| |
Nota van den Minister van Buitenlandsche
Zaken aan Mijnheer den Baron de roëll,
Minister van Buitenlandsche Zaken van Holland.
‘De ondergeteekende, Minister van Buitenlandsche Zaken van Frankrijk, is gelast van aan Zijne Excellentie, den Heere Baron de roëll, Minister van Buitenlandsche Zaken van Holland, de bepalingen te kennen te geven, waartoe de toestand van Europa Zijne keizerlijke en konink- | |
| |
lijke Majesteit verpligten. Wanneer deze bepalingen van dien aard zijn, dat dezelve tegen den wensch van Holland mogten inloopen, zal dit, zonder twijfel, den Keizer leed doen, daar hij dezelve niet dan met tegenzin moet nemen, doch het onverbiddelijk noodlot, dat alles in deze wereld regelt, en hetwelk wil, dat de menschen door de gebeurtenisten worden medegesleept, verpligt Zijne Majesteit, om met eenen vasten tred die maatregelen te volgen, waarvan hem de noodzakelijkheid zoo klaarblijkelijk bewezen is, zonder zich in het minst, door tusschenkomende omstandigheden van een ander belang, daarvan terug te laten brengen.’
‘Toen Zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit eenen van derzelver broeders op den troon van Holland plaatste, konde dezelve niet voorzien, dat Engeland immer het grondstelsel van eenen eeuwigdurenden oorlog openlijk zoude hebben durven proclameren, en dat het, om dezen oorlog te kunnen volhouden, de grondbeginselen, die het bevel van den Raad van November 1807 hebben voorgeschreven, tot grondslag van deszelfs gedrochtelijke wetgeving zoude aannemen. Tot aan dien tijd werd, zonder twijfel, deszelfs regt op de zee door Frankrijk bestreden en door onzijdige Mogendheden verworpen. Doch Engeland sloot toen nog niet alle zeevaart uit en liet nog eene soort van onafhankelijkheid aan de Zeemogendheden over. Er was toen weinig kwaads
| |
| |
voor de algemeene zaak in gelegen, dat Holland met Engeland handel dreef, hetzij door de tusschenkomst van anderen, hetzij door zich van hunne vlaggen, te bedienen. Marseille, Bourdeaux en Antwerpen genoten hetzelfde voorregt. Engeland moest toen nog Amerika, Rusland, Pruissen, Zweden, en Denemarken ontzien, en deze natiën vormden eerne soort van verband tusschen de volken, welke door de zee vaneen gescheiden worden.’
‘De vierde coalitie heeft dezen staat van zaken vernietigd, het was Engeland gelukt Rusland, Pruissen en Zweden tegen Frankrijk de wapenen te doen opvatten, het was toen niet meer verpligt diezelfde omzigtigheid in het oog te houden, en toen misbruik makende van woorden en zaken, deed het zijne vordering gelden om alle regten der onzijdigen te doen zwijgen, door middel van een enkel decreet van blokkade. De Keizer is daardoor genoodzaakt geworden, om gebruik te maken van het regt van wedervergelding. En bij deszelfs intrede in Berlijn heeft hij op de blokkade van Frankrijk geantwoord door eene verklaring van blokkade der Britsche eilanden. De onzijdigen, en voornamelijk de Amerikanen, vroegen opheldering wegens dezen maatregel, en men antwoordde aan dezelven, dat, daar het ongerijmde stelsel van eenen geheelen Staat te blokkeren eene ongeoorloofde overheersching was, de Keizer zich zoude bepalen,
| |
| |
om den Engelschen handel op het vaste land te beperken en te verhinderen, de onzijdige vlag op zee zoude geëerbiedigd worden, dat zijne oorlogschepen noch kapers de zeevaart der onzijdige Mogendheden hinderlijk zouden zijn, en dat het decreet niet anders dan op het vaste land zoude gehandhaafd worden, doch de uitvoering daarvan, die het noodzakelijk maakte om de havens van Holland voor den Engelschen handel te sluiten, hinderde de belangen des koophandels van het Hollandsche volk en deszelfs oude gewoonten; dit was de eerste bron der geheime tegenkanting, die tusschen Frankrijk en Holland begon te ontstaan. Van dien oogenblik zag Zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit met leedwezen, dat de Koning van Holland zich weldra in eenen tweestrijd zoude bevinden met de pligten, die hij aan den keizerlijken troon verschuldigd is en den handelgeest van de Hollandsche natie. Ondertusschen oefende Zijne Majesteit geduld en sloot de oogen, daar hij van de weldaden der gebeurtenissen eene of andere gunstige tusschenkomende zaak verwachtte, die zijnen broeder uit dezen onaangenamen toestand zoude kunnen redden.’
‘Middelerwijl had de vrede van Tilsit plaats. De Keizer van Rusland, verontwaardigd zoowel wegens den hoon, door de Engelschen, zijne vlag aangedaan, terwijl hij voor hen den oorlog voerde, als wegens den afschuwelijken aanval op
| |
| |
Koppenhage, maakte nu met Frankrijk eene gemeene zaak.’
‘Frankrijk hoopte nu, dat Engeland eindelijk zoude zien hoe nutteloos het was dezen worstelstrijd langer te doen voortduren, en dat hetzelve in schikkingen zoude willen treden; doch deze hoop werd weldra verijdeld. Engeland, even als of de expeditie op Koppenhage hetzelve alle schaamte ontnomen had, en alle terughouding deed ophouden, ontsluijerde toen zijne oogmerken en maakte deszelfs bevel van den Raad van November 1807 bekend; eene willekeurige en gewelddadige acte, die geheel Europa heeft verontwaardigd. Door deze acte regelde Engeland welke koopwaren de schepen van onzijdige natiën zoude mogen vervoeren; het lag dezelve de verpligting op, om deszelfs havens aan te doen, alvorens zich naar hunne bestemming te begeven, en onderwierp dezelve aan het betalen van eene belasting. Op deze wijze maakte het zich meester van de algemeene zeevaart, zonder eene eenige Zeemogendheid als onafhankelijk te erkennen, het maakte zich alle volken cijnsbaar, onderwierp hen aan zijne wetten, door hun niet te vergunnen handel te drijven, dan tot deszelfs voordeel en zijne inkomsten te vestigen op de nijverheid der natiën en de voortbrengsels van hun grondgebied, en verklaarde zich alleen heerscher op de zee, waarover het beschikte, zoo als elk Gouvernement beschikt over de rivieren,
| |
| |
die door zijn eigen land stroomen. Op het beschouwen van zulk eene wetgeving, die niet anders was dan het proclameren van eene algemeene souvereiniteit, en die het regtsgebied van het Engelsch Parlement over den ganschen aardbol uitstrekte, gevoelde de Keizer, dat hij verpligt was, om tot een uiterste te komen, en dat hij alles in het werk moest stellen, veeleer dan te dulden, dat de geheele wereld zich onder een aan dezelve opgelegd juk zoude moeten krommen. Hij nam dus, te Milaan zijnde, een besluit, hetwelk de schepen, die de door Engeland opgelegde belasting betaalden, als gedenationaliseerd verklaarde. De Amerikanen, zich bedreigd ziende van op nieuw onder het Engelsche juk gebragt te zullen worden en hunne zoo roemrijk verkregene onafhankelijkheid te zullen verliezen, legden een algemeen embargo op al hunne schepen zagen van alle zeevaart en koophandel af, en offerden aldus hunne tegenwoordige belangen op aan hetgeen het belang van alle tijden is - de handhaving hunner onafhankelijkheid.’
‘De goede gevolgen van deze groote maatregelen hingen bovenal af van derzelver uitvoering in Holland, dan Holland integendeel zettede hetzelve hinderpalen in den weg, het bleef voortgaan met deszelfs handel op Engeland. Alle klagten van Frankrijk te dezen opzigte waren zonder vrucht. Zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit
| |
| |
zag zich gedwongen, om zijne toevlugt te nemen tot gestrenge maatregelen, die deszelfs ontevredenheid bewezen. Tweemalen zijn de Fransche douanes voor Holland gesloten geworden, in dezen oogenblik zelven zijn zij gesloten, zoodat Holland geene de minste wettige gemeenschap met de volken van het vaste land heeft, en de Keizer heeft besloten, om zijne tolkantoren op de grenzen niet weder te zullen openen voor dat de omstandigheden veranderd zijn, want in waarheid, dit zoude even zoo goed zijn, als dat men dezelven voor den Engelschen handel opende. De Hollandsche natie, wel verre van het patriotismus van Amerika te volgen, schijnt in al deze omstandigheden alleen geleid geweest te zijn door het ellendig belang des koophandels.’
‘Van eene andere zijde ziet Frankrijk Holland zonder eenige middelen om den oorlog te voeren en bijna buiten staat tot deszelfs eigen verdediging. Het heeft geene vloot. De zestien schepen, welke het moest hebben, liggen onttakeld; het is zonder veerkracht. Bij de laatste expeditie van Engeland was de belangrijke stad Veere noch geproviandeerd, noch gewapend, en heeft geenen den minsten wederstand geboden. De zoo zeer belangrijke post het fort Bath, waarvan de gevolgen van zoo vele gebeurtenissen konden afhangen, is verlaten geworden zes uren voor dat de vijandelijke voorposten hetzelve naderden. Zonder leger, zonder douanes, men zoude zelfs kunnen zeggen zonder vrienden of bondgenooten, zijn
| |
| |
de Hollanders niets anders dan eene vereeniging van kooplieden, bezield door het belang van hunnen handel, en aldus eene rijke, nuttige en eerbiedwaardige compagnieschap uitmakende, doch geene natie.’
‘Zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit wenscht den vrede met Engeland. Dezelve heeft te Tilsit pogingen gedaan, om daartoe te komen, doch dezelve waren zonder vrucht, en die, welke de Keizer te Erfurt met deszelfs bondgenoot, den Keizer van Rusland, beraamde, hebben geen beter gevolg gehad. De oorlog zal dus van langen duur zijn, dewijl alle pogingen, om tot den vrede te komen, nutteloos zijn geweest. De voorslag zelf, om Commissarissen naar Morlaix te zenden, ter onderhandeling over het uitwisselen van krijgsgevangenen, is, hoezeer door Engeland zelven gedaan, zonder gevolg gebleven, toen men begon te vreezen, dat dezelve toenadering zoude kunnen veroorzaken. Engeland, dat zich bij deszelfs bevel van November 1807 de algemeene heerschappij aanmatigt, en het stelsel van eenen eeuwigdurenden oorlog heeft aangenomen, heeft alles verbroken. Wanneer dus de verandering, die onlangs in het Engelsch Ministerie heeft plaats gehad, geene verandering in de grondbeginselen van Engeland te weeg brengt, hetgeen zeer gemakkelijk te ontdekken zal zijn door middel van de aanspraken, die bij het nieuwe Parlement gedaan zullen worden, wanneer hetzelve blijft voortgaan met in het stelsel van eenen eeuwigdurenden
| |
| |
oorlog en de algemeene heerschappij te volharden, en het bevel van den Raad te blijven handhaven. Dan is de ondergeteekende gelast, om aan het Hollandsch Ministerie en aan de Hollandsche natie te verklaren, dat de tegenwoordige toestand van Holland onovereenkomstig is met de omstandigheden, waarin het nieuwe stelsel, door Engeland aangenomen, Frankrijk en het gansche vaste land gebragt hebben. Dien ten gevolge heeft zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit zich voorgenomen:
1o. ‘Om den Prins van zijn bloed, dien hij op den troon van Holland geplaatst heeft, tot zich terug te roepen. De eerste pligten van eenen Franschen Prins, die in de erfopvolgende linie van de Franschen kroon geplaatst is, moeten aan deze kroon gewijd zijn. Alle andere pligten moeten zwijgen, wanneer zij tegenstrijdig aan dezen zijn. De eerste pligten van elken Franschman, in welke omstandigheden het lot hem ook geplaatst heeft, behooren aan zijn vaderland geheiligd te zijn.’
2o. ‘Om al de uitgangen van Holland en al deszelfs havens door Fransche troepen te doen bezetten, even zoo als dezelve bezet zijn geweest sedert de overwinning van dat land in 1794, tot op den oogenblik, dat Zijne Majesteit alles had gedacht overeen te brengen door den Hollandschen troon daar te stellen.’
3o. ‘Om alle middelen in het werk te stellen, zonder zich door eene eenige overweging daarvan
| |
| |
terug te doen houden, om Holland in het stelsel van het vaste land te doen treden en om deszelfs havens en kusten eens vooral te ontrukken aan die administratie, die de havens van Holland tot de voornaamste bewaarplaatsen van Engeland, en de meeste Hollandsche kooplieden tot begunstigers en agenten van den Engelschen koophandel, hebben gemaakt.’
(Geteekend) De Hertog van Cadore.
Parijs, den 24sten Januarij 1810.
De oogenblik, dat het huwelijk des Keizers zoude voltrokken worden, naderde. Men drong den Koning van alle zijden en op alle wijzen; men trok, zoo te zeggen, den kring van popilius om hem, door hem het traktaat vari den 16den Maart ter ratificatie aan te bieden. Deze acte, die veeleer eene capitulatie was, werd door den Keizer opgegeven, door verhuell geteekend, en voorwaardelijk door den Koning geratisiceerd, die er deze woorden bijvoegde: Zoo veel als mogelijk. Zie hier den inhoud:
1o. ‘Tot dat het Britsche Gouvernement op eene plegtige wijze zal hebben afgezien van de bepalingen, begrepen in het bevel van den Raad van het jaar 1807, is alle handel, hoe ook genaamd, tusschen de Engelsche en Hollandsche havens verboden. Wanneer er licences kunnen afgeven worden, zullen alleen die, welke in
| |
| |
naam van den Keizer worden verleend, kunnen gelden.’
2o ‘Een corps troepen van achttien duizend man, waaronder drie duizend man kavallerie, en bestaande uit zes duizend Franschen en twaalf duizend Hollanders zal geplaatst worden aan al de monden der rivieren, benevens ambtenaren van de Fransche douanes, om te waken voor de nakoming van het voorgaande artikel.’
3o ‘Deze troepen zullen onderhouden, gevoed en gekleed worden door het Hollandsche Gouvernement.’
4o ‘Elk schip, hetwelk in overtreding van het eerste artikel, op de kust van Holland, door een Fransch oorlogschip of kaper genomen wordt, zal voor goeden prijs verklaard worden. In geval van twijfeling zal daaromtrent niet dan door Zijne Majesteit den Keizer kunnen beslist worden.’
5o ‘De bepalingen, in de bovenstaande artikelen vervat, zullen ingetrokken worden, zoodra Engeland op eene plegtige wijze, het bevel van den Raad van 1807 zal hebben ingetrokken, en van dien oogenblik af aan zullen de Fransche troepen Holland verlaten, en hetzelve het genot laten van deszelfs volkomene onafhankelijkheid.’
6o ‘Daar het een constitutioneel grondbeginsel in Frankrijk is, dat de Thalweg van den Rijn de grensscheiding van het Fransche keizerrijk is, en daar de werven van Antwerpen geheel openliggen en gevaar loopen wegens de tegenwoordige
| |
| |
grensscheiding der beide Staten. Staat Zijne Majesteit de Koning van Holland aan Zijne Majesteit den Keizer van Frankrijk en Koning van Italie af: Hollandsch Braband, geheel Zeeland, daaronder begrepen het eiland Schouwen en het gedeelte van Gelderland, dat aan den linkeroever van den Waal ligt, zoodat de grensscheiding tusschen Frankrijk en Holland voortaan zal wezen, den Thalweg van het fort de Schenken, en latende ter linkerzijde liggen: Nijmegen, Bommel, Woudrichem, vervolgens de voornaamste arm van de Merwede, die zich in het Biesbosch uitstort, waardoor de linie van grensscheiding zal loopen, zoo als het Hollandsch Diep en het Volkerak, en naar zee loopende over Bieningen of Grevelingen, het eiland Schouwen ter linkerzijde latende liggen.’
7o. ‘Al de provincien, door het voorgaande artikel afgestaan, zullen vrij zijn van alle schulden, die niet voor derzelver bijzonder belang zijn aangegaan, door derzelver administratie zijn goedgekeurd en op derzelver grondgebied zijn gevestigd.’
8o. ‘Zijne Majesteit de Koning van Holland, om mede te werken met de magt van het Fransche keizerrijk, zal een eskader van negen oorlogschepen en zes fregatten, gewapend, bemand en voor zes maanden geproviandeerd ter reede hebben; dit eskader zal gereed zijn om uit te zeilen tegen den 1sten Julij aanstaande, alsmede eene flotille van honderd kanoneerbooten of an- | |
| |
dere oorlogsvaartuigen. Deze magt zal steeds onderhouden worden en gedurende al den tijd, dien den oorlog duurt, ter beschikking gereed liggen.’
9o. ‘De inkomsten van de afgestane provinciën zullen aan Holland behooren, tot op den dag der uitwisseling der ratificatiën van dit traktaat. Tot aan dien oogenblik zal de Koning van Holland in al de kosten van derzelver administratie moeten voorzien.’
10o. ‘Alle koopmanschappen, op Amerikaansche schepen aangebragt, en sedert den 1sten Januarij 1809 in Holland ingevoerd, zullen onder sequestratie gelegd worden en aan Frankrijk toebehooren, om daarover naar mate van de omstandigheden en volgens de staatkundige betrekkingen met de Vereenigde Staten te beschikken.’
11o. ‘Alle koopwaren van Engelsch fabriek zijn in Holland verboden.’
12o. ‘Er zullen maatregelen van Politie genomen worden, om de Assuradeurs van sluikgoederen, sluikhandelaars en hunne handlangers gade te slaan en te doen arresteren. Met een woord, het Hollandsch Gouvernement verbindt zich om den sluikhandel te vernietigen.’
13o. ‘Geen magazijn van goederen, die in Frankrijk verboden zijn, zal kunnen worden opgerigt binnen eenen omtrek van vier mijlen, van de linie der Fransche douanes, en in geval van overtreding, zal zoodanig een magazijn in beslag kun- | |
| |
nen worden genomen, al ware het ook op het Hollandsch grondgebied.’
14. ‘Ten gevolge der bepalingen hier boven gemaakt, en gedurende al den tijd dien dezelve in werking zullen zijn, zal zijne Majesteit het decreet van verbod, hetwelk de tolhuizen op de grenzen tusschen Frankrijk en Holland sluit, opheffen.’
15. ‘Vol vertrouwen op de wijze, hoedanig de verbindtenissen bij dit traktaat bepaald zullen worden nagekomen, waarborgt Zijne Majesteit den Keizer en Koning de onschendbaarheid der Hollandsche bezittingen, zoodanig als dezelve in gevolge dit traktaat moeten zijn.’
16. ‘Dit tractaat zal geratificeerd moeten zijn, en de ratificatien te Parijs worden uitgewisseld, binnen een tijdverloop van veertien dagen of zoo veel eer als mogelijk zal zijn.’
‘Gedaan te Parijs, den 16den Maart 1810.’
Men vergunne den schrijver van dit boek een weinig adem te halen na zulk eene acte, en om voor eenen oogenblik zijne aandacht van de Hollandsche zaken af te wenden.
Zweden had den vrede gesloten met Frankrijk; dezelve werd geteekend den 6den Januarij, door den Hertog van Cadore van de Fransche zijde, en door den Baron van Assen van de zijde der Zweden. Dit rijk nam het stelsel van het vaste land, volgens de bepaalde grondbeginselen aan. Zweedsch Pommeren
| |
| |
en het eiland Rugen werden aan hetzelve teruggegeven, met uitzondering der donatien door den Keizer op de domeinen en de inkomsten van dat land geschonken.
Den 7den Januarij kwam de nieuwe Kroonprins van Zweden, christiaan van augustenburg, aldaar aan, en den 24sten van die zelfde maand deed hij met eene groote pracht den eed van getrouwheid en gehoorzaamheid aan Koning karel de XIII.
Na de batalje van Occana hadden de zaken in Spanje eene goede wending voor de Franschen genomen. De Junta derzelver zaak in eenen slechten toestand ziende, voorzag in de schaarschte van derzelver geldmiddelen, door zich meester te maken van al het zilver uit de kerken, dat niet geheel onmisbaar voor den dienst was; zij deed eene gedwongene geldleening van de helft van het bewerkt goud en zilver der inwoners, zij lag eene buitengewone belasting op alle klassen van den Staat, schafte alle onnoodige ambten af, naar mate zij openvielen. Zij opende eene geldleenlng van zes millioenen Spaansche daalders in Spanje, en van veertig millioenen in Amerika; zij lag eene belasting op de rijtuigen en andere transportmiddelen, zij vergrootte haar leger met honderd duizend man, liet honderd duizend pieken en honderd duizend ponjaards vervaardigen enz.
Het Fransche hoofdkwartier was in de helft van Januarij te Carolina, op de grenzen van Andaluzie. Op den 20sten van dezelfde maand trokken zij over Sierra Morena, en verstrooiden de overblijfselen
| |
| |
der bij occana geslagene Spaansche armée. De Junta van Seville stelde zich in veiligheid op het eiland Leon.
Ceuta, eene belangrijke stad in Afrika, werd aan de Engelschen overgeleverd. Saën en Cordua werden door de Franschen bezet. Koning joseph was den 24sten Januarij te Andujar en den 27sten te Cordua.
Grenada opende hare poorten voor den Generaal sebastiani. Op den 1sten Februarij trokken de Franschen Seville binnen, Koning joseph bevond zich aan hun hoofd. De adelaars en de vaandels, die in 1808 op de corpsen van den Generaal vedel genomen waren, werden hem teruggegeven. Mallaga werd op den 5den Februarij, na een levendig gevecht, hetwelk in de stad hernieuwd werd, door de Franschen bezet. Tarisa en Algesiras werden door victor bezet, en het hoofdkwartier van Koning joseph werd naar Xeres verlegd.
|
|