Jonge Mei(1924)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] De bleeke moeder. Dit is de Moeder van mijn Zoon, mijn Kind, mager en bleek en heupen breede, rank was zij steeds en fijn gelind, de oogen als topazen, stralend, zacht gezind, in jonge glans van Liefde ging ze en van Vrede. Haar borsten zijn verslonden in den dag, zij lijkt 'n oude moer met bleeke wangen over het bleeke voorhoofd sluikwijs hangen de haren dof en rul, eertijds 'n vlag van licht, en zijdefijn en rag. Ik beef zoo om de vloek van hare jonge dagen om 't stille knijpen van die smalle mond vroeger zoo rood, zoo lippenrood en rond, ik kan die oogenschaduw niet verdragen, dat oog dat kijkt als 'n oud dier gewond en afgemat en dof tot stervensvragen. 'n Jonge vrouw de moeder van mijn kind haar jaren telt ze nog maar als 'n baby weken, haar zonde, dat ze arm was, tot 'n kind gezind, [pagina 26] [p. 26] nu moet ze zwak worden en oud-verbleken; haar melk en krachten zuigt haar lieve kind, snelle spoeldraden moeten daglang gelijk-gestreken. De dagen zijn zoo lang mijn lieve moeder, de nachten zijn zoo kort en ongestaag, het kindje neemt bij nacht en dage graag het kindje dat geen naam heeft en geen hoeder en dat toch eet en drinkt uw borsten leeg alsof 't in 'smeesters huis het leven kreeg: 't weet niet, hoe bitter, hoe bitterduur gekocht wordt 't warme witte en lekkerzoete vocht. De bengel gaat, de korte nacht is om, wat houdt gij in uw boezelaar gevangen? 'n zwarte rakker, stralende oog en wangen hij heeft zijn warmt'en maal en zachtheid. Om uw schouders hangt hij als 'n wegend wicht, zooals 'n donkre vrucht aan bleekend blad, hij voelt de warmte graag en vleit zich, dicht. [pagina 27] [p. 27] De vuren branden en de stoelen weven berg hem maar en u zelve tot 't weder avond tot nachtdauw komt de hei en weide lavend en uitgebrand is 't godlijk zonneleven. Wat zijt ge bleek mijn vrouw, wat zijt ge oud, waar zijn uw heerlijk-jonge zachte oogen 'k hoor wel uw snikken, over 't kind gebogen en 'k zin of 't lichte uur van liefde u berouwd: mijn bleeke, slanke, de vader van uw kind die arm waart en verlangend, tot 'n kind gezind. Vorige Volgende