Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3
(1820)–Lodewijk Napoleon Bonaparte– Auteursrechtvrij
[pagina 307]
| |
Aanteekeningen en
| |
No. 1.De volgende werken ondernomen, vervolgd of voleindigd: 1. Het droogmaken van 10,000 morgen lands te Nieuwkoop en te Zevenhuizen bij Amsterdam, hetwelk in 1810 werd begonnen en met vlijt werd voortgezet, niettegenstaande den hagchelijken toestand des lands. | |
1807.2. Het kanaal te Katwijk en de twee zeesluizen, welke voltooid werden, onaangezien de uiterste schaarschheid van gelden: dit werk werd in 1804 begonnen. | |
1806.3. De verhooging van den Slaperdijk digt bij Amsterdam. | |
1807, 1808, 1809.4. De dijk in de nabijheid der stad Edam, wel- | |
[pagina 308]
| |
ke Noord-Holland tegen de zee beveiligt, in eene lengte van 364 Hollandsche roeden. | |
1808.5. Het bestraten van den weg van den Haag tot aan Haarlem. | |
1808, 1809.6. Het bestraten van den weg van Utrecht tot het Loo, eene lengte van veertien uren, hetwelk in twee jaren tijds voltooid werd. | |
1808.7. In Zeeland werd het in 1808 overstroomde land drooggemaakt, alsmede het dorp Kruiningen, en eene menigte schoone landhoeven, waardoor de polder is ontstaan, welke, door de Zeeuwen, Lodewijks-polder, ter eere van den Koning, genoemd wordt. | |
1808, 1809.8. De verhooging van al de dijken in de Zeeuwsche eilanden, een werk, dat in twee jaren tijds voltooid werd. | |
1808, 1809.9. De verhooging der dijken in Groningen, de vervanging van het houte paalwerk door groote steenen, als eene beveiliging tegen de woede en de onstuimigheid der zee. | |
1808.10. De aangewonnen stijkgronden op het eiland | |
[pagina 309]
| |
Rozenburg werden bedijkt, zoo ook in 1809 die van het eiland Overstakkée. | |
1809.11. De gemeenschap tusschen de stad Amsterdam en het Haarlemmer Meer geopend, door middel van de groote sluis aan den Overtoom. | |
1809.12. In de nabijheid van Gorinchem werden de schaden door de overstrooming van 1809 hersteld en eenen zeer belangrijken nieuwen dijk aangelegd. | |
1810.13. Om de verschrikkelijke overstroomingen, waarmede Holland bedreigd wordt, wanneer de rivieren met ijs bezet zijn, te voorkomen, gaf de Koning bevel om een gedeelte der dijken van den Rijn bij den aanvang van den IJssel te verlagen, ten einde daardoor liet water dier rivieren eenen vrijen loop te geven over de landen, die langs de oevers van den IJssel liggen, welk water zich alsdan in de Zuiderzee ontlast, waardoor den Rijn minder gevaar loopt van tot zulk eene hoogte te zwellen, om de provincie Holland te overstroomen. Men weet niet of dit werk, dat alreeds begonnen was, is voltooid geworden. | |
1810.14. De bedijking van een aangewonnen stuk | |
[pagina 310]
| |
lands, hetwelk de eilanden Zuid-Beveland, Wolphaartsdijk en Oost-Beveland vereenigt. | |
1810.15. Een kanaal in de hooge veengronden, in eenen wijduitgestrekten grond, gegraven, van de stad Hasselt in Overijssel, tot binnen in het land. | |
1810.16. Een kanaal en eene sluis, gemaakt tusschen de stad Zwol en den IJssel. | |
1810.17. Het kanaal aan den steenenhoek, door den Koning in de nabijheid van Gorinchem bevolen. | |
1810.18. De groote zeesluis te Muiden drooggemaakt en geheel hernieuwd. | |
1810.19. Eene wet voor de beste rigting der dijken en werken, en wegens de betaling der daartoe betrekkelijke onkosten. Dezelve houdt in, dat er voor elk dijk-arrondissement een bijzonder bestuur zal zijn, om te waken, dat al de bijzondere administratien haren pligt vervullen. |
|