Gewijde liederen(1926)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Job De menschen, allen, hebben mij verlaten het huis is wankel 's voorraads kist is leeg, de wijze monden langs mij henen praten. Vergetelheid en stilte rond mij zeeg. En door de zonnetijden gaan uw uren over mijn hoofd dat ziek is en ontzet: de leege vensters in mijne oogen turen: het preêvlen blijft omwaren mij, van 't eigen zacht gebed. [pagina 60] [p. 60] Ik leg mijn dorre handen stil ineene ik prijs Jehova, zacht, Uw grooten naam, ik zocht mijn spijs langs akkeren en steenen, toch dank ik, dat ik stem mocht zijn, ter Uwer grooter faam. En 't grauwe hoofd leg ik op 't steenbed neer en druk tezaam mijn open grauwe wonden: ik dank! ik lofprijs U mijn Schepper, Heil en Heer dat ik U eeren mocht door al mijn zwartste stonden. Vorige Volgende