Wat zang en melody(1910)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] I. Oolijke beeldjes [pagina 3] [p. 3] Het blanke zonnekindje. Het blanke zonnekindje zat achter 't vensterkijn om 't roomhalsje een lintje van rozig rood satijn. In 't haar een blanke roze ros op de gouden pracht, oogen doorlicht zonnesmaragd, in 't oor perels, teerbroze. Zij zat er zoet te droomen het blonde zonnekindje, - voelde niet het felle printje door mijn oog van haar genomen. [pagina 4] [p. 4] Maar als zij het wel zage dan bloosde ze vuurrood, en angstig als de dood liet zij het gordijn omlage. En ik stond er te turen naar 't blanke kindje fijn, boos, dat 'n gordijn in staat kon zijn zoo 't kindje weg te muren. Ik dacht nog lang aan 't kindje van achter 't vensterkijn met 't rozenroode lintje om 't blanke halsje fijn. Vorige Volgende