Gewijde liederen
(1926)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
Wet en Leven
Leven Wet:
dat is 't feest
van 't woordverschijnen,
eeuwig volgt het
eeuwig zingt het
loovend ééne naam,
de Zijne.
Wat uw ziel en hart
behoedde,
wat uw geest beleven mag,
wat verknauwend
in U bloedde,
wat uw droomenoog
blij zag
Alles vindt zijn wet
en regel,
alles vindt zijn woord en
plaats.
Liefde, misdaad, valsch geraas,
heeft zijn vlam
die het ontzegel.
| |
[pagina 26]
| |
Loone u God
dat Hij u spare
dat Hij u houde
in Zijn woord
dat hij u houde
in Zijn schare
dat hij u gaf
dit goud akkoord.
Dat Hij Zijn wet
u wilde geven
als 'n gouden keten
om uw schoor,
dat Hij versiert
uw gang en leven
en dat gij blinkt
en glanst erdoor.
Vreugd van 't Woord
en vreugd der Wet
Kinders doet de bellen
rinken,
danst uw vreugd
en lacht en zet
uw keeltje luid
dat 't loflied
klinke!
|
|