Een bonte vlucht(1911)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Donker en nacht. [pagina 29] [p. 29] Gure avond. De grauwgeploegde velden liggen zwart, de dicht begroeide boomen schijnen dof, de hemel 'n grauwe nevel ver, en wart met leeg gestruik en rietdak van een hof. De koude late vogels tsjilpen in haar gaten en witte meeuwen scheeren heen en weer ringsom de molenwiek, die met gereëe maten de naakte armen wentelt op en neer. De laatste ploeger in elkaar en moe, sloft bukkend naar zijn huis in 't dorpje ver, en overal stilaan, gaan deur en luiken toe. Nu gaat de wereld dood en dekt zich moe, onder de eerste bleeke zilverster, met zwart van avond stil en ruischloos toe. Vorige Volgende