Een bonte vlucht(1911)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] De Russische maaiers. De avond om de mannen brandde rood en korengoud dat gloeide om hun leden, de maaiers moegewerkt met langzaam treden liepen hun schaduw na, die zwart en groot voor hen hun banen liep. - In 't land was oproer, moord en brand ging rond, de werkers vochten om een beter leven, de werkers vochten om een vrijer wrochten naar hart en levenswil, en stonden vast en stoer. - Toen kroop een maat vanuit een schovenhoop en gaf bericht hen, strijd-oproeppapieren [pagina 80] [p. 80] zij stonden, lazen, zetten zich met vieren de zeisen rug aan rug, om de gouden schovenhoop. Zij lazen en zij gloeiden diep van binnen en in hun harten zong het hen zoo blij: ‘het volk werd sterker steeds, het volk dat won, werd vrij!’ Zij lazen ademloos als een brief van heerlijk minnen. Plots klonk geknetter, 'n helle knal weerklonk, een gouden vlam vloog dol voorbij hun oogen, een rist van gouden vlammen schreven bogen en een van hen, het hoofd voorover, zonk. Het bloed ontberstte wellend zijne slapen: zij sprongen op als opgeschrikte wolven zich wanend rustig voor gevaar bedolven in 't donkre hol, en plots voor 't oog ontwaren een gloeiend vlijmend wapen. [pagina 81] [p. 81] De zeisen werden groot in hunne handen, zij drongen dicht opeen als golven doen wen die tezaam, opeen, een branding wild bewoên, de monden sloten zich en de oogen spanden. Soldaten naderden met wild gekrijsch een wilde woede helde de gezichten en uit de wapens spoten stralen lichten, en dichter kwamen zij, sloten een dichte kreits. Zoo maaiden zij bij dag het gulden koren als zij toen maaiden door de mannen heen, bij rijen mannen maaiden zij ineen en nieuwe rijen gingen zij inboren. Het bloed was rood aan hunne kromme zwaarden en rood het hout dat het te zwaaien had, de grond werd bloed en zoop zich zat en 't spatte om hen rond, waar hunne zeisen waarden. [pagina 82] [p. 82] Ten avond in het donker zijn zij strak gevallen in de doorschoten hoofden, groot de oogen, licht, de handen vastgegroeid om de polshouten dicht, en om hen neergemaaide honderdtallen Vorige Volgende