieksch Blyspeldichter, Meander een vermaarde rivier in Frygien’ (1730: 118).Ga naar voetnoot15 Huydecoper heeft in de tekst van de eerste druk tevens fouten verbeterd die de drukkers en de letterzetters opzettelijk gemaakt hadden. Zo hadden zij in versregels bij enkele woorden één of meer letters weggelaten om ervoor te zorgen dat het bewuste vers precies op één regel zou passen (B.II. v. 546). Tot zijn spijt heeft Huydecoper moeten vaststellen dat hij in zijn editie van Vondels Herscheppinge niet slechts enige drukfouten uit de oude uitgave heeft verwijderd, maar er ook enkele heeft laten staan. Deze heeft hij overigens wel aangewezen in de Proeve,Ga naar voetnoot16 waaruit blijkt dat de teksteditie dus al gedrukt was voordat de Proeve ter perse ging. Dat de derde druk op zijn beurt niet geheel verschoond is gebleven van drukfouten, heeft Huydecoper op verschillende plaatsen in de Proeve ruiterlijk toegegeven.Ga naar voetnoot17 Zoals gezegd, werd pas met het drukken van de Proeve begonnen toen de door Huydecoper bezorgde derde druk van Vondels Herscheppinge van de pers was gekomen. Deze gang van zaken bood hem de gelegenheid om wijzigingen waar hij later niet meer achter stond, te herroepen. Zo geeft Huydecoper in de aantekening bij vers 500 van het eerste boek te kennen dat hij ‘meer dan een jaar geleden’ de vierde naamval de steen heeft veranderd in den steen, omdat steen van het mannelijk geslacht is. Later is hij tot het inzicht gekomen dat deze verandering beter ongedaan kan worden gemaakt: Vondel heeft mogelijkerwijs bewust voor de steen gekozen omdat een steen ‘die van de vrouw gesmeeten werdt, en in eene vrouw verkeerde, een vrouwelyke steen kan geheeten worden’ (1730: 48). Hoewel Vondel volgens Huydecoper eigenlijk zondigt tegen de regels van de grammatica, wordt hem de in de onderhavige dichtregel genomen vrijheid toegestaan. Vondel wordt in het gebruik van dichterlijke vrijheden gesteund door de beste Romeinse dichters, die meer dan eens afweken van de grammaticaregels ‘waardoor zy te gelyk hunne schriften eenen doorstraalenden luister bygezet, en de spitsvondigheid der hairkloovende Letterwyzen te leur gesteld hebben’ (1730: 49; vgl. 1730: 397). Huydecoper verantwoordt de door hem aangebrachte veranderingen door bewijsplaatsen aan te halen uit de Herscheppinge of enig ander werk van Vondel, waar deze het volgens | |
[pagina 35]
| |
Huydecoper beter heeft gedaan: ‘Vondel mocht toch met Vondel in overeenstemming gebracht worden!’ (Van Dijck 1958: 101).Ga naar voetnoot18 Kon Huydecoper geen bewijsplaatsen bijbrengen uit Vondels oeuvre dan greep hij terug op de zogenoemde Ouden, bij wie volgens hem de zuiverste vorm van het Nederlands te vinden was (zie 4.3.4). Af en toe heeft Huydecoper zich het recht aangemeten om de tekst van de eerste druk te wijzigen zonder dat er sprake was van een drukfout of van een fout die in strijd was met grammaticale regels. Hij deed dit dan ofwel uit esthetisch oogpunt of omwille van de duidelijkheid. Om dezelfde redenen had ook Van Hoogstraten zich bij het uitgeven van Vondels vertaalde Metamorphosen dergelijke veranderingen gepermitteerd.Ga naar voetnoot19 Een enkele maal heeft Huydecoper besloten om grondig in te grijpen in Vondels vertaling. Het betrof in dergelijke gevallen onder meer onjuistheden of te grote vrijheden ten opzichte van het Latijnse origineel van Ovidius.Ga naar voetnoot20 Op minieme aanpassingen in de tekst is Huydecoper niet uitvoerig ingegaan; hij volstaat met ervan melding te maken.Ga naar voetnoot21 Het handschrift van Vondel dat ten grondslag heeft gelegen aan de editio princeps van de Herscheppinge, heeft Huydecoper zo goed als zeker nooit onder ogen gehad. Pas na de verschijning van de Proeve bezorgde de dichter Philip Zweerts Huydecoper ‘een afdruk van Vondels Herscheppinge, waar in sommige plaaten noch niet afgedrukt waaren, en Vondel met eigen hand eenige veranderingen gemaakt heeft’.Ga naar voetnoot22 Tijdens het lezen daarvan zal Huydecoper tot zijn voldoening hebben vastgesteld dat zijn - over het algemeen goed beargumenteerde - gissingen werden gesteund door Vondels eigenhandige wijzigingen.Ga naar voetnoot23 Frans van Lelyveld, tot wie Huydecoper zich enige maanden voor zijn overlijden gericht had met het verzoek een tweede druk van de reeds uitverkochte en nog immer zeer gewilde Proeve te vervaardigen, heeft tijdens het vervaardigen van die tweede druk wèl gebruik kunnen maken van Vondels handschrift. Dit manuscript had hij in bruikleen ontvangen van Cornelis van Lennep, ‘Raad in de Vroedschap en Schepen der stad Amsterdam’.Ga naar voetnoot24 Voor Van Lelyveld heeft dit handschrift ‘verscheidenen malen gediend om gissingen van den Heer Huydecoper tot zekerheden te maken’.Ga naar voetnoot25 Dat Huydecoper de plank af en toe missloeg,Ga naar voetnoot26 laat Van Lelyveld daarbij onvermeld. Evenmin vermeldt hij op deze plaats dat het origineel van Vondel liet zien dat Huydecoper door zijn tekstkritiek een eerdere lezing van het handschrift wist te herstellen, die het niet tot de uiteindelijke versie had weten te brengen.Ga naar voetnoot27 Voor de tekstkritische opmerkingen die Huydecoper heeft geplaatst bij versregels uit Vondels vertaling van de Metamorphosen, heeft hij zich bediend van verschillende edities van | |
[pagina 36]
| |
dit werk van Ovidius en van een aantal commentaren daarop.Ga naar voetnoot28 Tijdens het schrijven van de commentaar kwam ook Carel van Manders ‘Wtleggingh op den Metamorphosis’ Huydecoper van pas.Ga naar voetnoot29 Deze interpretatie was opgenomen in Van Manders Schilder-Boeck (1603-1604), waarvan in de periode 1616-1618 een tweede editie verscheen.Ga naar voetnoot30 Ook de door Zacharias Heyns vervaardigde Nederlandse vertaling - uit 1616 - van het scheppingsgedicht La sepmaine ou la création du monde (1578) van de Franse dichter Du Bartas, een gedicht waarin geregeld aan passages uit Ovidius' Metamorphosen wordt gerefereerd, voorzag Huydecoper van interessant vergelijkingsmateriaal.Ga naar voetnoot31 Huydecoper vermoedde dat Vondel zich bij het overzetten van Ovidius' Metamorphosen onder meer heeft bediend van het scheppingsgedicht van Du Bartas of van de vertaling ervan door Zacharias Heyns (1730: 4).Ga naar voetnoot32 Voor de beschrijving van de inhoud van het zesde en van het negende boek heeft Vondel zich naar de mening van Huydecoper gebaseerd op het Latijn van Guilelmus Canterus.Ga naar voetnoot33 Huydecoper heeft op diverse plaatsen in de Proeve een oordeel uitgesproken over Vondels vertaling van de Metamorphosen. Vergeleken met andere geschriften van Vondel bevatten de Herscheppinge betrekkelijk veel fouten. Naar de mening van Huydecoper zijn deze voornamelijk toe te schrijven aan de ‘onachtsaamheid’ waarmee Vondel het Latijnse origineel heeft vertaald (1730: 106).Ga naar voetnoot34 Wie een vertaling maakt, moet volgens Huydecoper zo dicht mogelijk bij de brontekst blijven.Ga naar voetnoot35 Het is in dit verband begrijpelijk waarom hij er niet bijzonder mee ingenomen is dat Vondel van ‘vier Latynsche worden, vier Duitsche vaarzen’ maakt (1730: 66).Ga naar voetnoot36 Komt Vondels vertaling niet overeen met de inhoud die Ovidius in het Latijn tot uitdrukking heeft willen brengen, dan wordt daar door Huydecoper de aandacht op gevestigd.Ga naar voetnoot37 |
|