Jonge Mei(1924)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Ooyevaarsnest. In 't hooge riet in 't groene riet daar waren zwarte takken, daar zat 'n dikke zwarte ring, 'n groote dikke vingerling op 't jonge groen te plakken. Daar stond 'n vogel op een been, 'n groote witte vogel die kwekte en die kwakte wat, die boog naar wat, daarbinnen zat die klepte met zijn vlogel. [pagina 52] [p. 52] Zoo'n groote vent zoo'n lange vent! je weet 'm wel te noemen; hij zoekt zijn liefste tusschen gras en aan den zonnelichte plas, en tusschen lisse- bloemen. Die stond daar op dien zonnedag het windje was hem tegen: in zonne, op de wereld àl, in gulden, gouden stralenval, al glanzend neergezegen. [pagina 53] [p. 53] Daar blonk veel bloemenschoon en riet daar geurde gras en hondsviolen: wat in die dikke wingert zat dat bleef maar neer dat bleef maar plat in vingerling verscholen. In 't hooge riet in 't groene riet daar waren zwarte takken, daar zat 'n dikke zwarte ring, 'n groote dikke vingerling op 't jonge groen te plakken. Vorige Volgende