Gebruik en Mis-bruik van de Thee
(1686)–Steven Blankaart, Cornelis Bontekoe– AuteursrechtvrijMitsgaders een Verhandelinge wegens de Deugden en Kragten van de Tabak. Hier nevens een Verhandelinge van de Coffee, Met des zelfs krachten in gezonde, en ongezonde
[pagina 55]
| |
Misbruik Van de Thee.GElijk gemeenlijk d' alderbeste zaaken, wanneer ze al te gemeen worden, en dat 'er een iegelijk het gebruik af hebben wil, tot een mis-bruik worden gebracht, als men gezien heeft aen zeer veele dingen, en onder anderen aan de Tabak, daar ik elders in een byzonder Traktaatje af gesproken heb, 't geen de Leezer, zoo hy 'er de voortreffelijke deugden af wil kennen, na kan zien; heeft ook het heerlijke kruid Tee, 't geen na waarde niet genoeg gepreezen kan worden, dewyl des zelfs krachten zo wonderbaarlijk tot de behouding van des menschen gezondheid zijn, dit zelve lot moeten beproeven, daar het al te gemeen gebruik (hoewel het van een iegelijk gebruikt behoorde te worden, doch cum grano salis, en niet op zulk een onbehoorlijke manier als men hedendaags ziet geschieden) geen der minste oorzaken af is; | |
[pagina 56]
| |
want ik durf my verzekeren, indien het maar by luiden van aanzien en verstand was gebleeven, die het slechts om hun gezondheid nuttigden, dat deze kettery zulke diepe wortelen niet geschooten zou hebben: maar als de Schoenlappers en Kruyers, met hun respective Huisvrouwen, de morsige handen aan geheyligde dingen durven slaan, wat valt 'er dan anders te verwachten, als dat ze in een bederf verkeerd zullen worden? In der daed, ik kan dit met waarheid zeggen; want ik heb 'er gesien, die naauwelijks van het eene brood tot het ander konden geraken, en die echter, om kwansuis de mode te volgen, al mee een Teetje moesten drinken: 'k zeg om de mode te volgen, dewyl z' 'er zo vies af zagen, dat de vreemde figuuren, die zy met oogen en mond maakten, genoegsaam uytweezen, dat dit kruyd niet voor hen in de wereld gekomen was, en dat de Tee 't zich scheen te belgen, dat ze van zulke lompe schepselen gedronken wierd. Rampzalig noodlot van een al te heerlijke zaak! En bleef het hier noch by; maar de onheilen en debauches, die daar verder uit volgen, (welke echter geensins aan de Tee te wyten zijn) zouden stof konnen verschaffen om 'er een Tractaat af te maken, grooter als 't geen ik eertijdts van de Tee heb geschreeven. Doch dewyl het mijn voornemen niet en is zo veel tijd en | |
[pagina 57]
| |
moeite aan te wenden om dit misbruik met alle zijn behoorlijke verwen af te malen, zal ik 'er kortelijk over heen stappen, en 'er slechts een schets af geeven, zodanig echter dat men 'er uit oordeelen kan wat men van een uitgevoerde schildery te verwachten zou hebben. Om dan een aanvang met het misbruik te maken, zullen wy met den morgenstond beginnen; en zeker, de Tee zou in deze gelegentheid een byzondere kracht toonen, met het ligchaam fris en vry van alle kwaadaardige dampen te maken, indien ze op een behoorlijke manier gebruikt wierd: maar als het gezelschap, en gemeenlijk hoe grooter van getal hoe arger, zich genoegsaam met dit heerlijk kruid verlustigd heeft, moet 'er noodzaakelijk een zakkertje op gezet worden, om die waterachtigheid te verteeren, 't geen wy niet kwaad zouden konnen oordeelen, wel te verstaan als dit zakkertje maar in een kleine quantiteit bestond; maar ze volgen zo dicht op malkander, dat men ze met recht by de zomersche stofregens zou mogen vergelijken, en dat het zich niet anders laat aanzien dan of men de Tee in de Brandewijn verdrinken wilde, tot zo ver dat 'er d' oogen af uitpuilen, en de tong yser slaat. En aldus verloopt die kostelijke tijd, zo bekwaam om zijn affaires te verrichten, wat het ook zou | |
[pagina 58]
| |
mogen wezen, dat 'er al het overige van den dag niet by haalen kan. 't Zou noch eenige verschooning konnen vinden, te weeten het verzuim van tijd, maar geensins de dronkenschap die nimmermeer te verschoonen is, indien dit gedaan wierd van lanterfanten en leeggangers, daar de dag, dewyl ze doch gesworene vyanden van studie en goede weetenschappen zijn, waar mede zy hun tijd anders op een eerlijke manier zouden konnen doorbrengen, al te lang voor valt, en die derhalven, altijd gelegentheid zoeken om ze te verkorten, 't zy dan op deze of op geene wijs: maar dat dit lieden willen doen, welker dagelijksche bezigheden hen de kost moeten geeven, en die op huisgezinnen en winkels te passen hebben; wat kan men daar anders uit te gemoet zien, als dat ze in een gewis bederf zullen loopen, en mogelijk naderhand genoodzaakt zijn zelven uit armoede na de landen te gaen, daar dit onwaardeerlijk kruid van daan komt? Want al wierd ook zelfs de Tee met zulk een eeuwige lengte van Brandewijn niet afgespoeld, is het verzuim van de tijd alleen genoeg om zulke lieden binnen korten tijd te ruineren, en de doodsnak te doen geeven; dewyl uit deze uithuizigheid en verwaarloozing van affaires noodzaakelijk het verloop van kalanten en credit moet volgen, zijnde deze dingen als aan mal- | |
[pagina 59]
| |
kander geschakeld; en wat Winkelier of Handelaar kan zonder dat bestaan? O doodelijk vermaak! maar het is met veele lieden zodanig gelegen, dat ze geen dingen, daar dikwils hun ondergang uit te verwachten staat, of konnen of willen voorzien. Zo zy 't niet konnen doen, en dat hun hoofden meer ledige kamers als verstand hebben, zijn ze te beklaagen; en ze behoorden zich van wyzer te laaten raaden: maar indien ze de hardnekkigheid hebben van hun bederf niet te willen voorzien, en van liever lee uit te droogen en arm te worden, verdienen zy waarlijk dat het hen niet beter gaat als een zeker welhebbend Man van Amsterdam, die in zeer vette waaren handelde, en het eindelijk, door zijn zaaken te laaten verlooren gaan, zo ver gebracht heeft, dat hy tegenwoordig van de Pachters geëmployeerd word tot de heerlijke bediening van de geenen, die 's landts imposten trachten te verkorten, aan te brengen, en gelukkig in zijn welverdiend ongeluk als hy nog altyd employ kan krygen; want die baantjes, hoewel 'er zeer weinig reputatie aan vast is, worden echter van die wurmsteekige gasten al zo zeer bekuipt, als d'aanzienlijkste bedieningen van de Stad of van de Admiraliteit. Dit zijn de vruchten van het verzuim van tijd; doch dat men de schuld daar van op de Tee zelve zou willen leggen, | |
[pagina 60]
| |
dat komt gantsch niet te pas, dewyl men aldus d' allerbeste zaaken door een onmaatig gebruik voor kwaad zou konnen uitkryten. Het Tee drinken is by de zulken een voorwending geworden om huis en winkel te verlaaten, en by den eenen of den anderen kornuit, daar dan de vergadering bestemd is, den tijd met een party lompe praat, en het overtollig drinken van Brandewyn te verkwisten. En waarlijk, 'k zou niet schroomen te zeggen, dat het laatste dikwils meer d' oorzaak van deze byeenkomsten is, als het eerste, en dat de Tee slechts tot een dekmantel dient. Ongelukkige schepselen, die om een natgierige maag te believen, hun welvaren opzetten, en zinnen en verstand verzuipen! Indien ik zo zeer tot den drank genegen was, 'k zou de Tee met Brandewijn laaten trekken, en proeven eens wat smaak doch deze compositie kon geeven; immers ze zou krachtig genoeg van reuk zijn: want als men de Brandewyn had laaten kooken, doch in een toegestopte pot, gelijk men de Decoctum doet, op dat de geesten niet en konden vervliegen, zouden de dampen sterk genoeg in de neus byten. En mogelijk dat dit onderwerp noch t' eeniger tijd zijn vervulling zal krygen; want ik heb 'er al gezien, die Wyn in de plaats van water gebruikten, eerst uit nieuwsgierigheid, en naderhand om dat z' 'er smaak | |
[pagina 61]
| |
in vonden: en wie weet, tot hoe ver deze dolheid noch eindelijk zal konnen gaan?
O gula, quam docilis, quae mandere discis oletum!
Maar om deze Brandewijnvarkens te laaten vaaren, en tot een ander soort van Misbruikers over te treeden, zullen wy zeggen, dat 'er lieden zijn, die zo geweldig vies en lekker vallen, dat ze zich met gemeene Tee, die echter goed van geur, smaak en krachten is, niet willen laaten vernoegen, en kwansuis geen andere Tee meugen als die 60, 70, en 80 guldens, ja by wylen noch meer, het pond kost, even of ze Chineesche Keizers waren; daar d' arme wurmen, doch ik spreek hier niet van altemaal, dikwils naauwelijks zo wijs zijn dat ze onderscheid in Tee konnen proeven, gaande slechts op 't geloof aan dat ze dus of zo veel gekost heeft, en dan moet ze goed wezen, en tot den Hemel toe gepreezen worden: maar als men hen eens uit de dwaaling wilde helpen, met te zeggen dat ze tot een veel geringer prys gerkocht is, dan zou men 'er de neus van opschorten, en de lippen niet aan willen zetten; even als zekere Heeren, groote kenders van Tabak zo men zich door pogchen en snorken liet verblinden, t' Amsterdam op d' oude Stadts Herberg voeren, terwijl ik in die Stad mijn | |
[pagina 62]
| |
woonplaats hield. Een van dit gezelschap, die hun onkunde aan den dag wilde brengen, lei een endtje gesponne Virginische bladeren, 't geen hy als een byzondere lekkerny uit een papier ontrolde, op de tafel, en verzocht, dat de Heeren daar eens af wilden proeven, en 'er hun gevoelens over uiten, alsoo hy van meening was, gelijk hy voorgaf, ettelijke rollen daar van op te doen. Nu, vermits deze Tabak al lange tijd gesponnen had geweest, en door het leggen een koleur gekregen had by na even eens als de Verinis Tabak heeft, en dat ook mogelijk de wijn het gezicht al een beetje had beneveld, konden zy te lichter bedroogen worden. Men schelde terstond om schoone pijpen, en deze kostelijke Knasser wierd geproefd, en zo uitstekend geoordeeld, dat 'er waren die tot 7 en 8 guldens voor het pond presenteerden te geeven: maar als den Heer, dien de Tabak toebehoorde, gezegt had, dat ze hem maar 9 stuivers kwam te staan, en dat hy hen derhalven over hun dwaasheid belachte, was 'er niemand, die 'er meer af proeven wilde. En onder anderen, die aan de pyp zat te lurken of hy zijn moers pram voor had, met d' oogen van verwondering na den hemel geslagen, over de delikaatheid van de smaak, hoorende dat het 'er aldus mee geschapen stond, en trachtende zijn reputatie wegens de dunheid | |
[pagina 63]
| |
van zijn tong te handhaaven, zei, dat hy terstond wel geproefd had, dat het stinkert was, maar dat hy het niet had willen zeggen, om eens te zien wat kennis d' andere Heeren van de Tabak hadden. Die borst had de spyker op 't hoofd getroffen; en ondertusschen was hy de geen, die van de hoogste prijs gesproken had. 't Gaat ook even zodanig met de Tee ontrent veele lieden, die 'er zo weinig kennis af hebben, dat ze veel beter zouden doen, dat ze stil swegen, om hun onkunde niet te openbaaren. Zy beelden zich in, dat het een groote zaak is, te konnen stoffen dat men Tee van zulk een hoogen prys gedronken heeft, even of ze daarom te beter was; en ondertusschen denken ze niet, dat de Tee-handelaars wel treffelijk hun voordeel by de zotheid van zulke blaaskaken weeten te doen, maakende hen zo veel wys als ze zelfs begeeren wegens de deugd en kracht van deze of geene Tee: want als de prys maar excessif hoog is, moet de Tee ook uitermaten goed wezen. De rechte kenders zullen zich die praatjes niet in de hand laaten duuwen, en ook niet half zo veel geraas maaken als ze al Tee van een hooge prys drinken; doch dezen vallen zo gek niet, dat ze daarom geen andere zouden meugen. Zy weeten wel dat de goedheid niet altijd in de hooge pryzen bestaat, en dat men 't met Tee van tusschen | |
[pagina 64]
| |
de tien en twintig guldens heel wel kan afzien. Maar die Saletjonkertjes met haar gepoeyerde paruiken, en dat jonge Jufferstuig, dat naeuwelijks weet wat het van dartelheid doen sal, en het lighaam gestadig in zo veel postuuren buigt, om 'er kwansuis een fraaye swier aan te geeven, dat men 'er af walgen moet; zulke potentaten, zeg ik, zijn die zotheid afgryselijk onderworpen, van alles te verachten 't geen tot een civile prys gekocht word, al waar het ook noch zo goed. Men zou 'er dan niet op konnen stoffen, en met zulk een gemaakte cierlijkheid weeten te spreeken van Tee van het eerste en twede pluksel, enz. Bloemerhart! als men deze Heeren en Juffers by malkander ziet, wat hebben ze 't drok! en wat valt 'er al te discoureeren wegens de koleur en d'andere eigenschappen van de Tee, en hoe menigmaal deze of geene trekt! Daar komt 'er een, die heeft gisteren by een der Grootsten van 't land op een Teetje geweest; maar dat was een orientaaltje! daar zag hy dat aangename wolkje op dryven, of immers hy beeldde het zich in. Heer! wat moet die borst een hemelsche vreugd genooten hebben, toen hy de wolken zo dicht by hem had. Een ander heeft ook noch heel onlangs Tee gedronken, diergelijke in 't gantsche land niet; ja wel, de smaak leit hem noch zo vast op de tong, dat hy 'er t' elkens na snakt, | |
[pagina 65]
| |
gelijk een Boer die het Rotterdammer bier uit zijn knevels zuigt. Hy is gelukkig, die een beurt kan krygen en om zijn tong eens t' ontbinden; want deze Windbuilen maaken zulk een geraas onder malkander, dat 'er een eerlijk mensch, die het ongeluk heeft van zich in zodanig een gezelschap te vinden, het hoofd af zeer doet: en of die Zottebollen, die 'er de meestentijd af oordeelen als de blinden van de koleuren, noch niet genoeg konden rammelen, worden ze daar meesterlijk in geholpen door die dartele Pronkpoppen, welke zo veel weeten te vertellen wegens de deugden en eigenschappen van dit heerlijk kruid, dat 'er een Compagnie Franschen, de grootste snappers die 'er gevonden konnen worden, de broek by moet leggen, en dat met zulke vreemde gebaarden van hoofd en handen, dat hy t' eenemaal van zinnen beroofd moest wezen, die 'er hun zotheid niet uit af kost meeten. En de zulken zullen al mee een oordeel vellen over een zaak, daar meer opmerkings toe vereischt word, als men wel meent. Maar deze bezoeken, behalven dat 'er zulk een brooddronkenheid in de verkiezing der Tee betoond word, te weeten dat ze geen andere willen drinken als van een overmaatige hooge prys, brengen noch een ander gebrek mee, 't welk vry wat kostelijker valt, | |
[pagina 66]
| |
en daer de beurs niet weynig door krimpt, namentlyck dat de Juffertjes, als men Tee genoeg gedronken heeft, met konfituuren en alderhande delikatessen van banket geregaleerd moeten worden. En wat Minnaar is 'er, zo men anders de herssens maer recht in 't hoofd leggen, die de Meyd niet stilletjes een stuk geldts in de hand zal duiwen, om met abelheyd een schotel of drie van alderhande gentillessen op de tafel te doen verschynen? dat 's dan een borst, die verstaat sig het vryen, en die weet waar men de meisjes mee behaagen kan. Maar zeker, de Tee zou op dat fatsoen wel zo hoog komen te loopen, dat men ze ruim tegen goud zou konnen rekenen. Men heeft 'er ook al gezien, die zich door het gestadig frequenteeren van dusdanige Teebezoeken zo kaal gemaakt hebben, dat ze eindelyk genoodzaakt zyn geweest een gedeelte van hun goederen te verpanden, om dese kosten staande te houden met de hoop dat een goud huiwelyk het alles weer verzien zou; maer dewyl deze zaaken zeer onzeker gaan, hebben zy zich in hun rekening geweldig bedroogen gevonden. 'k Zou hier wel eenige staaltjes af te berde konnen brengen, en van lieden die genoegsaem inde wereld bekend zyn; doch gelyk het myn voornemen niet en is de eer van brave geslagten te beswalken, met de zotternyen van eenige lie- | |
[pagina 67]
| |
den te verhaalen, zal men daer een speldtje by steeken, en alleenlijk grosso medo zeggen wat 'er in dese gelegentheden omgaen. Na dat men dan lang genoeg met konfituuren en Banket eeten, en ondertusschen een glasje de ronde te laaten doen, toegebracht heeft, dan van een kaartje gesproken, en met lust aan 't werk gevallen, zonder te krakeelen; want dat sou voor al in zulk een zoet gezelschap niet passen, en een korselig hoofd zou dikwils het gantsche fondement van een goed huwelijk om ver stooten. En in deze gelegentheid valt 'er ook niet anders als schade te doen, en zich noch al vrolijk aan te stellen, even of men zich niet aan de koude klederen liet gaen, daar het hert ondertusschen by veelen wel anders gesteld is: want dewijl men niet altyd durft winnen, als men wel kan, om de gunst van de Juffers niet te verliezen, ziet het 'er dikwils vry slecht uyt, insonderheid zo het nachtwerck word, en dat de troeven wat schaars in de hand komen. Zyn dat niet schoone Teebezoeken? En moet men niet bekennen, dat men desen naam slechts gebruikt om tocht op tocht te debaucheren? want, gelijk alle de Teedrinkers wel weeten, de ronde word in deze zaak zo treffelijk waargenomen, als in eenige van de gantsche wereld: 't zyn doorgaans lieden van al te bezet een gemoet, als datze | |
[pagina 68]
| |
hier in manqueren zouden. 't Is te beklagen, dat dit kwaad zo zeer in wortelt, en dat een kruid, 't geen zo veel voortreffelijke deugden heeft, niet met een beter inzicht gebruikt word als om geen uuren, maar gantsche namiddagen, dikwils tot diep in de nacht toe, met debauches door te brengen. 'k Zonder de voormiddagen niet, uit gelijk ik in den aanvang daar genoeg af gesproken heb; maar ze konnen in geen comparatie komen, vermits de eetens tyd te kort op de hand schiet, en dat 'er ook dan noch geen gelegentheid en is om te dobbelen en te spelen: want niet alleenlijk gaat dit onder de jonge lieden in swang, maar ook onder de geenen van een bejaarde ouderdom: en ik heb verscheidene gezelschappen bygewoond, daar al zo treffelijke verkeerd en getiktakt wierd, als of men in de kroeg had gezeten. Zeker, een loffelyk tydverdryf voor mannen van verstand, gelijk ik 'er veele van de zulke onder heb gevonden, die wel beter gedaan zouden hebben, dat zy hun tyd met een eerlijk discours doorgebracht hadden, daar ze ten anderen bekwaam genoeg toe waaren. Maar deze ongeregeltheden worden doorgaans veroorzaakt door dat men in dusdanige gezelschappen niet zo haast eenige kopjes Tee geslurpt heeft, of men valt met alle geweld aan 't Rynsche Wyn drinken, en aan 't pogchen | |
[pagina 69]
| |
en snorken wegens de delikaatheyd van deze en geene Wijnen. Sta vast dan, zo den Hospes van den ouden hond in zijn kelder heeft, want men weet van geen ding minder, als van scheiden. Hier hebje dan den breeden Raad vergaderd; die heeft een Hogchemer tot zynent, daar men een Burgemeester mee zou mogen trakteren, zo eel is ze; een ander stoft op een Wijn van 68. daar die van de Doelen zo veel by heeft als of het maar France was, dese heeft' er een van 36. ryxdaalders, daar hy nog onderdaags een treffelijke compagnie op genood had, die altemaal bekenden, dat ze in de gantsche Stad geen beter wisten te vinden; kort om, een ieder snoeft om 't zeerst, en die zijn Wijn niet ten duursten betaald heeft, kan geen plaats in dit gezelschap vinden. En hier op, als de tong door het gestadig omgaan van den beker, want die mag voor al niet stil staen, wat losser is geworden als ze wel behoort te wezen, dan malkander uitnodigt, om de Wijn, daar men zo zeer op geroemd heeft, eens te komen proeven; en wee hem, wiens kelder maar sobertjes verzien is, want het zijn gemeenlijk gasten die een stoop of drie konnen stuwen: en aldus volgt d' eene debauche op d' andere. Ongelukkig die dan niet styf van lendenen is, om zulke swaare tochten te konnen verduuren: want men weet wel, dat niemand de minste wil wezen; en ondertus- | |
[pagina 70]
| |
schen komt een aarde pot lichtelijk tegen een yzere te breeken. O bederfelijk vermaak! Hoe meenig zijn 'er op dese manier geruineerd geworden? want daar ze te naauwer nood Fransche Wijn konnen betaalen, worden ze door de hoogmoed zo zeer geplaagd, om mee voor lieden van vermogen te passeeren, dat z' 'er allengskens alles by opzetten, en eindelijk hun geheelen ondergang vinden; daar de geene van grooter krachten (gelijk de wereld doch altyd meer tot het kwaade als tot het goede geneigd is) in de vuist om lagchen, even of ze een victorie op deze rampzaligen bevochten hadden. Doch om weder te keeren tot de Juffers, daar deze Rynsche vogt ons afgevoerd heeft, en daar wy noch zo niet konnen afscheiden, moeten wy een schets geeven van de vermaakelijkheden, daar ze zich mee bezig houden, als z' al buiten het gezicht der mannen zijn, en dat ze derhalven vryer uit de borst mogen spreeken; want om de woorden van de Kwakzalvers te gebruiken, een vrouw mag aan een Vrouw haar gebreken wel openbaren. Als deze lieve schepseltjes zich dan alleen vinden, (gelijk het honderd maalen gebeurd, dat ze zodanige bezoeken aanstellen, om met meerder vryheid te konnen lagchen en praaten) en dat ze een beetje pauseeren, ten einde de waterachtige dampen | |
[pagina 71]
| |
van de Tee met Muskaaten of andere aangenaame Wijn af te zetten, vervallen ze noch al tot andere ketteryen, en die men van deze zoetertjes of zottertjes naauwelijks zou konnen gelooven, te weeten tot Tabak te rooken, en aldus in het tijdtverdrijf der Mannen te treeden. Mogelijk zullen veele hier aan twijfelen, te weeten van zulke die in de wereldsche zaaken noch niet genoeg verlicht zijn, en die uit een zotte believing voor het vrouwelijk geslacht, en om dat deze diertjes zich zo ingetogen weeten te houden, niet gelooven konnen dat ze van zulke ongeregeltheden capabel zouden konnen wezen: maar het is een zo waarachtige zaak, dat' er een iegelijk zich t' eenemaal van verzekeren mag, en zo wel bekend by veelen die de groote wereld gezien hebben, dat ik honderden van getuigen hier toe zou konnen vinden, indien de zaak van zo groote aangelegenheid was om die, tot bevesting van mijn zeggen, te berde te moeten brengen. Zelfs hebben 'er die korte porcelijne pypen, die zo net gewerkt, en genoegsaam bekend zijn, dewijl ze van veelen in de Koffyhuizen gebruikt worden, den naam van gekreegen, als wordende Juffers pijpjes geheeten: en ze bedriegen zich, die zich inbeelden, dat 'er deze naam aan gegeven is om dat ze zo cierlijk en fraay zijn, gelijk het dan wel meer | |
[pagina 72]
| |
met het doopen van eenige dingen toegaat: de rechte oorzaak van de benaming is, om dat 'er de Juffers zich af dienen. En dat die kettery wat dieper wortelen wou schieten, ter Goude zou metter haast een stad van groot aanzien worden; en de pypemaakers mochten wel in karossen rijden, al zo wel als de Weevers van Haarlem, toen de Tulpezottery ons Holland zo deerlijk overstroomd had. 't Zou ook geen schade voor de Tabak-verkoopers wezen, en de Verinis zou 'er wel een beetje te meer om mogen gelden, die nu zeeker tot een vry sobere prijs verkocht word, en niet buyten reden; want ze word by veele Kooplieden zo jammerlijk vervalscht, dat ze niets als de naam behouden heeft. Maar om weer tot ons onderwerp te keeren, daar deze digressie ons by na van afgevoerd zou hebben: ik zeg dan, dat de Juffertjes, als ze onder haar meisjes zijn, en dat ze zich derhalven zo zeer niet behoeven te bedwingen (want de geveinsdheid is by dit geslacht zo groot, dat men in verscheidene gelegentheden het valsche te naauwer nood, en dikwils gantsch niet, van het waare weet t' onderscheiden) tot de kettery vervallen van Tabak te rooken, daar ze uitterlijk zulke doodvyandinnen af schynen te wezen, en daar ze de neus zo vies van weeten op te schorten, dat men hun misselijke gramassen naauwelijks zonder | |
[pagina 73]
| |
lagchen kan aanschouwen; en 't is al zo vergekomen, dat ze van de smaak, en alle des zelfs qualiteiten, weeten t' oordeelen, immers zo ze zich laaten voorstaan: want gelijk ik hier voor gezegt heb, de beste kenders, of die zich inbeelden zodanigen te wezen, laaten zich daar noch dikwils mee bedriegen. Dat die braave Thorius die de Lofzang van de Tabak geschreeven heeft, het hoofd noch eens mocht opbeuren, wat zou die fraaje Poëet zich in een vrolijkheid vinden, als hy zag, dat zijn kruid, 't geen hy zo heerlijk gepreezen heeft, zelfs al by de Juffers in gebruik is gekoomen! By de Juffers, zeg ik, die voor dezen een huwelijk gelaaten zouden hebben, enkelijk om geen andere oorzaak als om dat de Vryer Tabak rookte, en aan de welken zo menig een, eer hy het jawoord kon krijgen, heeft moeten belooven, dat hy dit achter wege zou laaten: maar dat was in vroeger tijden, eer het gebruik van dit kruid zo gemeen was geworden, en dat ze voor de bauchanten aangezien wierden die maar een pijp in de mond namen. De wereld is naderhand wijzer geworden, en die malle viesheid heeft by de meesten de schop al gekreegen. Doch wat moet die wijze potentaat van Amsterdam daar een hert zeer over hebben, als hy zulke dingen hoort, zo hy ze maar anders gelooft! die vroome borst die | |
[pagina 74]
| |
zo menig een blaauwe scheen geloopen heeft, die zijn verliefde gedachten op molenwieken zit te schrijven, en die door een treffelijke Redenering heeft trachten te bewijzen, dat een Tabakrooker zich tot zijn verdoemenis brengt; want dewijl hem de scherpte van de Tabak dorst veroorzaakt, roept hy om drinken, en dit niet krijgende, begint hy te duivelen en te sakkeren, ergo met groote schreden na de duisternissen toe. Alzo goed als dat argument van de Dronkaars:
Qui bene bibit, bene dormit;
Qui bene dormit, non peccat;
Qui non peccat, est beatus;
Ergo qui bene bibit, est beatus.
Nu die Vryer is al zo hoog tot zijn jaaren gekomen, en 't vryen hem in zijn jeugd zo kwalijk gelukt, dat het niet te vermoeden staat, dat hy aan dat touwetje zal trekken; en derhalven kan het hem niet veel scheelen, of de Juffers tot die kettery vervallen zijn of niet, of hy moest conscientieus halve zorg voor hun zaligheid willen draagen: doch van die kant mag hy zich vry gerust stellen; want dewijl 'er geen drank ter wereld den dorst zo wel lescht als de Tee, zullen 'er zo veel duiveltjes niet onder loopen, behalven dat die lieve schepselen zo ruuw niet in 't spreeken zijn als het manvolk, 't geen zich | |
[pagina 75]
| |
niet ontziet bywijlen de tong wat los en op een onbehoorlijke manier te roeren. Maer mijn yver vervoert my hier al weer, en op deze manier zou ik wel zo ver van de weg afdwaalen, dat ik eindelijk niet langer zou weeten waar ik af gesprooken had. 't Is dan van de Tabak, en van dat de Juffertjes al zo ver verligt zijn geworden dat ze die by gelegentheid ook gebruiken. Buiten twijfel, gelijk het gemeenlijk gebeurt als men zo by trappen gaat, zullen ze noch wel verder verlicht worden: want gelijk de Tee de hersenen scherper maakt, en bekwaamer om hun functien te verrichten, en dat ook de Tabak die eigenschap heeft, als men lichtelijk kan bespeuren uit die schoone concepten die men onder 't rooken van een pijp Tabak krijgt; wie weet waar ze dan noch niet wel bekwaam toe zullen worden! En gelukkige mannen zo ze de regering maar mogen blijven behouden, en dat de doeken niet eindelijk boven de broeken triumfeeren, daar ze al lang na gestaan hebben. Ondertusschen, gelijk het alle menschen niet gegeeven is even gaauw aan te neemen, en dat ook alle natuuren niet tot alle dingen even bekwaam zijn, vind men 'er onder deze zoetertjes, die de Tabak niet wel verdraagen konnen, of om dat hen door een redelijk lang gebruik d' oogen noch niet geopent zijn, | |
[pagina 76]
| |
of om dat 'er de constitutie der humeuren tegen strijd; en aan de zulken geeft men een mengelmoes van eenige daar toe geprepareerde kruiden, die een lieffelijke geur hebben, en zo scherp niet op de tong vallen als de Tabak doet, doch die bywijlen, als ze niet wel gekoozen worden, dit ongemak hebben, dat ze pijn in 't hoofd veroorzaaken: niettemin dat moet voor die tijd zo heen, en kan men geen zes pijpen rooken, men mag 'er maar drie neemen, men moet evenwel leeren, 't staat zo gezelschapachtig, en 't geeft zulk een fraajen aanleiding tot het vertellen van mooje historitjes, en van dagelijks voorvallende zaaken, te weeten onder haar soortsgelijken, dat 's te zeggen jonge lieden, dat dat 'er geen ding ter weereld is 't geen, voor zo veel deze qualiteit belangt, daar by haalen kan. De Mannen weeten dit wel by ondervinding; en men ziet 'er bywijlen zo druk in de praat, dat de pijp honderd maal werd opgesteeken, en eindelijk noch half vol uitgeblaazen word: zulk een vermaak vinden ze of in hun eigene welspreekendheid, of in het simpel verhaal van gepasseerde zaaken, of in het strijden en knibbelen over 's Lands interesten, enz. Wat moet men dan niet van het Vrouvolk verwachten, 't geen altijd zo zeer tot het praaten genegen is, en nergens grooter plaizier in schept? 'k verzeker u ook, | |
[pagina 77]
| |
zo 'er ooit in eenig Jufferlijk bezoek iemand veeren moet laaten, dat het in de dusdanigen is, en dat de mond daar al zo weinig rust vind als d' onrust van een horologie. d' Eene heeft haar vertelling naauwelijks half uit, of d' andere is al gereed om weer wat fraayers te berde te brengen. Niet een Bruid, niet een Bruidegom, of daar valt een ditje of een datje op te zeggen: en heeft 'er een het ongeluk van zich wat vroeger te hebben laaten handelen, als ze wel behoorde te doen, wat valt daar al een snappens af, en wat zal elk voorzichtiger wezen, als dat haer dit ongeval zou overkomen! en ondertusschen zijn 't de zodanigen gemeenlijk, die onzer aller eerste Moeder Eva slachten, en van de verboodene vrucht willen eeten, die hen ook dikwils zuur genoeg opbreekt, niet met het uitpuilen van een Adams appel, als de mannen ter plaatse van de strot draagen, maar met iets anders 't geen van vry grooter formaat, en van een stercker beweeging is. Om te doen zien, wat discoursjes gemeenlijk in diergelijke geselschappen gevoert worden, sou ik 'er hier wel eenige staaltjes af ter neer stellen, waar uit men lichtelijk van het overige zou konnen oordeelen; maar dewyl diergelijke vertellinkjes zo gemeen zijn, dat ze de kinderen op de straat wel weeten, en dat 'er gantsche boekjes af zijn geschreven, zou ik | |
[pagina 78]
| |
een overtollige moeite doen, en die ten anderen ook al wat belagchelijk zou wezen, vermits men my met recht te gemoet sou konnen voeren, dat zodanig een verhaal met de verhandeling van mijn onderwerp niets gemeen en heeft. 'k Zal ze derhalven liever achter wege laaten, en alleenlijk dit zeggen, dat de Juffertjes by zodanige gelegentheden spreeken volgens haar rechte geneigdheid, en dat 'er onder loopen die onbeschaamd genoeg vallen om alle dingen by de rechte naam te noemen. Men kan dan wel bezeffen, dat 'er vry wat gelagchen word; maar dat de zedigheid een groote neep krygt. De goeden behoeven zich dit echter niet aan te trekken: 't is van de zulken niet daar wy af spreeken, maar alleenlijk van de geenen die tot buitensporigheid vervallen, en die hun driften niet konnen bedwingen; een gebrek in het Vrouwelijk geslacht zo veel te grooter, dewyl de zedigheidt haar voornaamste cieraad is. Eindelijk, om een afscheid van dit haatelijk onderwerp te neemen, willen wy alle de geenen, die dit edel Kruid gebruiken, vermaand hebben, dat zy het alleenlijk daar toe nuttigen, waar toe het in de wereld gekomen is, te weeten om hun gezondheid te behouden; en niet om een klapschool te maaken, en den kostelijken tijd, die, eens verloopen zijnde, nimmermeer wedergekre- | |
[pagina 79]
| |
gen kan werden, te verwaarloosen. Zo 'er zijn, gelijk 'er in der daad maar al te veel worden gevonden, welke die dwaasheid hebben, men moet de zulken niet navolgen, maar zich met het rechte gebruik vernoegen; en wy verzekeren ons, dat zich niemandt het drinken van het Teewater zal wandanken, en dat men bevinden zal een beter en vaster gezondheid te genieten, als eenige andere drank kan geeven. |
|