Een bonte vlucht (1911)

Een bonte vlucht

(1911)–S. Bonn– rechtenstatus

Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende



[pagina 9]
De koehoedster. De koe die schurkte laag haar kop de gouden zonne scheen erop en op het zwart en witte vel en op de lichtglanzende bel, die rinkte, die rinkte zoo fijn. Het dorp was naar de mis gegaan; het meisje liep maar zoetjes aan door 't groene pad langs 't korenland en voerde 't koetje aan haar hand. Het koetje trad maar lijzig aan en liet de belle al maar gaan, die rinkte, die rinkte zoo fijn.
[pagina 10]
Zoo blauw als ver de lucht, omhoog, was 't jurkje en 't droomwijde oog, en goud als zon en koren glom lag 't wilde haar heur hoofde om, en bruin tot donkerbrons gebrand was 't rond gezicht en voet en hand. Het dorp was naar de mis gegaan; het meiske liep maar zoetjes aan door 't groene pad langs 't korenland en voerde 't koetje aan haar hand. Het koetje trad maar lijzig aan en liet de belle al maar gaan die rinkte, die rinkte zoo fijn.

Vorige Volgende