| |
Rechte manier hoe men de Tee zal weeten te kennen, onderscheiden, en behoorlijk volgens de regelen van de gezondheid gebruiken.
INdien de Thee dan soo veel krachten heeft, wie sal niet begerig zijn dezelve te kennen en te drinken? en 't zijn dese twee poincten, die my noch overig zijn, om te verhandelen, hoe men te weeten de beste Thee sal kennen; en hoe, wanneer, hoe veel, hoe dikwils, en met wat water dat men Thee sal drinken, en of men iets, en wat dat men 'er op behoord te gebruiken.
| |
I. Wat de beste Thee is.
De Thee zijn sterk-gedroogde bladeren van zeker Indiaansch boomtje, die men in
| |
| |
loode vlessen wel bewaard voor de lucht, ons hier overbrengt. De bladeren zijn als in een gerolt en gedraait; en sommige meinen, dat de beste Thee niet groot van korlen, of alzoo opgerolde blaatjens wesen moet: maar dat de kenteken faillieert, en ik heb seer excellente Thee wel gevonden, die geen kleine korlen hadde; 't is evenwel gemeenlijk waar. De Thee is nooit goed, soo se niet seer hard en droog is, soo dat men se tusschen de vingeren tot pulver kan wryven, sonder te gevoelen een taayigheid, dat se wykt voor de drukkinge. Dit luistert soo naauw, dat de beste Thee bedorven is, en zijn beste kracht verlooren heeft, wanneer men se een uur twee a drie in een papier of glas, of ongeslotene vles bewaard. De lucht en de vochtigheid is een groot viand van dit kruid, 't welk het week en slap maakt, en zijn fijnste deelen aanstonts doet vervliegen, 't Is daarom dat alle liefhebbers de Thee bewaren in loode Vlessen, die wel geslooten zijn, en waar in boven aan een stuk houts-kool gelegen is, om in zijn poren de vochtigheid te ontfangen, op dat de Thee droog blyve, ja daar zijn 'er, die daarom de Vlessen somtijdts een uur of twee in de zon zetten; anderen die verdeelen altijd haar provisie van Thee in kleine Vlessen, die vol zijn, en die zy niet openen, als wanneer sy gereet sijn, om 'er af te drin-
| |
| |
ken, om dat, soo men uyt een groote Vles, dikwils yets neemt, dat 't elkens de selve openende, men aan de lucht occasie geeft, om de Thee te corrumperen. Wat aangaat de twee andere opinien, die sijn my seer suspekt, en ik inclineer om te gelooven, datse valsch sijn. Ik heb nooyt een sekere proef konnen vinden dat de Thee d' eene tijd meer kragt soude hebben, als d' andere tijd, gelyk men 't selve van de caneel segt. Alle d' experientien, die ik daar van heb konnen maken; sijn my te los, om het te gelooven. Maar dat onse Vrouwen op sekere tijden de Thee souden bederven, heeft meer schijn: men weet wat kragt de exhalatien hebben, die uyt veele lichamen komen. Ik kan evenwel getuygen, dat by experientie bevonden hebbe, dat soo dese opinie niet altijd, datse sekerlijk dikwils valsch is. De Coleur van de corlen van de Thee moet uyt den groen-blaauwen sijn, en de glans hebben van een kruyd, dat vers gedroogd is: hoese meer na de roode coleur nadert, hoe de Thee minder deugt. Na dese proef soo moet men ook sien, of 'er geen gruys by is, en dat de korlen tot pulver sijn geworden, 't welk het begin van de corruptie is, om dat de unie van de groote deelen sijnde gebroken, de fijnste vervliegen, niet als onnut, onaangenaam en kragteloos kaf overblyvende. Maar na dit, soo moet
| |
| |
de reuk de Thee examineeren, en hoe verscher reuk, hoe meer na ons versch gedroogd hooy gelijkende, hoe de Thee verscher en beter is. De smaak is de voornaame kender van de Thee: aan deselve moetse bitter, sterk, lieflijk, penetrant, en als een weinig samentrekkende voorkomen. In dit alles kan men noch bedrogen sijn, maar de Thee met water gedronken, soo kan een yegelijk weten, ofse goed is of niet, uit de coleur die niet geel noch rood, maar groen of witachtig wesen moet; uit de reuk die hem versch, lieflijk en aangenaam moet in den neus komen; uit de smaak, welke sterk en bitter sijn moet, indien men 't extract puur proeft; maar so 't gemengt is met veel water (gelijk 't behoort) fijn, subtiel, niet seer bitter en niet seer samentrekkende. Eyndelijk is 't een goede Thee, die boven dit alles veel extract en veel kopjens uitlevert: maar dat is wel een profitable Thee, doch niet altijd de beste en de fijnste: ik heb Thee geproeft seer wit, versch, fijn en schoon, die seer weinig uitleverde. Dit is, 't geen ik dessein hadde van de tekenen van goede Thee te seggen: veel andere curiositeiten, die sommige van onse Liefhebbers in de ydelheijt van haar gedagten, en in de corruptie van haar tong (soo 't geoorloft is, de waarheit te seggen) daar in vinden, ga ik voor by, 't is my een goede
| |
| |
Thee en voor de smaak, en ('t geen dat het poinct is van een eerlijk man) voor de gesondheit, de welke de voorsz qualiteiten heeft, of die daar of daar ontrent is, en ik kan met waarheit seggen, dat veel Thee, die soo aangenaam voor 't oog en tong niet is, echter daarom geen minder kragten heeft voor 't lichaam en de gesondheid. Maar hoe de Thee ouder is, en minder bewaard voor de lucht, hoese minder kragt heeft, om datse berooft is van haar fijnste Sout, schoon 't kan gebeuren, datse noch smaak genoeg heeft, om dat de groove deelen dikwils genoeg sijn, om de tong te bedriegen; soo dat somtijds een Thee-water coleur en smaak sal hebben, maar weinig kragt, gelijk ik dikwils heb bevonden, dat een 40 of 50 kopjens van die verouderde, slechte en kragteloose Thee gedronken hebbende, mijn lichaam niet was versterkt, mijn slaap verhindert, of my yets goet gebeurd, daar andere Thee met 6 of 7 kopjens altijd my eenige sensibele werking doet, en 't is die soorte van slegte Thee die men na de manier van d' Indianen veel eer behoort te gebruiken, om te verwen, als om te drinken. Een yegelijk moet dan de rechte keur doen, en sig bedienen van goede Thee, sonder nochtans die dertele visigheit van d' eene Thee soo seer te verheffen, en d' andere te verachten. Ik heb met plaisier
| |
| |
meer dan eenmaal bedroogen die keurige tongen en haar een Thee, die sy op d'eene tijd seer veracht hadden, op een ander uur en dach doen keuren voor den excellentsten: soo dat de menschen, die soo gewoon sijn alles met exces te doen, en meer te volgen haar humeur, als een klare reden, ook al te mets omtrent de Thee wat capricieus sijn, insonderheit de Juffers, en die geene, welke de Thee verhandelen onder pretext van dienst, en van vriendschap den Koopman, en dikwils den schraper en bedrieger spelende.
| |
II. Van wat natuur, qualiteyt, en deelen de Thee is.
Onse geleerde Schrijvers van de Kruyden hebben een mode, om als sy een kruit beschryven, te ondersoeken sijn geslacht, soort, plaats en tijdt, waar; en wanneer 't wast, alle sijne namen, sijn natuur, gedaante, wortel, bladeren, bloeisel, saad, sijn werking, en soo veel andere schoone dingen, waar mede men een boek vervuld. 't Mijne sal niets van dat alles hebben, om dat mijn tijt te kostelijk is, omse soo onnut te besteden: al die schoone wetenschap doet weinig of geen profijt; 't is genoeg voor de Thee-drinkers, dat de Chinesen, en andere 't selve cultiveren, en in overvloed doen vervoeren
| |
| |
tot ons, en andere natien: laat ons dit kruid ontfangen, en van 't selve drinkende, genieten de gesondheit, die 't ons sal procureren, sonder dat wy van nooden hebben meer kennisse, als die ik ontdekt hebbe in dit Tractaat. Niemand behoeft te vreesen, dat de Thee hem qualijk sal bekomen, of soo veel goed niet doen, indien hy onkundig is, waar en wanneer dit kruyd wast, hoe hoog dat het Thee boomtje sijn takken opschiet, hoe de figuur van sijn bladen is, sijn bloem, en wat van die curiositeiten meer sijn. Ik sal alleen noch daar by doen, dat men geen 't minste geloof moet geven, aan die persoonen, die, uit ik weet niet wat voor een nyd, ons willen een kruit aanwijsen, 't welk soo goed sy als de Thee, ja beter, om dat het in ons Land wast: maar 't is soo verre daar van daan, dat ons Land soo een kruid heeft, dat ter contrarie de gantsche Aard-bodem geen gewas heeft in smaak, reuk, coleur en kragten, gelijk met de Thee, en ik daag alhier uit alle de geene, die sulx meinen, dat ze ons yets aanwysen, het geen machtig is te doen dat een eenig considerabele effect van de Thee, 't welk is de slaap te benemen sonder schade van de gesondheit. Noch Salie noch eenig hoofd, of maag-kruid, noch den Myrtus Brabantica van den Heer Dr. Pauli, noch eenig gewas heeft soo veel, en soodanige kragten als de
| |
| |
Thee, wiens sout soo subtiel en singulier is, dat ik niets heb konnen vinden, 't welk van die natuur is. Soo men my vraagt, of de Thee heet, of koud, droog, of vochtig is, en in welke graad, soo antwoord ik, dat dese vraag onnut is, en geen antwoord waardig; om dat men geen kruiden afmeten moet met die oude, en valsche maat van de 4 qualiteiten, en de 4 graden. De Thee verhit, noch verkoud, verdroogt, noch bevochtigt, maar sy doet alle de kragten, die ik haar toegeschreve hebbe, door een fijn subtiel zout, en een olie, die 'er in sijn, en die 't warme water aanstonds ontfangt, en daar 't door geverwt word. De eene Thee heeft meer zout als d' ander: sommige meer olie, en eenige, die wel de slechste is, een weinig astringerend suur: de witste Thee heeft het beste en fijnste sout, en ik heb daar van diverse preuven gedaan, die 't hier de plaats niet is, alle te verhalen. Ik heb de Thee gebrant tot as, ik hebse droog sonder additie, en ook nat met diverse liqueuren Wijn, Brandewijn, &c. gedistileert, ik hebse noch in tinctuuren, en in praecipitatien gedaan, en gevonden soo veel veranderingen, dat ik in een ander latijnsch werk (waar toe, en niet voor 't gemeen dese dingen behoren) sal evident doen sien, dat de Thee by na een puur Alcali volatile, een fijn, suiver, subtiel en
| |
| |
vluchtig sout is, 't welk overvloedig sit in de kleine pijpjens van de sterk gedroogde Thee-bladeren, en 't geen, dezelve door 't water gewijkt, zeer ligt sich laat smelten, en uit sijn pijpjens uitspoelen door de warme, en dunne deelen van het water. 't Is om deze reden, dat sommig put water, 't welk eenig vitriol, koperrood in sich heeft, van de Thee aanstonds bruin, ja swart wort, gelijk Thee-water gegoten op yzer, in 't kort sich tot inkt maakt: of indien men vitriol in water gesmolten vermengt met een weinig Thee-water, of extract, zoo zal 't aanstonds zoo swart worden, als pure inkt: nu dewijl men geen inkt kan maken, als uit Vitriol en Alcali, en dat Thee-water, en Vitriol aanstonds inkt maken, so doet dat sien, dat de Thee een alcali heeft: maar een Alcali seer fijn, en subtiel, om dat de Thee in een opene lucht in weinig uren zijn kragt verliest, en noch meer, om datse de zelve geheel en al aanstonts overgeeft aan 't heete water, 't welk niets zoo ligt na sig neemt als een Alcali volatiel. Ik zou noch konnen zeggen, dat een Thee in Azijn geweekt, al sijn kragt verliest, om dat de zurigheit erf-vyand van 't Alcali, als contrarie dood en uitblust de macht van 't Sout in de Thee, en deze actie is wederom een bewijs, dat de Thee Sout heeft, om dat hy vernietigt word door 't contrarie
| |
| |
van dien, 't zuur. Maar deze en veel andere experimenten moet ik alhier verswygen, om dat ik conscientie make vanse te zeggen aan een ander oor, als dat van onse Doctoren, of die haar tot haar studie dirigeren. De andere menschen moeten sich contenteren met haar onkunde, en sich dienende van het gebruik van dit kruid fide implicita & constanti, met een blind en vast geloof vertrouwen, dat ik haar als een eerlijk man de ware kragten van de Thee gezegt hebbe, 't bewijs daar van door reden is boven haar begrip, en d' ervarentheit zal haar genoeg sijn, om te ondervinden, dat ik de waarheit gezegt hebbe.
| |
III. Met welk water dat het best is Thee te drinken.
De Lief-hebbers van Thee sijn gepartageert op dit point; sommige houden 't put-water, anderen 't regen-water voor 't beste. Maar als men beyde de partien voor de Vierschaar van de reden gehoort heeft, zoo is decisie, dat het put-water zuiver sijnde, niet quaad is, hoewel de Thee altijd daar van een weinig troubel siet, en noyt zoo helder, als met regen-water; 't welk (zoo 't maar niet vuil, onzuiver, stinkend of vergiftig is geworden van de bakken, dakken of de lucht) 't beste
| |
| |
is, 't luchtigste, 't fijnste, 't subtielste, 't warmste en 't gezondste voor ons koud land, en menschen meest een van koud naturel.
| |
IV. Of men 't water lang moet koken.
Dese questie is seer generaal: en 't eene water is beter van smaak, als 't niet lang gekookt heeft: 't ander ter contrarie, word fijnder, na dat het een half uur of tot de helft verkookt is. Soo men 't water niet en kookt of zeer weinig, zoo is 't swaar, raau en quaad voor de maag en andere leden, makende winden en verstoptheden: men moet dan een weinig, een quartier uurs, of daar omtrent sijn water koken; voor al men moet 'er op letten, wanneer 't water beter is, en daar na sich reguleren, met het min of meer te doen koken. Inzonderheit zy een yegelijk bedacht, niet alleen dat goet water hebbe; maar dat hy noit 't laatste van sijn water drinke, welk altijd lymig, swaar, en zandig is.
| |
V. d' Instrumenten, waar in men 't water kookt.
Deze sijn beter van aarde, als kooper, en beter van suiver en geheel van tin, als van koper vertint, of onvertint. Ik heb dikwils
| |
| |
mijn maag bezwaard gevonden, ja tot walgen en braken toe, sonder in lang te konnen uitvinden de ware oorzaak: Maar eindelijk heb ik zekerlijk ontdekt, dat 't kooper, door 't spartelen van 't water, en door desselfs, en die van 't vuur komende scherpe deeltjens, afgevylt, en met 't water ingedronken, de regte oorzaak daar van is geweest in my, en anderen. Dat is de reden, dat men 't water prefereert, gekookt in de aarde potten, keulse kannen, en insonderheid die welke men met bron-water ons overbrengt: dese schoon gemaakt, en met water gevuld tot boven toe, doch ongestopt, aan 't vuur geset, sonder dat het vuur haar voet rake (anders springense in stukken, gelijk ook gebeurt, soo men se boven toestopt, of dat men se aan 't vuur laat staan, na dat 't water meer als half verkookt is) kooken seer wel, en zijn soo gemakkelijk als by na yets te vinden is: doch ik sal niet ondernemen, om hier in lang van te spreeken; een yegelijk volge daar in zijn oordeel, zijn humeur en zijn commoditeit.
| |
VI. Hoe men de Thee toebereit.
Die dan zijn water wel gekookt heeft, kan zijn Thee drinken, soo 't hem belieft, en dat hem niet manquere andere gereetschap, dat daar toe nodig is. Ik wil dan hier niet be-
| |
| |
schryven, 't geen mogelijk niet onbekendt is, als aan weynig menschen. Onse Thee heeft alrede in ons Land sedert eenige jaren zoo veel Liefhebbers, dat men in de meeste huisen van eenig aansien, voor schande houd geen Thee te drinken. De vaniteit en de hovardye, die 't hert van meest alle de menschen tot berstens toe opblaast, heeft een mode, gelijk in alle dingen, soo ook in Thee drinken, en gereedschap daar toe, ingevoerdt. Men wykt geen Chinesen in kostelijkheid van potten, kopjens, schoteltjens, bakjens, tafels van lak, paarlemoer, en wat dies meer is: onse Werkmeesters hebben ook haar kunst getoont, en nagebotst 't porcelein, en aardwerk van China, en door een wondere circulatie begind Holland Indiaans te worden tot de kleeding toe, en gave God! zelfs ook niet tot de Religie toe, die, indiense niet met woorden, zekerlijk zy is met de praktijk van leeven, by na geheel wederom Heydensch geworden. Maar dit vervoerdt my: ik sal ten gevalle van d'onkundige in passant haar zeggen, dat om met order, proffijt, smaak, en gezondheid Thee te drinken, men een weinig van dezelve doet in een trekpotje, ('t zy van tin, 't zy van roode aarde, 't zy van Delfs Porcelein) wel zuyver eerst met een weynig heet water uitgespoelt, dan daar 't water op giete, en het potje aan-
| |
| |
stonds dekkende, 't selve een weinig laten berusten: of in een kop heet water, als in een digestie zetten, soo dat 't water coleur en smaak heeft: als dan giet men van dit extract, of van deze tinctuur, door de pijp van 't potje, een weinig in een Porcelein kopje, ofte soo veel kopjens als 'er drinkers zijn, en met zuiver water vult men se op, tot by na aan de rand, een iegelijk neemt een kopje, en sonder te vresen voor de hitte, of de brand, zoo drinkt hy al slorpende, met twee of drie maal te blasen, 't elkens een weinig boven af, continuerende tot dat het ledig is, en niets overig als een weinig grondsap, 't welk men uitgiet, en zijn kopje uitspoelende in een kom met schoon water, die in de ordre daar nevens moet staan, soo set hy 't neder, op dat den Schenker 't wederom als voren opvullen. Men moet ondertusschen in den trekpot, 't elkens als men 'er uit giet, wederom een weinig water, 't welk heet en kokende moet zijn, daar in gieten, op dat de Thee zijn kracht geve, en 't extract niet manquere, terwyl men drinkt, in dit alles volhardende, soo lang de Thee aan 't water smaak en coleur geve, doch men moet niet vergeten, dat het water geduirig wel heet moet zijn [anders neemt het zout uit de Thee niet na zich] dat men een weinig tijdts daar op moet laten, maar niet te lang, of anders
| |
| |
zoo word de Thee geel, rood, ros en onaangenaam van couleur, en dikwils vervliegt 't fijnste van deselve. Dit is de simpele en regte preparatie, d' andere solemniteiten, de pragt van 't gereetschap, en alle de ombragie van de dertelheid, die men pleegt in, en met het drinken van de Thee, laat ik aan de geene, die tot koste van haar zaligheid lust hebben, of liever uitsinnig genoeg zijn, om haer tijd in ydelheid te verliesen. Ik moet alleen niet verswygen zekere gemakkelijke inventie van een tinne Pot, gemaakt alhier in 's Gravenhage, by Mr. Jan de Hertog, Mr. Tinnegieter, een man die gewoon is wat meer te doen, als hy van zijn Baas geleert heeft. 't Is een Pot, waar in men 't water eerst in een born-waters kanne gekookt, overgiet, en 't welk daer in met een kleine koole vuurs heet blyft: in 't midden van 't heet water, is een trekpotje, waar in men Thee doet, en met 't openen van een kraantje, soo veel waters laat inloopen, als nodig is, om te trekken: dit trekpotje is dan noch evenwel geheel als gedompelt in 't heete water, en dat is de oorzaak, dat de Thee eens so wel, en soo ras wort uitgetrokken: maar 't geen alles overtreft, is dat dese pot staat in een tinne schotel, en pareert wel van alle sijden, en heeft sijn kraantjes, om elk voor sig te tappen, so van 't extract als van 't heete water, so veel als 't hem belieft: dit is een groot gemak om Tee in een groot gesel-
| |
| |
schap te drinken, en om niet te vermogen een schenker, of hem te verhitten, en (gelijk ik ondervonden hebbe) tot siekte en stervens toe. Die dese Pot heeft met de Porceleyne kopjens en schoteltjens, en drie of vier born-water kannen, die heeft al 't gereetschap, om met plaisier en gemak Thee te drinken zonder de hitte van 't vuur, of den arbeyd van het schenken te moeten lyden.
| |
VII. Of't goed is Thee sterk te drinken; of dat se met veel Water gemengt moet zyn.
Niemand moet zig verwonderen, dat ik my dorf opposeren aan 't sentiment van de Indianen, en die geene, die de gewoonte hebben, de Thee seer sterk, en bitter te drinken, met weynig water, en dat tot twee of drie, of maar vier kopjens: die manier is zeer quaad, en nog reden, nog experientie, noch yets kan ze favoriseren, en rechtmatig doen vinden. Sy is op die wyse een drank seer onaangenaam, ten zy men de Candysuyker daar by voege, die zoo quaad voor de maag, en 't bloed is als soet voor de tong: zy is ook alzoo geen drank, en in plaats van dorst te lessen, zoo zal zyse veel eer maken; zy is alzoo te samen trekkende, te heet, en zoo men veel drinkt, bequaam om te doen, zoo veel quaad, alsse anders goet doet. Dese qua-
| |
| |
de gewoonte steunt ook ten deelen op de ydele vreese, die de menschen stellen voor veel Water, en waar van ik getragt hebbe haar in 't elfde, en veertiende Cap. te ontlasten, om dat een water noyt quaed doet, hoe veel ook by na dat men 'er van drinkt, als wanneer 't onsuyver is, suur, sout, scherp, of te koud. Men moet dan 't extract van de Thee altyd met zoo veel Water vermengen, dat men even proeve de smaak van de Thee, sonder dat de bitterheydt ons tegen zy, of dat men Suyker van noden heeft, om se te versoeten, die men nevens alle de Confituren verbannen moet van de plaats, alwaar men Thee drinkt, meer om de gezondheid, als om de lekkernye. 't Is de slappe Thee, die zoo gezond is, en waar van men verstaan moet, al wat ik tot nog toe gezegt hebbe. 't Fyne zout van de Thee heeft deze voerder van nooden, om te passeren door 't gantsche Lighaam, en over al haar operatie te doen zonder alteratie, en geweld, 't welk zy anders aan de tong, de keel, de maag en 't bloed doet, zoo menze zoo sterk en bitter drinkt. 't Is de sterke Thee, waar aan men wyten moet, zoo ooyt iemand de Thee is qualijk bekomen. Ik kan betuygen nevens veel andere persoonen, dat hoe veel kopjens Thee slap geschonken, ik ooyt genomen heb, nooyt my yets quaads daar van is overgekomen, daar ter contrarie vyf of ses
| |
| |
kopjens Thee sterk toegemaakt, dikwils ons eenige schade gedaan hebben.
| |
VIII. Hoe veel Thee dat men op een tijd mag drinken.
Indien alle menschen een natuur hadden, zoo vond ik geen swarigheit haar te raden, datse 50. of 100. of 200. kopjens achter een zouden drinken: ik heb 'er menigmaal zoo veel gedronken op een voor- of namiddag, en niet alleen ik, maar veele persoonen met my, waar van 'er noch niet een gestorven is, hebben 't zelfde gedaan. Maar ik ben niet van advijs, dat yemand zulx behoeft na te volgen: ik allegeer 't maar om te doen sien door zoo een grove, en tastelijke experientie (die confunderen en verstommen zal de lasteraars, en vreesachtige menschen) dat in de Thee niet quaad is, en dat men geen reden heeft, sig zoo bevreest te houden voor een kopje 10 of 20, zy is noch Wijn, noch Bier, die (gelijk men zegt) in 't hoofd loopt. 't Matig, en noodig, en 't minste gebruik bepaal ik in 8 of 10 kopjens twemaal daags, inzonderheit voor die geene, die 't noch niet gewoon zyn: maar anders is 't deze drank, waar van den Pater Kircherus in sijn Beschrijving van China met waarheit gezegt heeft, dat dit de eenige drank is,
| |
| |
Qui et si centies una die sumatur, nunquam nocet.
Dat is:
Die hoe dikwils datse op een dach ook genomen word, noyt yemand schade doet.
In mijn Lichaam is dat altijd tot noch toe waar geweest: Veel anderen getuigen 't zelve, en die geene, die 't contrarie zeggen, spreken of uit passie, of onverstand, niet onderscheidende, of 't quaad, 't welk zy gevoelen na 't Thee drinken, van de Thee komt: of van 't geen zy daar nevens, of te vooren, of daar na gebruikt hebben, of van de quade humeuren, en indispositien, die in 't Lichaam waaren. De wijl dan noch de Thee, noch 't water, noch de warmte oyt eenige schade doen konnen, en dat de ervarentheit in my, en anderen betoont, dat hoe veel Thee wy drinken, zulx ons noyt qualijk bekomt, zoo kan men zonder vreese besluiten, dat een yegelijk zoo veel Thee mag drinken, als 't hem belieft, mits dat hy niet vergete zijn slaap te reguleren: want om dat men slapen moet, en veel menschen gaarn lang, en veel slapen, zoo moet men om deze oorzaak niet al te veel Thee drinken, inzonderheit na de middag, tegens den avond, en kort voor de tijd van slapen; hoe wel 't aan luiden van affaires, aan de personen van studie, en inzonderheit aan de vroome
| |
| |
(die de slaap verveeld, verlangende om te sijn in staat, die God belooft aan haar in den Hemel, alwaar haar nooit de slaap zal overvallen) seer goed is een goed gedeelte van den slaap af te trekken, immers soo veel als de gesondheid lyden kan. Die persoonen, die met de Gal gequeld zijn, en wat heet van bloed, moeten voor 't eerst zoo veel niet, en voor al de Thee zeer slap drinken: hoe wel de gewoonte van Thee drinken haar genesen zal van het galagtige temperament, ten zy dat ze het opstooken met 't vuur van wijn, &c.
| |
IX. Wat tijd van 't Jaar, en van den dach dat het best is Thee te drinken?
Het antwoord op deze vraag dependeert van de voorgaande. Soo de Thee nooit schade doet, hoe dikwils dat menze drinke, zoo is'er niet veel aan gelegen wat tyd van den dag dat men ze drinke. Ik geloof evenwel dat voor de meeste menschen den morgenstond best zal zijn: hoe wel 't my en veel anderen nooit t' onpasse komt 't zy vroeg, of laat: 's morgens verdryftse de onlusten in de leden, de pijn van 't hoofd, de cruditeyt van de maag, &c. die veel persoonen gevoelen, na dat ze ontwaken: wat later verwekt se den appetijt, of in dien iemant door fatigeus moede, of flauw geworden is, zoo versterkt ze
| |
| |
hem, en hersteld het bloed en d' humeuren in order, die door den arbeyd, en de lugt getroubleert waren, door 't sweet en urine afdryvende 't quaad, dat men dikwils van de lugt ontfangt, of d' alteratie, die een groote exercitie causeert, met het bloed al te veel te schudden, en zijn fijnste deelen te consumeren, de grove, en scherpe humeuren, hier en daar berustende, te roeren, &c. Die kort voor de maaltijd Thee drinkt, zal zijn honger seer opwekken, en dikwils gedwongen zijn, om te eeten voor de maaltijd. Na middag isse goed, om de spyse te verteren, om se uyt de maag te dryven, en de mens wakker, vrolijk en lustig te maken: maar hoe later dat men Thee drinkt, hoe meer men de slaap vermindert. Een yegelijk dan moet sig in de tyd reguleren, na 't pas geeft, na 't met sijn affaires over een komt, en na de staat, waar in hy sig vind, om de Thee te drinken op die tijd, die bequaamste is tot een effect, 't geen hem nodig is; hy kan se vroeg of laat, voor de middag, of daar na gebruiken, na dat het zijn gezondheid, of ongezondheid vereischt, sig verzekert houdende, dat het nooit quaad is wat uur, of stond, dat hy neme een drank, die nooit iemand schade doet. De Jaar-getyden, die groote veranderingen causeren in onze Lighamen, insonderheid zoo men geen sorge heeft, om sig daar tegens
| |
| |
te wapenen, zijn evenwel geen oorzaak, dat men de Thee behoeft te laten, of zijn gebruik te veranderen. Zy is in alle tijden van 't Jaar goed gelijk ze goet is in 't heete Land van Indiën, en in 't koude van Holland; 't zy dan Zomer of Winter, de Thee is nooit quaad, maar altijdt goed, en dienstig om in de Zomer te verkoelen, en in de Winter te verwarmen.
| |
X. Of men Brandewijn, of yets anders behoort na de Thee te gebruyken, om 't Water te loosen, de Maag te versterken, &c.
De gewoonte van Indien, om Arak te drinken na de Thee, is weinig noodzakelijck; maar ook niet zeer te blameren, zoo men maar de maat houd. De Suyker, en de Confituren, die veele nevens de Thee gebruiken, zijn meesten tijd zoo schadelijk, als de Thee goed is, ten zy dat men zeer matig daar van eete; hoewel om dit alles van stuk tot stuk te bepalen, na een yeders natuur, en lust, is een werk van een grooter uytgestrektheid, en 't is hier, dat ik my 't eynde van dit Tractaat sette. Ik wensch dat een ieder sig daar van met soo veel succes bediene, als ik desseyn gehad hebbe, om te recommanderen de groote kragten van de Thee; waar van ik niet meer zal seggen voor 't tegenwoordige, als dat ik
| |
| |
pretendere, niets te hebben gesegt, als 't geen waaragtig is, en uyt-dage alle de geene, die my 't contrarie zouden willen toonen: hoe wel ik nog lust, nog tijd hebben tot onnutte twist-schriften, daar de wereld, en speciaal ons Land maar al te vol van is. De Christelijke wysheid obligeert alle menschen tot de Vrede, tot Studie van de waarheid, en tot het gebruik van al de dingen, die tot onderhoud van een gezond, lang, en deugsaam leven dienen. Ik ben van oordeel, dat de Thee daar toe geen van de minste middelen is; ik heb se daarom willen voorstellen, en ik ben versekert, dat die geene, die regulier van leven zijn, en meer Thee, als Wijn, of Bier drinken, de hoope en d'apparentie hebben, om langer, en gesonder te leven, als de persoonen, die sig tegens reden overgeven aan debauches, de disordres, 't hasart, d'onredelijke lust, en gewoonte, en 't is dit point, 't welk ik eerlang in een ander Tractaat uytvoeriglijk zal verhandelen, na dat ik zal ondervonden hebben d' oordeelen, die men op dit zal maken.
|
|