Zangen van hoop(1919)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Nu klimmen Nu klimmen de zangen der nacht; als 'n reus zal ik over je waken, je dekentje mollig en zacht aan je schoortje en oortjes dichtmaken. En wiegen je als je zoetkens kraait en met de kleine armpjes draait en kussen je als je zoetjes lacht en je vleien tot slapen ‘goenacht’. Moedertjes zijn als kleertjes zijn om 't kindeke te verwarmen, zij dekken 't zacht, zij houden het rein in de lieve moederarmen. Dat wiegt niet, dat wiegt niet op aarde geen schepsel of iet het kindekindkindje zoo teer zóó oogenglanslachend zoo zeer. Nu klimmen de zangen der nacht; als 'n reus zal ik over je waken, je dekentje mollig en zacht bij je schoortje en oortje dichtmaken. Je moeke is heen en die kan het niet doen, die is nu wat zeeën en hemelen zijn en zonnen, rondwentlend in eeuwigen schijn, in bloemen, en 't eeuwige groen. Vorige Volgende