Delfs Cupidoos schighje(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] [Philander most laest over Zee] Stemme: Soo ghy ô Cloris, &c. PHilander most laest over Zee, En vlieden van zijn Herderinne, Doch door het Minne, Van zijn Galathe, En VVonde van een diepen Schicht, Uyten Pijl-koocker van het kleyne wicht, Geschooten in zijn Hert, Most keeren door de smert. 2. Weer tot zijn eygen Herts geneucht, Om 't koutste van zijn Ziel 't ontvoncken Want door het loncken, Van haer lieve Jeucht Hy strack zijn brandent Hert verkoelt, Maer weer weer een nieuw geprickel in hem voelt, Want Venus metter yl Schoot weer een nieuwe Pijl. 3. En den Springh-ader vande lust, [pagina 27] [p. 27] Ontstack strack door het hittich branden, Dies hy de stranden: Vande soete Rust, Sijns Nimphies altijt volgen moet, Hoe wel hy smaeckte noch het bitter soet, Van hare woorden straf, Die sy tot noch toe gaf. 4. O Galathea waerste pant, Waerom doet ghy hem dese smerte, Denckt dat zijn Herte, Door de Min verbrant, Want doen hy laestmael was ontbloot, En dat hy derven most u eerbaer Root, Soo was het dat zijn Jeucht, Vergingh in ongeneucht. Aensiet de Wil. FINIS. Vorige Volgende