Wat zang en melody(1910)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Voor 't raam. Achter den bloemtuin zat er een meisken achter den bloemtuin hoog voor het raam. De stille weg was leeg geloopen; zij zat, de groote oogen open, te turen naar een musschenpaar, hoe die langs wingerd op en neer en langs de struiken heen en weer en door de hagen kropen. Haar fijne jakje was heel blank de polsen stutten 't hoofde, rank, de haren zwart als spreeuwenveeren lagen zacht langs de slapen neere. [pagina 9] [p. 9] De oogen - nachtezwarte landen waar avondvuren goud in brandden - Open en wijd, als wijde zee, Keken maar naar die musschen twee. Hoe die langs wingerd op en neer en langs de struiken heen en weer en door de hagen kropen. De stille straat was leeg geloopen, zij zat, de groote oogen open, Achter den bloemtuin, het bloemlijk meiske, Achter den bloemtuin hoog voor 't raam. Vorige Volgende