Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 91]
| |
Stem: O nacht, jaloerze nacht.DE stralen van u glans verduysteren de stralen
Op u gezonden van't naaukeurichste GEZICHT.
Wie ziet V, en wie zal al ziende niet verdwalen?
Geen menschen-oog verdraacht een Hemels Zonne-licht.
2. U schelle keel, gehuwt aan't dertel spel der snaren,
Trekt yder, door het OOR de Ziel schier 'tLighaam uit,
Zy dobbert in een Zee van wonderlijke baren,
Wanneer u vingers slaan de toonen van u luit.
3. Den Adem, die gy blaast uit onbesmette Lippen,
RVIKT lieffelijker, als een Roosje inde Lent.
Indien mijn Zieltje dacht haar Leger-plaats t'ontslippen,
Het keerde daar deur weer, en zocht hier nimmer endt.
4. Ach Kusjes zuiker-zoet, gegeven of genomen,
| |
[pagina 92]
| |
Hoe SMAAKT gy niet alleen de tonge, maar ook 'thert.
Den drank der Goden, uit den Hemel af-gekomen,
Is smaakeloos by 'tgeen in u gevonden wert.
5. Maar 't VOELEN steekts de prijs van 't paaltjen af met reden,
En maakt zich pluimen van den overwonnen buit.
Wie telt het tal van al d'ontalb're zoetigheden?
'tGEZICHT, GEHOOR, den RUVK de SMAAK 'tGEVOEL heeft uit.
FINIS. N.v.A. Leef in Liefde. |
|