Een bonte vlucht(1911)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Moedjik. Wij hebben gewerkt en gewroet en gewrocht toen 't zon was, en al onze dagen, nu werken wij niet wij versmachten. De Heer nam ons vee en ons koren uit huis, en stuurde zijn geldknecht om zilver ons thuis, wij gaven, wij gaven, wij gaven tot 't laatst, wij hebben niet meer wij versmachten. Toen kwam de kozak en die vroeg onzen zoon, wij gaven hen alle, hij beloofde ons loon, eilaas het kwam niet, wij versmachten. [pagina 72] [p. 72] Het land om het dorpje ligt eindloos en leeg de buitenweg dood, geen man-stap, geen beweeg, wij zitten in huis staren dof voor ons heen preêven ‘vadertje wij versmachten.’ Op de deel ligt de ploeg en de zeis bij elkaar, wij zitten maar stille en staren ernaar, de ploeg wil niet kerven het zanddrooge land de zeis waart niet rond er: en de stal aan den kant ligt gebroken en zonder geluid; de zeug en het schaap en de hond is eruit wij aten ze lang, toen de honger begon, nu is leeg de kelder, het vat en de ton.... wij kunnen niet meer wij versmachten. De kleinen zijn lang naar den Hemel gegaan, de ouden liggen tegen het kerkje aan, [pagina 73] [p. 73] de vrouwen die dragen geen melk meer in borst en koorts brandt door 't lijf ons, verschroeiende dorst, wij kunnen niet meer wij versmachten. De dragers die sperren met dooden den weg de doodsklok zwijgt niet, en zijn weenend gezeg klinkt maar uit, schreit maar uit, immer voort.... De pest en zijn broeder kwam binnen de poort, en zwart en vol haat was hun woedende greep, zij worgden en keelden bij tallen, een sleep gaat met hen, gaat mee door de poort: wij kunnen niet meer wij versmachten. Wij hebben gewerkt en gewroet en gewrocht toen 't zon was en ál onze dagen, Nu werken wij niet meer de landweg ligt leeg de buitenweg dood, [pagina 74] [p. 74] geen manstap, geen beweeg, wij zitten in huis staren dof voor ons heen, preêven ‘Vadertje wij versmachten’! Vorige Volgende