Wat zang en melody(1910)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Een guitig blond boerinneke. Een guitig blond boerinneke zat in de diligence ze had een kaasrond kinneke en oogen, parelglans. Koonen zoo rood als meiekers, tanden blank-gelijk als stalen pers. Had handen blank als boekweit-bloei en rank en slank als bremgegroei. Borsten zacht-glad lijfglooiend fijn, lijk duinvoet vat den zandweg-lijn. Heupen die gleden zacht-rond terneer zeewerings-glijdend omlaag in 't meer. [pagina 6] [p. 6] Dat guitig blond boerinneke van in de diligence met 't volle kaasrond kinneke en oogen parelglans. Die parel-oogen diep en klaar keken al maar voor zich lachten maar als werd ze niets gewaar. Maar o! dat duivelsch-leepe kind door duizend boeren, vast, bemind, dat lachte om dien stadsmeneer die schorkte rond haar op en neer, zoo lief en toch zoo schuchter dee zoo streelend keek en toch niets zee. [pagina 7] [p. 7] Toen is ze, ergens weggegaan ik dorst ze, ai! niet achteraan: nu blijft maar voor mij staan dat beeld met 't kaasrond kinneke met die parel oogenglans, dat schattig blond boerinneke van in de diligence. Vorige Volgende