Een bonte vlucht(1911)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] De pomp. Domp-domp zoo zong het pompke domp-domp zoo zong het pompke in 't grauwe winterhout. Door 't meiske, jonge meiske, werd telkens op een wijske de twengel neergedouwd. Zij zong van hooge Graven, van Jonkvrouwen, zoo brave, zoo lieflijk en zoo mooi. Zij maalde schoon, met woorden, 't kleed, 't hermelijn-geboorde, de gouden ketentooi. [pagina 15] [p. 15] Zij maalde met haar tale de galerijen, zalen, en rijke slotenpracht. Het drinken en het vechten 't elkaars wallen slechten; zong 't liedje van de wacht. Domp-domp zong mee het pompke domp-domp zong mee het pompke in 't grauwe winterhout. Een spreeuw kwam neergevlogen een meeuw zat hoog te oogen en 't zonnetje scheen goud. Vorige Volgende