I.K. Bonset
Over de zin der letterkunde
Bij het schrijven gaat het erom, dat een zin ‘vol’ is. Geladen. Vandaar het begrip: volzin. Nu kan de volzin op velerlei manieren geladen zijn. Begrippelijk, dit is met ideeën van velerlei aard; dichterlijk, indien de zin vol is van scheppende vinding; en zuiver letterkundig, wanneer door woorden zinsverschikking, hetzij begrippelijk of alogisch een nieuwe werkelijkheid een speciale vorm krijgt. Het spreekt vanzelf, dat de begrippelijk-geladen volzin voor de dichtkunst zonder zin is. De zinloze volzin daarentegen kan in de moderne dichtkunst zinvol zijn. Schrijven, als scheppen met en uit het woordmateriaal, is zuivere dichtkunst. Het nieuwe vers berust op de scheppende vinding, welke zonder absolute destructie van het begrip (en alles wat met de ordinaire rede verband houdt) en de syntaxis niet mogelijk is. Deze vernietiging van begrip en syntaxis brengt de opheffing van tijd en ruimte mede.
Werkelijk, de nieuwe dichtkunst is van deze redelijke indelingsfactoren van het menselijke bewustzijn volkomen bevrijd. Zij kent noch een naast elkaar, noch een na elkaar. Haar plastiek ligt in het ruimte- en tijdloze. Dit geldt echter alleen voor de nieuwe dichtkunst. Zij is a priori superdimensionaal, superreëel en contramorfistisch.
Zeer zeker waren in de zogenaamde ‘Tachtigers’ kleine aanzetjes hiertoe aanwezig, doch gelijktijdig waren, proportioneel genomen, enorme stukken echte poëzie in Frankrijk voorhanden (Ghil, Mallarmé, De Sade, De Lautréamont, enzovoort). De Tachtigers misten echter het ver-