Zangen van hoop(1919)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Eruit! Den buidel op! den stok ter hand! 'k stap als 'n vent die wegen kent den weg op! en het land! Het kind dat jankt op moeders schoot de ren rent rond en op den grond staat 'n bierpot en korst brood. Vooruit! vooruit de wereld in! jeremieer maar morgen! vandaag is 't wandeling, vooruit! schelden de schuldenaren je uit, de zonne kent geen zorgen. De kalvren springen in de wei, de lamm'ren en de schapen, en waar je rondkijkt, als 'n sprei, kun je de bloemen rapen. Heb ik mijn huisheer niet betaald mijn bakker niet gerekend dan word ik van mijn bed gehaald krijg 'n exploot beteekend. Toch lach ik om de zonne zoo en om die malle kippen, - die rijkaards met hun huis vol stroo - in 't veerenpralend hippen. 'k Heb nog 'n enkel lappen hemd, 'n ledig ledikant, maar 'k ben in zomer niet verwend en slaap aan wegenkant. [pagina 94] [p. 94] En jaagt de regen in mijn hals en druipt mijn kieltje uit, dan denk ik: 't droogt wel, wacht maar, als het zonnetje komt uit! Vooruit! Vooruit de wereld in! jeremieer maar morgen, vandaag is 't wandeling, vooruit! schelden de schuldenaren je uit, de zonne kent geen zorgen. Vorige Volgende