Een bonte vlucht(1911)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Het werk. Met honderd gaan zij door den nacht, de huizen stom in zwarte vacht, de straten doodgelegen stil, alleen een ijzig vreemd geril van vleermuisvlerken, ergens wijd omhoog een schelle nachtuil krijt. De zwarte poort staat als een kluis een eeuwig zwart gesloten huis, de hooge muren stijgen zwart heel hoog tot in het hemelhart, en zij, als torren langs den grond naar nest, kruipen erheen uit rond. [pagina 70] [p. 70] De zwarte poort knarst op een kier en kermt als barensklagend dier, als slaven in een rij gereid worden zij voor s' meesters knecht geleid, in elk paar handen wordt gelezen wat hunnen taak, voor dag zal wezen. Het licht springt uit! de vuren vlammen, als helsch gewoel van bloed'ge zwammen de riemen, gaan nu om en neer en vallen, stijgen, vallen weer; de slingers hun gekrijt uitstooten 'lijk beesten deerlijk opgesloten. De kleine pitten branden rood, en sluwend, sluipend, zwart en groot loopen schaduwen langs zoldering; dan staat een wijde dwergenkring aan rad en vuur zwaar te gebaren wien felle oogen scherp bestaren. Vorige Volgende