Wat zang en melody(1910)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Zomer! Daar was wat lieflijks in de lucht wat blanks, wat lichts, 'n blij gerucht. Zomer! was het toen, Zomer! Zoo lieflijk kwam het meisje aan het blanke kleedje omgedaan wijl 't zomer was toen, Zomer! Zij droeg een witten veerenhoed en witte schoentjes aan haar voet toen 't zomer was, toen, Zomer! Als 'n duive wiegde, hipte zij, heur armen wuifden rank erbij hoe 't zomer was toen! Zomer! [pagina 11] [p. 11] En al de lucht en blijde zon Al 't bloembont dat maar bloeien kon in zomer van toen, Zomer! dat droeg zij om haar zachten mond dat glansde om haar slapen rond 'n zomer zelf! 'n Zomer! zij lachte witte tandjes bloot maakte karbonkels zonnig groot 'n zomer, volle Zomer! ----------- ....Als 't zonnig is en zomertij dan schijnt nog wel eens op in mij dat meisje, als een Zomer! Vorige Volgende