Jonge Mei(1924)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] De locomotiefstoker. Zwart gelijk de zwarte kolen zwarte kerel, krom gebukt, oogen uit twee zwarte holen en de kop op spa gedrukt. Zwarte greep van zwarte handen over zwarte spa tezaam, zie 'k u maat! in alle landen kerel, zonder naam of faam. Zie 'k u aan de zwarte kaden en uw zwarte snelmachien: aan elke knoop van wereldpaden heb ik uw zwart lijf gezien. Zwart de kop en zwart de klauwen en vol brand het zwarte oog, spaden die de koolen stouwen naar 'n stookgat, laag of hoog. [pagina 75] [p. 75] Zwart uw hooge sterke wezen voor bij u, de vurengloed als 'n goudvlam aan uw wezen, die gij koestert, die gij voedt. Die u blakert aan uw handen die uw oogen gouden laait die beguldt alle uw standen 'n sterrenregen om u waait. Gij vliegt zoo de wereld over mart 'n wijl, en vliegt weer voort, met u beest, dat nog bestoôvner naar uw hand en maatgift spoort. 't Staat te stampen 't staat te snuiven 't blaast en puft de lucht vol rook, achter al die wolkenkuiven bouwt 'n zwart station als spook. [pagina 76] [p. 76] Achter al die zwarte kolken klimmen huizen naar den dag klimmen daken naar de wolken klimmen wijken zonder lach van 'n bloembed, boomguirlande: alles zwart en zwart en zwart als uw oog maat, als uw handen, als uw beest zijn keel ontward. Zoo aan vele zwarte kaden met uw zwarte snelmachien, langs de vele wereldpaden heb 'k u zwart en zwart gezien. Vorige Volgende