Jonge Mei(1924)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Beeldende liederen II [pagina 49] [p. 49] 't Brugje. Over 't blinkend stille water waarin groene wieren wonen, witte kanten, in de klater, en ijsblanke luchtpatronen. Ligt het brugje, 't geele oude, gladjes naar het dorp benee, 't baasje dat de wacht moet houden leeft ermee en woont ermee. 't Oude brugje staat parmantig of 't er altijd had gestaan fijn en sterk en kort en kantig tegen 't lager dorpje aan. 't Baasje aardt heel naar zijn brugje bei zien brons of bei zien geel alnaar dat het overluchtje geeft van storm of zon penseel. [pagina 50] [p. 50] Bei, dragen zij donkre nachten lijk hun jaren, om hun hoofd, bei, gebukt van regenmachten, bei van zonne mulv gestoofd. Als het oudje op de brug staat met zijn pijpske in zijn hand is 't of hij van 't hout niet vrij staat met het brugje 't alle kant. Meester van de wip en klakken meester van het putje geld! slechts zijn oortje te verlakken is hij meer nog op gesteld. Jaren ken ik ze er samen in dien Hollandsch groenen ring, ken ik ze, zoo zonder namen als 'n blijvend samending. 't Baasje en het blanke brugje 't brugje in de groene wei met 't torentje in 't rugje wei en huisjes rond, terzij.... Vorige Volgende