Jonge Mei(1924)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] De zonnebruid. Kling! Kling! Kling! de blanke bel als 'n vuurzon aan haar hand staat ze breed, de schuitsmamsel, glijdt ze door het groene land. Hoog als uitgesneden staat ze op begulde bruine schuit, of er voor de wereld vaart ze, gouden, gouden, wordt geluid. ‘Kling! Kling! Kling wat bruggestoven met je zaniklange draaien opgedaan en doorgeschoven want de tijd gaat naar de haaien!’ ‘Bellen zal ik tot je hoofdje op komt steken uit 't zand waar je slaapt je kikkerstoofje met je strooppot in je hand.’ [pagina 69] [p. 69] Kling! Kling! Kling! de zonne wou wel die zong maar mee en lachte mee die bleef rond de schuitsmamsel wat ze neeg en wat ze dee. ‘Kling! Kling! Kling! mijn vroolijk bellen hoort gij kerels is voor mij, wil de wereld openstellen 't is nu zonne, zonnetij!’ Kling! Kling! Kling! gaat 't gouden luiden onder gouden zonnepoort, weiden zijn bebloemd als bruiden en de zonnebruid wil voort. Vorige Volgende