Een bonte vlucht(1911)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Werkeloosheid. De zwarte rook der duistere fabriek dwarrelt niet haar warre warreling omhoog, geloken is het diepe en goud en roode oog en't zware zwarte hek staat vast, met ketens piek aan piek. De snelle toeterboot ligt stom aan stille ka de lier staat stil gemuurd en al de raders zwijgen, geen kar die afgaat, geen erhenen tijgen, de ka is kaal en dood, dood is van dek tot ra. In stille groepen staan aan achterstraten de sterke mannen, ruig en goor gebaard, holle oogen diep in magere gelaten. In hun kotten hoog, onttakeld en verlaten wordt klacht aan klacht en zucht aan zucht gepaard, daar laait een sterke wil, naar recht, tot wraak, tot haten! Vorige Volgende