Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1
(1820)–Lodewijk Napoleon Bonaparte– Auteursrechtvrij
[pagina 266]
| |
Aanteekeningen en bijvoegsels.No. 1.De geschiedenis du Sac de Rome werd in de zestiende eeuw door jakob bonaparte, een' Toskaanschen edelman, geschreven; van dezelve worden nog hier en daar afschriften gevonden. Het volgende is een uittreksel van het voorberigt, zoo als hetzelve in het exemplaar, dat wij voor ons hebben, gevonden wordtGa naar voetnoot(*). ‘De familie der buonapartes, van St. Miniato al Tedesco, is eene der aanzienlijksten, niet alleen binnen deze stad, maar ook door geheel Etrurie. Toen St. Miniato eene republiek uit- | |
[pagina 267]
| |
maakte, was dezelve eene dier geslachten, welke zich gestadig in het bezit der hoogste waardigheden gesteld zagen. Dezelve werd onder de edelste en magtigste huizen gerekend, en bekleedde, volgens het getuigenis der historieschrijvers, den eersten rang in de oorlogen tegen de Florentijnen. Historiekundigen en allen, die maar eenigzins met onze archiven bekend zijn, weten, dat deze familie in Florence de hoogste eerbewijzen genoot, en eene der voornaamste familien binnen die stad was; zoodat er geen ander bewijs van het aanzien derzelve vereischt wordt.’ ‘In de bijzondere archiven van dit doorluchtig geslacht, heb ik het eigen handschrift der belangrijke geschiedenis gevonden, welke ik u thans aanbiede. Jakob, de Schrijver dezer geschiede- | |
[pagina 268]
| |
denis, leefde, in het jaar 1527, aan het hof van Rome. Ik heb uit andere onuitgegevene werken van dien Schrijver, die met veel smaak en geleerdheid zijn opgesteld, kunnen opmaken, dat hij een zeer geleerd edelman was, en vele wereldkennis bezat. Deze familie heeft altoos zeer beroemde mannen in het vak der letteren opgeleverd, gelijk blijkt uit de geschiedenis der universiteit van Pisa, door den beroemden Professor stephano fabrucci vervaardigd, en in de verzameling Calogerani gedrukt. Groote lof wordt daarin aan onderscheidene beroemde letterkundigen, die achtereenvolgende in dat geslacht bloeiden, met name aan nicolaas buonaparte toegezwaaid, die, volgens de getuigenis van chesio, in zijne verklaringen, het eerst de beoefening der regtsgeleerdheid, op de universiteit van Pisa heeft ingevoerd.’ | |
[pagina 269]
| |
‘Wij moeten niet vergeten het volgende grafschrift, op eene pragtige marmeren tafel, in de kerk van St. Francesco di St. Miniato, gegraveerd:
‘Clarissimo suae aetatis et patriae viro Joanni, Jacobi, Muccii de Bonaparte, qui obiit anno MCCCCXXXXI die XXV Septembris. Nicolaus de Bonaparte apostolicae camerae clericus fecit genetori benemerenti et posteris.’
‘Dat is:
“Aan Jan Jakob, Mucci de Bonaparte, de aanzienlijkste man van zijn' tijd en die des vaderlands, overleden in het jaar 1441, den 25sten September. Nicolaas bonaparte, Klerk der Apostolische kamer, wijdde dit gedenkteeken zijnen weldadigen vader en der nakomelingschap toe.” | |
[pagina 270]
| |
‘Dit gedenkteeken leert ons, dat deze nicolaas buonaparte, en andere doorluchtige Prelaten uit dat doorluchtig geslacht, alsmede de Schrijver dezer geschiedenis in Rome bijzonder gezien waren. Behalve dat hij onderscheidene ambten en waardigheden bekleedde, had jakob bonaparte de | |
[pagina 271]
| |
eer, den vertrouweling en boezemvriend der familie orsini te zijn, bij welke hij zich gedurende zijn verblijf in Rome pleegde op te houden. Hij heeft de bijzonderheden, welke deze geschiedenis bevat, dag voor dag opgeteekend, en zulks met eene voorzigtigheid, behoedzaamheid en waar- | |
[pagina 272]
| |
heidsliefde, welke men niet ligt in eenen anderen Schrijver zal aantreffen, enz. enz.’ ‘Van deze zelfde familie hebben zich eenige leden te Sarzana, onder het gebied van Genua, nedergezet. De neef van Paus nicolaas V, die van dáár geboortig was, was gehuwd met gio- | |
[pagina 273]
| |
vanna buonaparte, welks afbeeldsel zich, toen maria louiza Koningin van Etrurie was, in de galerij van Florence bevond, en door deze Vorstin aan den Keizer napoleon werd gezonden. Het volgende is een uittreksel van een Italiaansch werk, in het jaar 1787 te Venetie uitgegeven, en hetwelk wij thans voor ons hebbenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 274]
| |
‘Istoria de Cavalieri Gaudenti di T. Dom. Maria Federici di Trevigi, 4o. Venezia, 1787.’ ‘De familie van de buonapartes, welke zeer oud en van eenen goeden adel is, was in het jaar 1272 te Treviso gevestigd.’ | |
[pagina 275]
| |
‘Reeds in de vroegste eeuwen wordt van deze familie melding gemaakt. Men weet, dat nordius of nordelius bonaparte, na, gedurende een jaar, Podestaat van Parma te zijn geweest, het kruis der orde van Gaudenti, tot eene belooning, op het einde zijner regering ontving.’ | |
[pagina 276]
| |
‘Deze orde te Toulouse, in 1229 onder de benaming van krijgslieden van jezus christus ingesteld, werd vervolgens in 1233 Italie voortgeplant en te Parma gevestigd. Bijna geheel uitgestorven werd zij, op den 25sten Maart 1261, te Boulogne hersteld. Het was toen dat dezelve van inrigting veranderde, en dat de leden der orde den naam van Ridders van Maria Glorioso aannamen, en gewoonlijk Gavalieri Gaudenti genaamd werden. Hun doel was de ketterijen en den woekerhandel te bestrijden en de regten der kerk te verdedigen. Hunne kleeding bestond in een wit onderkleed en eenen zwarten mantel, waarop een kruis stond. Om Ridder te worden, moest men van adel, rijk en deugdzaam wezen. De Graven van montmorenci, levis, chartres, mauléon, boulogne, clermont, | |
[pagina 277]
| |
vendôme, couci, courtenay, enz. waren Ridders van deze orde.’ ‘De oude kronijk dezer stad, door muratori uitgegeven (Rer. It. Scr. t. 9. p. 786), zegt het volgende van hem: In het jaar 1272 werd D. nordius bonaparte van Treviso Podestaat van Parma, en op het einde zijner regering, Ridder der orde van Gaudenti. - Tot zijnent teruggekeerd, werd nordius een der grootste voortplanters van deze orde in de Marca Trevigiana, benevens corradino de piombino. En aangezien hij een man van veel krediet was, werd hij, in het jaar 1283, door zijn vaderland, tot deszelfs gevolmagtigde benoemd, ten einde het plegtig traktaat tusschen Treviso en Belluno mede te sluiten; hij had reeds blijken van zijne kundigheid aan den dag gelegd, toen hij, in 1267, benevens filippo bocaseino, tot het bijleggen van een ander geschil benoemd werd.’ ‘In het jaar 1285 werd n. bonaparte door de steden Treviso, Feltre en Belluno tot scheidsman benoemd, wegens de aanspraak welke ieder dezer steden beweerde op het opgeheven bisdom van Oderzo en de kerk van Mussolente te hebben; eene aanspraak, welke het volk van Treviso zoo veel onrust en banbliksems baarde.’ ‘Hij was niet alleen met de publieke zaken belast, maar zijn krediet en het aanzien hetwelk hij genoot, waren oorzaken, dat hij menigmaal ter afdoening van bijzondere omstandigheden werd benoemd. Wij vinden hem als regter in de zoo | |
[pagina 278]
| |
veel gerucht makende zaak betrekkelijk de nalatenschap van gabrielo da camino in 1264. Men vindt hem ook als getuige in het testament van pietro calza, in het jaar 1280, enz. Het aanzien, waarin hij in publieke en bijzondere zaken verkeerde, genoot hij ook in de Ridder-orde, tot welke hij behoorde. In 1288 was hij reeds Syndicus, bouwde eene kerk, en onderhield klooster-ridders, (Conventical Knights) en Priesters. In het volgende jaar 1289, werd hij tot Procureur-Generaal bevorderd, en in deze hoedanigheid, nam hij bezit van de goederen der orde, op den 10 Julij. Nordius bonaparte stichtte een hospitaal voor zieken, benevens eene kerk, op zijne kosten, op eenen kleinen afstand van Treviso, buiten de St. Thomaspoort gelegen, waarover hij het bestuur aan de Ridders van San Giacopo della Spata opdroeg, die naderhand in hetzelve, door zijnen kleinzoon oderico bonaparte, in het jaar 1342, werden bevestigd. De familie van bonaparte behield nogtans haar regt van patronaatschap over deze kerk en over dit hospitaal. Nordius bonaparte werd in het jaar 1290, in deze kerk begraven, want het oude doodenregister der kerk van St. Nicolo de Trevigi bevat dit artikel: Op den 3den April 1290, stierf de Ridder nordius de bonaparte, Ridder der welgelukzalige maagd marta, begraven in de kerk van St. Giacopo della Spata; hij heeft deze hospitaalkerk doen stichten. De naam der echtgenoote van nordius was marmagna; zij bezat | |
[pagina 279]
| |
een landgoed, hetwelk tusschen het klooster van St. Maria Novella di Trevigi, de rivier Silére, den grooten weg en de molen-plaats was gelegen. Zij verkocht dit landgoed vervolgens in 1290 aan de Ridders Gaudenti, gelijk zulks bij het verkoop-kontrakt blijkt.’ ‘Bonsembiante bonaparte was even zoo beroemd als zijn broeder en een Ridder gelijk hij; en hij was de kollega zijnes broeders in de zaak der Prinsen van Camino, in het jaar 1264. In 1279 voegde hij zich bij het eedverbond tusschen het volk van Padua, Vicenza en Treviso, en bevredigde de muitelingen te Padua. Hij deed aanzienlijke geschenken aan het hospitaal van Treviso, alwaar zijn uiterste wil word bewaard. Volgens het reeds aangehaalde doodregister, stierf hij den 10den Junij 1308, en werd begraven in de kerk der Jakobijnen te Treviso, alwaar ook de graven van bijna al de leden zijner familie gevonden worden. Zijne woonplaats was in de straat van St. Andreas, alwaar ook zijn broeder woonde, dewijl in het verkoopkontrakt van Martagna, hier boven vermeld, gezegd wordt: gedaan te Treviso, in de wijk (of straat) St. Andreas, in de galerij van den Ridder bonsembiante bonaparte.’ ‘Bonsembiante was gehuwd met elica, dochter van costantino del pero, de doorluchtigste familie in Treviso, en de weldoenster der Dominikanen.’ ‘In de stad Bologna, in de kerk van Santa Egi- | |
[pagina 280]
| |
dia of Santa Maria Solare, vindt men het ligchaam van den gelukzaligen bonaparte met dit Latijnsch opschrift:
‘Arca Bonapartis corpus tenet ista beati: ‘Multos sanavit, se sanctum esse probavit.
Dat is:
‘Deze lijkbus bevat het graf van den gelukzaligen bonaparte; hij genas veel menschen, en bewees daardoor heilig te zijnGa naar voetnoot(*).’
‘Peter, bonaparte, de zoon van den bovengemelden nordius, speelde eene groote rol in de geschiedenis van Treviso. Bijgestaan door de Azzoni en de Beroaldi van Treviso, vernietigde hij in 1312 de tirannij, welke ricciardo en guerellone, Prinsen van Camino, over zijn vaderland uitoefenden. Het is daarom, dat de buonapartes, behalve het kasteel van St. Zénon, van de Trevisanen het uitsluitend regt ontvingen, om zoo binnen als buiten de stad de wapens te mogen dragen. Na den val der caminesi, verbond zich peter bonaparte met de scaligeri, Heeren van Verona, en werd Podestaat van Padua. Peter liet twee zonen na, waarvan de eene, oderico geheeten, de testamentaire maatregelen | |
[pagina 281]
| |
van zijn' grootvader, ten opzigte der Ridders van St. Giacopo della Spata, gelijk hierboven gezegd is, ten uitvoer bragt; en de andere zoon, servadius bonaparte, die in 1352 tot Prior der orde van de Gaudenti werd verkoren, gelijk uit het volgende artikel blijkt: In den naam van christus, Amen. De Edelen van den eersten rang hebben aan den Kapitein en Podestaat van Treviso voorgesteld, de Ridder servadius de bonaparte, door hen tot derzelver Prior verkozen, verzoekende, dat hij, overeenkomstig de gewoonte, als zoodanig bevestigd mogt worden. De Podestaat, zoowel als de Grootmeester der orde, hebben hem terstond openlijk bevestigd. Hij leefde lang, te midden der onlusten en oorlogen, en stierf in het jaar 1397.’ |
|